N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Veehouders Veel piekbelasters willen niet stoppen met hun bedrijf, al verschilt de mate van verzet. Wel hekelen ze vrijwel allemaal het onzekere beleid.
Een ambtenaar bezoekt een veehouder en zegt: „U bent een piekbelaster, uw boerenbedrijf belast het nabije natuurgebied te zwaar, uw stikstofuitstoot moet twintig procent tot vijftig procent naar beneden.” Wat doet de boer dan?
„Dan gaan we ermee aan de slag”, zegt Marinus Top (41). Top heeft een pluimveehouderij in Harskamp met 130.000 leghennen die worden opgefokt. Hij leidt ook een pluimveehouderij in Voorthuizen. Zijn eigen bedrijf ligt niet ver van natuurgebied de Veluwe. Als hij zijn locatie opzocht op het inmiddels ingetrokken kaartje van stikstofminister Christianne van der Wal, leek hij zijn stikstofuitstoot met 70 procent te moeten reduceren.
Stoppen is geen optie, zegt Top. „Dan heb ik geen baan meer en moet ik nog 25 jaar werken.” Als het moet wil hij de stikstofuitstoot wel verlagen.
NRC stelde op basis van eigen berekeningen een lijst piekbelasters samen, belde de honderd grootste belasters en sprak bijna dertig van hen. Een flinke groep veehouders wil zich niet laten uitkopen, maar overweegt wel hun uitstoot op een andere manier terug te dringen.
Top ziet mogelijkheden: hij kan een andere luchtwasser kopen, die draait op zonnepanelen, en andere technische maatregelen nemen, om er zo voor te zorgen dat de uitgestoten lucht schoner is. Maar deze maatregelen leveren niet altijd de geclaimde reductie, bleek uit verschillende onderzoeken, zoals van het CBS,, én ze zijn kostbaar. In het uiterste geval wil hij zijn bedrijf verplaatsen, zegt Top – zoals het kabinet vaak oppert. „Maar waar ga je naartoe? Dat is onduidelijk.”
Een andere mogelijkheid: kleiner boeren. Leon Westerbroek, kalverhouder in het Gelderse Uddel, overweegt een deel van zijn bijna 1.100 kalveren weg te doen. Hij ziet mogelijkheden om zijn inkomen aan te vullen. Samen met zijn vrouw runt hij naast het bedrijf een bed & breakfast. „Dat is heel leuk”, zegt hij, „Ik kan er nog een camping bij doen.” Westerboek denkt er steeds vaker over om van baan te veranderen.
Een kalverhouder in Elspeet overweegt zijn vee weg te doen en door te gaan als akkerbouwer. Hij wil een goede vergoeding voor zijn bijna duizend kalveren, zegt hij terwijl hij zijn beesten voert. „800 euro per dier.” Deze vergoeding heeft de kalverhouder nodig, zegt hij, omdat hij niet genoeg land heeft om helemaal van te kunnen leven als akkerbouwer.
Opvallend: geen van de boeren is door het Rijk benaderd, zeggen ze. Pluimveehouder Marinus Top wacht daarom met het doen van dure investeringen, zegt hij. „Ik weet niet of ik die terugverdien.” Door alle onduidelijkheid ligt alles jaren stil, zegt Top.
De onverzettelijken
Gerrit van den Heuvel (54) runt net buiten het Gelderse Stroe een pluimveehouderij. Dagelijks slaat de stikstofuitstoot van negentigduizend kippen neer op natuurgebied de Veluwe. Op het beruchte stikstofkaartje van minister Van der Wal is het gebied rond de Veluwe zalmroze: veehouderijen moeten de uitstoot uit de stallen met 80 procent reduceren.
Toch piekert Van den Heuvel er niet over zijn bedrijf te verkopen aan de overheid. „Ik ben niet knettergek”, zegt hij. „Ik heb hier m’n hele leven voor gewerkt.”
Hij is niet de enige die er zo over denkt: tientallen veehouderijen rond de Veluwe, die volgens berekeningen de natuur zwaar belasten met hun stikstofuitstoot, willen zich niet laten uitkopen door het Rijk, zeggen zij tegen NRC. Als deze ‘piekbelasters’ weigeren te stoppen moeten elders in het land honderden kleinere veehouderijen worden uitgekocht. Het gebruik van dwang door het kabinet komt zo dichterbij.
Van den Heuvel nam het bedrijf over van zijn vader. Hij specialiseerde zich in kippen; de varkens deed hij de deur uit. Zijn bedrijf is bijna twee keer zo groot als een gemiddeld pluimveebedrijf. Van den Heuvel verdient er naar eigen zeggen „meer mee dan Mark Rutte”.
Stoppen is voor Van den Heuvel geen optie. Hij kan zijn bedrijf zelfs uitbreiden: de afgelopen jaren kocht hij stikstofrechten van stoppende boeren uit de buurt. Van den Heuvel „zit op een stikstofbult”, zegt hij. „Ik heb hele goede vergunningen. Daar kan Johan Vollenbroek [de voorman van de MOB, de milieubeweging die veel stikstofrechtszaken tegen de overheid voert] zijn geweer op leegschieten, daar komt niets doorheen.”
Van den Heuvel en andere veehouders die niet willen stoppen, twijfelen of het stikstofprobleem überhaupt bestaat. De overheid overdrijft en speelt onder één hoedje met wetenschappers die kritische rapporten opstellen waarin ze schrijven dat de natuur er heel erg slecht voor staat.
