Inheemse Amerikanen beschikten al vroeg over paarden

Archeologie Vroeg in de zeventiende eeuw gebruikten de volkeren van de noordelijke vlaktes van Amerika al paarden.

Comanches op een schilderij George Catlin uit 1834-1835. Comanches hadden al paarden voordat ze naar het huidige Texas migreerden.
Comanches op een schilderij George Catlin uit 1834-1835. Comanches hadden al paarden voordat ze naar het huidige Texas migreerden.

Beeld Smithsonian American Art Museum

Inheemse Amerikanen op de grote vlaktes van Noord-Amerika beschikten veel eerder over paarden dan tot nu toe werd aangenomen. Het paard was al „diep geïntegreerd” in hun manier van leven in de eerste helft van de zeventiende eeuw, voordat ze contact kregen met Europese kolonisten in hun gebied.

Dat schrijft een grote groep Amerikaanse onderzoekers in het tijdschrift Science. De onderzoekers, onder wie antropologen, genetici, zoölogen en vertegenwoordigers van de inheemse Lakota, Comanches en Pawnees, baseren zich op archeologisch en genetisch onderzoek en op inheemse orale overlevering.

Historici gaan er veelal van uit dat Spaanse paarden zich in de eeuw na de verovering van Mexico (1521) verspreidden over het Amerikaanse zuidwesten – ontsnapt, verhandeld of geroofd. Op de noordelijke vlaktes zouden inheemse volken pas laat in de zeventiende eeuw over paarden zijn gaan beschikken. Nomadische groepen zoals de Comanches zouden juist zuidwaarts zijn gelokt door de aanwezigheid van paarden daar.

De paarden waarover inheemse Amerikanen beschikten waren van Spaanse origine

In Science schuiven de onderzoekers, geleid door een antropoloog van de universiteit van Colorado in Boulder, die dateringen nu ruim een halve eeuw verder in de tijd terug. Paarden werden volgens archeologische en genetische data ook op de noordelijke vlaktes op zijn laatst al in de eerste helft van de zeventiende eeuw gehouden en gebruikt. Ook beschikten de Comanches volgens de onderzoekers al over paarden voordat ze naar het huidige Texas migreerden.

De introductie van het paard veroorzaakte een economische en culturele revolutie onder inheemse volken op de vlaktes tussen de Missouri en de Rocky Mountains. De mobiliteit van ruitervolken als de Comanches en Lakota vergrootte niet alleen hun opbrengst in de jacht, maar ook hun militaire en politieke slagkracht.

Toch lijkt de basis voor de conclusie van de onderzoekers dat het paard ook op de noordelijke vlaktes al vroeg was opgenomen in inheemse gemeenschappen nog vrij smal. Die bestaat vooral uit onderzoek van resten van drie of vier paarden die konden worden gedateerd tussen 1597 en 1657: een begraven veulen in Wyoming, een schedel uit Kansas, skeletten in Nieuw-Mexico en Idaho.


Lees ook: ‘Ruitersyndroom’ verraadt oudste paardrijders van 5.000 jaar geleden

Gecombineerd met andere archeologische kennis en orale tradities zien de onderzoekers niettemin voldoende grond om aan te nemen dat inheemse volken in die streken paarden temden en gebruikten lang voor hun contact met Europeanen. Dat past bij het streven naar ‘dekolonisering’ van de inheems-Amerikaanse geschiedenis en de wens om de kracht van indiaanse culturen te benadrukken. Koloniale bronnen over het paard staan volgens de onderzoekers vaak „vol onjuistheden” en „anti-inheemse vooroordelen”.

Paleologen gaan ervan uit dat paarden in Noord-Amerika al voorkwamen in het Pleistoceen, maar uitstierven door natuurlijke oorzaken en mogelijk door menselijke overjacht. Dat de latere inheemse paarden van Spaanse origine waren (en niet van Noord-Europese) staat ook in deze studie buiten kijf: dna-onderzoek bevestigt dat.