N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Stikstof Volgens Stichting Stikstofclaim is Aerius niet betrouwbaar op kleine schaal, maar de voorzieningenrechter in Den Haag wees de vordering van de stichting om het meetinstrument tijdelijk buiten werking te stellen af.
Koeien staan met kalfjes in de stal bij biodynamische boerderij Bronkhorst.
Foto Emiel Muijderman
Rekenmodel Aerius blijft voorlopig in stand als instrument voor stikstofberekeningen bij de aanvraag van natuurvergunningen. De voorzieningenrechter in Den Haag heeft dinsdag een vordering afgewezen om Aerius tijdelijk buiten werking te stellen voor vergunningverlening.
Het kort geding, tegen het ministerie van Landbouw, was aangespannen door Stichting Stikstofclaim. Die stelt dat Aerius niet geschikt is voor de aanvraag van natuurvergunningen omdat de uitkomsten over stikstofdepositie op kleine schaal niet betrouwbaar genoeg zijn.
De stichting, die zegt honderden boeren te vertegenwoordigen die negatieve gevolgen ondervinden van het stikstofbeleid van het kabinet, trad op namens een varkenshouder uit Haaksbergen. De varkensboer, die eerder vergunning ontving onder het PAS-regime, kreeg daarna op basis van een Aerius-berekening een dwangsom van 30.000 euro per kwartaal omdat hij meer stikstof zou uitstoten dan toegestaan.
De rechter wijst de vordering van de stichting af omdat die is gericht aan de staat, terwijl de provincies het bevoegd gezag zijn als het gaat om natuurvergunningen. Ook ziet de voorzieningenrechter geen reden in te grijpen in de ministeriële regeling waarin Aerius is aangewezen als rekenmodel voor de aanvraag van vergunningen.
Rekenmodel
Met Aerius kan berekend worden of een bouwactiviteit of bedrijfsuitbreiding voor extra stikstofuitstoot zorgt, en waar de stikstof dan neerslaat. Wie in de buurt van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden wil bouwen, moet met zo’n berekening aantonen dat er geen sprake is van extra stikstofdepositie in beschermde natuur.
De kritiek van Stichting Stikstofclaim is dat de resultaten uit Aerius „betrouwbaar, reproduceerbaar en verifieerbaar” zouden moeten zijn – en dat dit met het huidige rekenmodel niet het geval is als je verder ‘inzoomt’ en niet kijkt naar grote gebieden maar naar losse bedrijven. De gevolgen van de Aerius-berekening kunnen voor individuele boeren groot zijn: sommige kunnen geen vergunning krijgen of komen in aanmerking voor een opkoopregeling – zoals het kabinet van plan is.
Stichting Stikstofclaim kan via een bodemprocedure proberen de zaak opnieuw onder de rechter te brengen. De stichting heeft aan de rechtbank laten weten dit ook te zullen doen.
Daarnaast wordt de komende weken een uitspraak van de Raad van State verwacht, waarin Aerius eveneens ter discussie staat. In deze rechtszaak, rondom grote werkzaamheden aan de A15 bij Zevenaar, gaat het om de vraag hoever de stikstofdepositie gemeten moet worden.
Nederland is een Mahlerland. Als een orkest in Nederland een symfonie van componist Gustav Mahler (1860 – 1911) op het programma zet, dan is dat bijna garantie voor een volle zaal – en dus programmeren orkesten Mahler maar wat graag. Terecht, Mahlers symfonieën zijn prachtig! Deze gids is voor wie de Mahler-klok wel hoort klingelen (is dat een verwijzing naar het vijfde deel van Mahlers Derde symfonie? Misschien.), maar nog niet (helemaal) weet waar de klepel hangt.
Waar komt de traditie vandaan?
Onze nationale liefde voor de Oostenrijkse componist hebben we te danken aan Willem Mengelberg, de chef van het Concertgebouworkest tussen 1895 en 1945. Hij was groot fan van Mahler en haalde hem regelmatig naar Nederland om te gast-dirigeren.
Op veel plekken begint het publiek in die tijd enorm van Mahler te houden, maar hier in Nederland hield de ‘cultus’ (zoals sommige critici het noemden) wel heel erg stand. In 1920 viert Mengelberg zijn vijfentwintigjarig jubileum met een groot Mahlerfeest: het Concertgebouworkest voert alle symfonieën van Mahler uit. De Mahlertraditie is geboren.
En nu?
