N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
In de weken nadat Poetin zijn oorlog begon in Oekraïne, inmiddels iets meer dan een jaar geleden, klonk er in Europese en Amerikaanse commentaren naast eensluidende afschuw over de Russische inval soms ook voorzichtige hoop door. Hoop over een opleving van de idealen van het liberalisme. De oorlog maakte namelijk niet alleen duidelijk dat vrijheid en democratie niet vanzelfsprekend zijn, maar ook dat mensen bereid zijn om ervoor te vechten.
Toegegeven, vooralsnog zijn het alleen de Oekraïners die het echte vechten voor hun rekening nemen. Niettemin blijken ook westerse bondgenoten er een hoge prijs voor over te hebben om Oekraïne te laten winnen, of toch in ieder geval om Poetin te laten verliezen. Die prijs betalen ze in de vorm van flinke bijdragen uit de staatskas, ladingen militair materieel, hoge energieprijzen, en inflatie.
In een poging zich te verzekeren van onze bereidheid om deze kosten te blijven lijden, neemt ook premier Rutte grote woorden in de mond. Als „democratie en vrijheid worden aangevallen, komt het erop aan”, zo sprak hij ons toe in een opiniestuk in NRC. Op het spel staat niets minder dan „onze manier van leven”.
Het voelt onwennig om zulke zware teksten te horen van de man die zich er jarenlang op liet voorstaan noch een besliste visie, noch een uitgesproken ideologie te bezitten. Je zou Ruttes nieuwe taal kunnen zien als een teken van vooruitgang, al is de aanleiding nog zo wrang: door de oorlog in Oekraïne herinnert onze premier zich weer een liberaal te zijn. En Rutte is niet de enige die zo’n opfrisser wel kan gebruiken. In tijden waarin autoritaire regimes zoals die van Poetin en Xi Jinping wereldwijd aan invloed lijken te winnen ten koste van ‘onze’ liberale democratieën, zou het voor ons allemaal goed zijn om weer meer doordrongen te raken van de waarde van het liberalisme.
Verschillende types liberalisme
Maar waarop doelen we eigenlijk, als we het hebben over ‘liberalisme’? Als we er zo’n hoge prijs voor moeten betalen, kunnen we daar maar beter eens wat helderheid in scheppen.
In de kern draait het liberalisme om de overtuiging dat elke persoon de grootst mogelijke vrijheid zou moeten hebben om zijn of haar leven naar eigen inzicht vorm te geven, voor zover die te verenigen is met eenzelfde vrijheid voor anderen. Liberalen verschillen echter met elkaar van mening over zowel het filosofische fundament als de praktische implicaties van die overtuiging.
Judith Shklar, bij leven (1928-1992) politiek filosoof aan de universiteit van Harvard, maakte ooit onderscheid tussen verschillende types liberalisme. Binnen het ‘natuurrechtenliberalisme’ wordt de liberale staatsinrichting, waarin de overheid de individuele rechten van burgers beschermt, gezien als de aardse vervulling van een ideale, mogelijk zelfs door God gegeven orde. Het ‘liberalisme van de persoonlijke ontwikkeling’, daarentegen, beschouwt vrijheid als een voorwaarde voor individuele en maatschappelijke vooruitgang.
Het voorkomen van gruwelen
Shklar zelf geeft de voorkeur aan een derde vorm van het liberalisme, die ze „the liberalism of fear” noemt: het liberalisme van de angst. Terwijl de andere twee soorten liberalisme zijn georiënteerd op een positief ideaal – de verwezenlijking van natuurlijke rechten, of de vervulling van menselijk potentieel – concentreert het liberalisme van de angst zich op het voorkomen van gruwelen zoals we die gedurende de geschiedenis van de mensheid maar al te vaak hebben gezien. Slavernij, imperialisme, militarisme, fascisme en dictatoriaal communisme zijn extreme vormen daarvan, maar ook marteling hoort in het rijtje thuis, en angst zaaien als controlemechanisme. Hoewel mensen elkaar op individueel niveau ook geweld aan kunnen doen, zijn het historisch gezien bovenal overheden geweest die zulke verschrikkingen hebben voortgebracht. De focus van Shklars liberalisme ligt bij het afwenden van herhaling van die bekende ellende. Het liberalisme van de angst leunt dus niet zozeer op hoop, als wel op herinnering.
Net als andere liberalen zien aanhangers van het liberalisme van de angst een noodzakelijke rol voor de staat. Die moet ervoor zorgen dat burgers elkaar onderling niets aandoen. Tegelijkertijd zijn liberalen in Shklars traditie zich er permanent van bewust dat de staat zijn overweldigende macht ook ten kwade kan inzetten. Daarom stellen ze nooit onvoorwaardelijk vertrouwen in de overheid, zullen ze de machtsmiddelen die de staat tot zijn beschikking heeft altijd willen beperken, en zijn ze erop gebrand dat er voortdurend een grens wordt getrokken tussen het publieke en het privédomein. In het publieke domein mag de staat in naam van het algemeen belang van alles van ons vragen; in het privédomein heeft de staat in principe niks te zoeken en mogen we in vrijheid onze eigen keuzes maken.