De stikstofaanpak van het Rijk is er, volgens sommige veehouders, op gericht om de grond in te pikken en er huizen op te bouwen. „Dit is grondpolitiek voor de woningbouw. Het gaat om de ruimtelijk inrichting van Nederland”, zegt Van den Heuvel. De kans is klein dat dit werkelijk gebeurt: provincies zullen niet snel huizen bouwen dicht bij natuurgebieden op landbouwgrond. Uit onderzoek van het kabinet blijkt bovendien dat stoppende boeren hun rechten vooral aan andere boeren verkopen, zelden aan vastgoedontwikkelaars.
Gerrit van den Top, melkveehouder in Kootwijkerbroek heeft twijfels bij alle regels die de stikstofuitstoot moeten tegengaan: „Als stikstof echt schadelijk is voor de natuur, hoe kan het dan dat er koolmeesjes zitten in de huisjes naast m’n stallen?” Uit talrijke (internationale) onderzoeken blijkt dat de stikstofuitstoot wel degelijk de natuur aantast: planten en insecten krijgen te weinig voedingsstoffen en gaan dood.
Vanaf april kunnen veehouders die veel stikstof uitstoten zich inschrijven voor een ruimhartige uitkoopregeling van het Rijk: een stoppende boer krijgt 120 procent van zijn bedrijfswaarde vergoed. De regeling moet eerst nog wel worden goedgekeurd door Brussel. Minister Van der Wal spreekt nu al van een „woest aantrekkelijk” aanbod.
Kalver- en pluimveehouder Gerrit Dekker (47), eveneens uit Kootwijkerbroek, vindt de regeling een „wassen neus”. Wat blijft er onder de streep over van de 120 procent? Hoe wordt de bedrijfswaarde bepaald? Hoeveel is zijn bedrijf al wel niet in waarde gedaald sinds de publicatie van het kaartje van Van der Wal? Hoeveel moet worden afgedragen aan de Belastingdienst? Vestzak-broekzak. Dekker: „Met de ene hand geeft de overheid geld, met de andere pakt ze het weer af.”
De stoppers
Een pluimveehouder uit Barneveld, die anoniem wil blijven, stopt. Hij heeft al een tweede inkomstenbron. Hij verhuurt al langer opslagruimte op zijn erf. De inkomsten daarvan groeien hard, zegt hij, in de toekomst kan hij daar een extraatje mee verdienen. De pluimveehouder, die eind vijftig is, is „stiekem” al aan het „aftellen”. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) waarschuwde eind vorig jaar dat vaak oudere boeren zonder opvolger zich inschrijven voor uitkoopregelingen.
Een tweede kalverhouder uit Uddel wacht sinds de bekende stikstofuitspraak van de Raad van State uit mei 2019 op duidelijkheid over de toekomst van de landbouw en zijn eigen bedrijf, zegt hij. Moet hij krimpen? Zo ja, met hoeveel? Hij houdt 1.250 kalveren. Kan hij überhaupt door?
Tegen zijn kinderen zegt hij inmiddels: ga iets anders doen, de overheid is onvoorspelbaar. Er komen steeds regeltjes bij. Afgelopen januari werd het mestbeleid aangescherpt; boeren moeten vanaf dit jaar maatregelen nemen om milieuschade door meststoffen te voorkomen. De kalverhouder, die niet met zijn naam in de krant wil omdat het onderwerp gevoelig ligt in de sector, is het wachten „zat”. Hij stopt. „Je raakt er afgestompt van.”
Hij is de derde in zijn omgeving. Twee andere kalverhouders uit het dorp stopten ook. Het alternatief is innoveren: een duur, tijdrovend en onzeker traject waar niet iedereen zin meer in heeft. Een paar andere veehouders die NRC sprak, stoppen ook. Bijna de helft van de vleeskalveren – iets minder dan een miljoen – wordt gehouden in Gelderland.
Aan het werk ligt het niet, zeggen ze. Er is niks mooiers dan tussen de koetjes en kalveren in de wei door lopen. Maar op kalverhouders is vaak kritiek, zeggen zij. De kalveren worden voor ongeveer de helft uit het buitenland gehaald, vooral uit Duitsland, en vetgemest in Nederland. De kalverhouderij wordt gezien als „afvoerputje van de veehouderij”, zeggen zij. „Het zou helpen als er een gigantische hongersnood komt”, aldus de anonieme kalverhouder uit Uddel. „Dan zien mensen weer het belang van zelfvoorzienend zijn in het eten.”
Veel van de kalverhouders die stopten zijn nieuwe innovatieve bedrijven, terwijl veel kalverhouders met oudere stallen zonder luchtwasser door willen, zegt Peter de Bruin (40) uit Uddelerveen. Hij houdt 1.600 kalveren in twee stallen, 900 meter van een natuurgebied. De stikstofuitstoot kan hij terugbrengen via technische apparatuur: één stal heeft een chemische luchtwasser, de andere niet. Maar verdient hij die forse investering van tienduizenden euro’s ook nog terug?
De Bruin runt bovendien nóg een onderneming. Hij produceert roestvrijstalen tanks voor industriële en boerenbedrijven. Het bedrijf groeide de afgelopen jaren snel, en heeft inmiddels tachtig man personeel. De Bruin is inmiddels in gesprek met de „lokale overheid” over „de toekomst” van zijn kalverhouderij, zegt hij. Een van de mogelijkheden is afschalen met de kalverhouderij en groeien met zijn andere bedrijf.
Zijn zoons (12 en 15 jaar) vinden het heel erg als de kalverhouderij stopt, zegt Peter de Bruin. Boeren die hun bedrijf aan het Rijk verkopen worden „verraders” genoemd door Mark van den Oever van boerenorganisatie Farmers Defence Force (FDF). De Bruin ziet dat anders. „Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen bedrijf en moet die afweging zelf maken. Als het voor ons beter is om te stoppen, dan doe ik dat.”