In 1920 moet het Mahlerfeest nog als een hedendaags in memoriam hebben gevoeld, maar in 1995 is de liefde voor Mahler in steen gebeiteld: 75 jaar na het eerste Mahlerfeest wordt er een tweede Mahlerfestival georganiseerd, dan samen met de Wiener en Berliner Philharmoniker. Veel sneller, in 2020, stond de derde editie op het programma; een festijn waar nogal verlekkerd naar uitgekeken werd omdat de beste orkest van de wereld die Mahler ooit dirigeerde zouden komen spelen: naast de orkesten uit Amsterdam, Wenen en Berlijn ook de New York Philharmonic.
‘Zouden komen’, want: corona. Nu, vijf jaar later, gaat het Mahlerfeest alsnog door. Wel deels met iets minder bekende orkesten, maar dat mag de pret niet drukken. Dus of je nou voor bijna 2000 euro een eersterangs passe-partout in het Concertgebouw hebt, of de gratis livestreams in het Vondelpark Mahlerpaviljoen of op NPO2 Extra meepikt – óf op welk ander moment dan ook een symfonie van Mahler wil luisteren: deze Mahlergids met feitjes, achtergrond en luistertips kan je op elk moment verderhelpen. En als klap op de vuurpijl verschijnt na elke symfonie een recensie van de uitvoering in het Mahlerfestival, steeds de dag na de uitvoering.
Lees ook
Geen klassiek genre zó monumentaal en prestigieus als de symfonie
Eerste symfonie: de ‘titaan’
Af in: 1896 (eerste versie 1888)
Koffieautomaatfeitje: De Eerste was niet Mahlers eerste. Eerder componeerde hij al minstens twee ongenummerde symfonieën. Maar als je een van de allergrootste symfonische componisten uit de muziekgeschiedenis bent, dan kun je van je eersteling maar beter een episch, innovatief en alomvattend statement maken. Dat had Mahler goed in de gaten toen hij ‘nummer 1’ boven deze noten schreef.
Achtergrond: De Eerste was aanvankelijk een symfonisch gedicht in vijf delen, met lyrische titels en een uitgebreid ‘programma’ dat verhelderde wat de muziek allemaal wilde zeggen. Na de première in Boedapest in 1889 voegde Mahler nog de titel Der Titan toe voor uitvoeringen in 1893 en 1894. Maar daarna veranderde hij van inzicht: zijn muziek moest op zichzelf staan. Exit titels én het tweede deel, ‘Blumine’ (dat nog vaak zelfstandig wordt uitgevoerd).
Binnen de resulterende vierdelige symfonievorm maakte Mahler opvallende keuzes die kenmerkend zouden blijken voor zijn stijl. Het scherzo is bijvoorbeeld een ‘Ländler’, een volksdans in driekwartsmaat: het contrast tussen die boertige dansvorm en Mahlers orkestratievernuft is typerend.
Uitgelichte momenten:
In de uitgesponnen langzame introductie is de hoofdrol voor de houtblazers, die bij Mahler prominente solo-instrumenten worden.
Het derde deel is een treurmars gebaseerd op ‘Vader Jacob’, maar dan in mineur – Mahler gebruikte graag bekende melodieën. De contrabas, die in symfonisch repertoire zelden een solorol heeft, introduceert het thema.
Koffieautomaatfeitje: Mahler krijgt een writer’s block nadat hij het openingsdeel ‘Totenfeier’ op piano voorspeelt aan de bekende dirigent Hans von Bülow. Die doet de handen over zijn oren en roept uit: „Als dit muziek is, snap ik er geen snars meer van.” Hoe nu verder? twijfelt Mahler. Pas zes jaar later, op de begrafenis van Von Bülow, openbaart zich aan Mahler het slotdeel van zijn symfonie.
Achtergrond: In zijn Eerste symfonie schept Mahler een wereld en een held. Die held sterft, maar weet van de diepten van de hel naar de hoogten van de hemel te klimmen. In zijn Tweede symfonie – bijgenaamd Opstanding – ‘jongleert’ de componist met de gedachte van de verrijzenis. Hij begint met een onheilspellende en lange begrafenismars. In het zwierige tweede deel haalt Mahler vertederende herinneringen op aan de gestorvene.
In het derde en vierde deel doet hij een greep in het boek Des Knaben Wunderhorn met Duitse volksliederen. Het derde deel bevat een typisch staaltje Mahler-ironie en gaat over Sint Antonius, die de kerk leeg vindt en daarom maar voor de vissen gaat prediken. Het vierde deel is het dromerige lied ‘Uhrlicht’, een gelovige die het aardse leven voor het paradijs wil verruilen. „Ik ben van God en ik wil naar God.”