Als alleen radicaal-rechts zich opwindt over toenemende surveillance, zullen mensen met zorgen over vrijheden in de armen van demagogen worden gedreven
Het nuchtere liberalisme van Shklar lijkt goed te passen in de wereld van vandaag de dag. Meer utopische vormen van het liberalisme, gericht op de verwezenlijking van een ideale morele orde of menselijke essentie, waren misschien op hun plek aan het eind van de vorige eeuw, toen sommigen meenden dat het staatsmodel van de liberale democratie voorgoed op zijn rivalen had gezegevierd. Maar dertig jaar later, nu Rusland en China hun spierballen rollen en wereldwijd steeds meer landen steeds minder democratisch worden, mogen we al blij zijn als we kunnen voorkomen dat staten burgers nog meer wreedheden aandoen.
Met het oog op alle rampspoed die autoritaire regimes momenteel over de wereld uitstorten, zou je dan ook verwachten dat men in landen die wél nog doorgaan voor liberaal nu juist extra scherp is op de waarborging van vrijheid door begrenzing van de staatsmacht.
Lees ook: Hoog tijd voor zelfbeheersing, leert Fukuyama ons over het liberalisme
Begrenzen van staatsmacht
Toch lijkt het daar niet op. Eerder ziet het ernaar uit dat overheden ook in Nederland en elders in Europa steeds minder tegenmacht dulden, en de grens tussen het publieke domein en de privésfeer steeds verder oprekken. Klimaatactivisten worden al voorafgaand aan een protestactie gearresteerd. De politie verzamelt op grote schaal persoonsgegevens van demonstranten en hun familieleden. Geheime diensten blijven maar vragen om ruimere bevoegdheden om te hacken en af te tappen. In de strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme wil de staat banken toestaan om alle transacties boven de honderd euro in een centrale database te monitoren. Bij de EU werkt men aan een Europese Digitale Identiteit waarin verscheidene belangrijke persoonsgegevens van burgers bij elkaar worden gebracht, een plan dat volgens experts ingrijpende implicaties kan hebben voor onze vrijheid.
De gang van zaken rondom dat laatste plan toont bovendien dat we in Nederland als het gaat om het begrenzen van de staatsmacht lang niet altijd kunnen rekenen op politici en partijen die zich tooien met het predicaat ‘liberaal’. Het was Alexandra van Huffelen, staatssecretaris namens D66, die haar handtekening zette onder het voorstel voor de Europese Digitale Identiteit – waarmee ze ook nog eens voorbijging aan een Kamermeerderheid die zich daartegen had uitgesproken. Ook de VVD kiest in afwegingen tussen vrijheid en veiligheid, tussen het bewaken van privacyrechten en het aanscherpen van ordehandhaving, steevast voor dat laatste.
Ook tijdens de coronapandemie werd duidelijk dat juist de partijen die onder liberale vlag varen het niet zelden nalaten om de grens tussen het publieke en het privédomein te bewaken. Uitgerekend VVD en D66 schaarden zich achter de invoering van de avondklok, en betoonden zich uitgesproken voorstanders van de coronapas.
Wappies
Vanuit de optiek van het liberalisme van de angst heeft de pandemie het politieke debat sowieso geen goed gedaan. Twee jaar lang was de boodschap toch vooral dat grondrechten beslist niet absoluut zijn; dat de politie demonstraties best met een waterkanon uiteen mag spuiten; dat de staat heus wel mag bepalen wat er achter jouw voordeur gebeurt. En het klopt dat grondrechten in de naam van de veiligheid of de volksgezondheid mogen worden ingeperkt, maar vanuit liberaal oogpunt is het van cruciaal belang dat we kritisch blijven kijken naar de afwegingen die daarbij gemaakt worden, en dat burgers de macht die de staat naar zich toetrekt altijd kunnen bevragen. Zoals Maxim Februari recent stelde wordt het bevragen van de staatsmacht sinds de pandemie echter al te vaak afgedaan als iets voor ‘wappies’.
Het probleem wordt nog erger doordat radicaal-rechtse partijen hun kritiek op plannen zoals de Europese Digitale Identiteit en de monitoring van transacties door banken vermengen met complottheorieën en minderhedenhaat. Buiten dat radicale kampje durft men vervolgens nauwelijks nog protest te laten horen tegen zulke voorstellen, bang dat een dergelijk geluid koren op de molen zal zijn van de antidemocraten.
Ik denk dat het juist andersom is. Als alleen radicaal-rechts zich luidkeels opwindt over toenemende surveillance en controle, en andere partijen zich stilhouden over dit thema of zelfs staan te juichen wanneer de overheid meer machtsmiddelen naar zich toetrekt, dan zullen ook mensen met oprechte zorgen over de ruimte die er overblijft voor individuele vrijheden in de armen van giftige demagogen worden gedreven.
Lees ook dit opiniestuk: Tijd voor een liberalisme dat de aanval kiest
Gezond wantrouwen
En zo dreigt er wanneer mainstreampartijen het nalaten de staatsmacht te begrenzen een dubbel gevaar voor de liberale democratie: toenemende radicalisering in uiterst rechtse hoek enerzijds en een overheid die haar boekje ver te buiten gaat anderzijds.
Premier Rutte heeft gelijk wanneer hij zegt dat de liberale samenleving het verdedigen waard is. Maar nemen we die taak echt serieus, dan betekent dat ook dat we de staat bezien met een gezond wantrouwen; beperkingen stellen aan de machtsmiddelen die de overheid in handen krijgt; een duidelijke grens blijven trekken tussen het publieke en het privédomein. De utopie zullen we zo niet bereiken, leert Judith Shklar ons – wel zullen we de dystopie voorkomen.