Zoals in de Eerste symfonie leveren hel en hemel hier opnieuw in het slotdeel hun eeuwige strijd. Van vernietigende crescendo’s naar diepe stiltes.
Uitgelichte momenten:
Vanuit de diepten roepen de contrabassen en cello’s al in de eerste noten van de symfonie een enorme spanning op. Je voelt meteen: we staan aan het begin van een reis door grootste landschappen met diepe ravijnen.
„De mens is in nood, de mens lijdt pijn. Ach, kon ik maar in de hemel zijn.” De zoektocht naar verlossing in het lied ‘Uhrlicht’. Mahler op zijn tederst.
De magische eerste fluistering van het koor „Aufersteh’n, ja aufersteh’n” (opstaan) – voel je voordat je het woord hoort. In het hart van de tekst en van Mahlers denken staat die ene zin: „Sterven moet ik om te leven.”
Derde symfonie: de langste
Af in: 1896
Koffieautomaatfeitje: De Derde symfonie duurt ongeveer 1 uur en drie kwartier. Het is Mahlers langste, en een van de langere symfonieën überhaupt. Alleen het eerste deel duurt al ruim een (heerlijk) halfuur.
Achtergrond: Met de Derde symfonie wilde Mahler een wereld bouwen: van levenloze natuur via planten, dieren en mensen naar God of het eeuwige. Daarin wilde hij alles stoppen wat hij tot dan toe over het leven geleerd had. Oorspronkelijk bedacht hij titels bij de verschillende delen, zoals: ‘I. Pan ontwaakt, de zomer stormt binnen.’ ‘III. Wat de dieren in het woud me vertellen’. Maar die titels schrapte hij bij de eerste uitgave: de muziek moest voor zichzelf spreken.
In zijn tijd was de Derde zo gigantisch, dat het niet meteen in één keer kon worden uitgevoerd. Toch had Mahler er eigenlijk nog een deel aan toe willen voegen. Dat werd het laatste deel van de Vierde symfonie, die daarmee voltooid was vóór de Derde überhaupt voor het eerst helemaal geklonken had; dat was pas in 1902, gedirigeerd door Mahler zelf. Zelfs de Vijfde was toen al bijna af.
Uitgelichte momenten:
Vierde symfonie: de hemelse
Af in: 1900
Koffieautomaatfeitje: Mahler zelf dirigeerde in 1904 de Nederlandse première van de Vierde symfonie bij het Concertgebouworkest. Na de pauze voerden ze de hele symfonie nog een keer uit: een ideetje van orkestchef Willem Mengelberg.
Achtergrond: Een gemiddelde Mahler-symfonie klinkt alsof de componist hoogstpersoonlijk het universum wilde herschikken. Maar met zijn ‘slechts’ één uur durende Vierde symfonie laat hij simpelweg het pad naar de hemel horen. Hij werd geïnspireerd door een lied dat hij eerder had gecomponeerd: ‘Das himmlische Leben’. Dat bezingt de hemel vanuit de kinderblik: een vreugdevol bestaan met gedans en gehuppel en natuurlijk de mooiste muziek. In de hele symfonie duiken er liedflarden op, totdat het laatste deel in zijn geheel wordt gezongen door een solosopraan.
Het orkest speelt met een sterk uitgedunde kopersectie en zonder tuba’s en trombones. Alleen dat al tilt de muziek weg van het aardse. De sfeer is volks en op sommige momenten regelrecht sprookjesachtig. Er klinken belletjes en speelse melodieën, en er zijn nagenoeg geen allesomvattende klankexplosies. Na de kolossale Tweede en Derde symfonieën had het Mahler-publiek in Duitsland en Oostenrijk daar juist wel de oren op voorgesorteerd. De meesten konden de in kinderlijke onschuld badende vierde dan ook maar matig waarderen. In Nederland vond men de symfonie juist sympathiek en charmant.
Uitgelichte momenten:
Mahler kon als de beste een ‘er-is-hier-iets-niet-pluis-gevoel’ tevoorschijn toveren. In het tweede deel doet hij dat met een één toon hoger gestemde soloviool die als Magere Hein boven het orkest danst.
De slotmaten van Mahlers symfonieën zijn meestal één groot knal- en tetterfestijn. Niet bij de Vierde symfonie: op het zachte wiegen van de harp stuurt Mahler je huiswaarts.
Vijfde symfonie: de optimistische
Af in: 1902
Koffieautomaatfeitje: Het vierde deel, het ‘Adagietto’, is zo’n prachtig romantisch stuk, dat het op zichzelf beroemd is geworden, met name door de film Death in Venice (1971). Velen, vooropgegaan door Mengelberg destijds, horen er een muzikale liefdesbrief in voor de vrouw met wie hij net was getrouwd: Alma Schindler.
Achtergrond: Mahler zelf vond deze symfonie, waaraan na vier symfonieën met zang geen zangers te pas komen, niet zo romantisch. „Het is simpelweg een uiting van ongelofelijke energie van een persoon in de bloei van zijn leven.” Mahler zelf kampte in die periode juist met gezondheidsproblemen; hij overleefde in 1901 maar net een bloeding. De Vijfde werd overal (behalve in Wenen) nogal slecht ontvangen, op het ‘Adagietto’ na. In Nederland ging de symfonie in première in 1905, door de Berliner Philharmoniker in een slecht gevuld Kurhaus in Scheveningen. Mahler reviseerde het zeven keer, tot hij in de laatste maanden van zijn leven, in 1911, een definitieve versie had.
Uitgelichte momenten:
Het allereerste trompetten die de treurmars – zo noemt Mahler het eerste deel – inleiden zijn even herkenbaar als imposant.
Maar het treuren is snel voorbij. Mahlers Vijfde is vooral een erg optimistische symfonie. Het derde deel begint blij, huppelig, als iemand die in z’n nopjes is over een aanstaande date. Daarna volgt de emotionele rollercoaster van zo’n moment: angst, een vlaagje paniek, eenzame vertwijfeling, dan weer verschillende troostende stemmen in het prachtige pizzicatomoment, om er aan het einde met frisse overmoed zin in te hebben.
En dan komt de liefde zelf, het ‘Adagietto’. Daar moet een mens verder geen woorden vuil aan maken. Dat kun je alleen maar horend begrijpen. Sowieso mag je in de Vijfde horen wat je wil; Mahler heeft er geen ‘betekenis’ aan gegeven. Het is muziek om muziek.
Zesde symfonie: de ‘tragische’
Af in: 1904
Koffieautomaatfeitje: De symfonie met de hamer: in het laatste deel gebruikt Mahler een enorme houten hamer als instrument. Er is discussie over of die hamer twee of drie keer moet slaan – Mahler haalde de derde slag er om bijgelovige redenen uit. Er is ook discussie over de volgorde van het tweede en derde deel, omdat Mahler die een paar keer omgooide.
Achtergrond: Het gaat Mahler ogenschijnlijk voor de wind: succes in Wenen, net getrouwd, spelend met zijn eerste kind in zijn zomerhuis en een tweede kind op komst. Het is dus nogal een plotselinge omslag dat Mahler na de optimistische Vijfde zijn meest ‘Tragische’ symfonie componeert: de Zesde. Het is zijn enige symfonie die in mineur eindigt. Waarom is niet helemaal duidelijk, maar gegist wordt dat angst om alles kwijt te raken en onvermogen zich echt met Alma te verbinden ermee te maken hebben. In ieder geval is Mahler zelf tijdens de repetities en de première enorm aangedaan door zijn muziek.
Dat was de pers ook, maar niet in positieve zin. Het publiek klapt laaiend enthousiast zelfs tussen de delen door, wat de pers dan weer afdeed als ‘veroorzaakt door een ontstane, kritiekloze Mahler-cultus’. Jaren later wordt de eerste uitvoering in Nederland ook door het publiek matig ontvangen. Één recensent schrijft dat de zaal moet lachen bij de hamerslag, en ‘een grappenmaker’ met kop en schotel rammelt als er alpenklokjes klinken: „Het viel gemakkelijk te voorspellen, dat deze symphonie zonder succes zou voorbijgaan.” Nu is het een van Mahlers meest gespeelde symfonieën.
Uitgelichte momenten:
Sowieso hoor je in Mahlers muziek uit welk vaatje bijvoorbeeld filmcomponist John Williams heeft getapt, maar het eerste deel van Mahler Zes is al helemaal Star Wars Extra Grand Deluxe.
De hamer hamert in het laatste deel, twee of drie keer. Slagwerkers strooien soms wat talkpoeder op het blok, voor het dramatische opstuifeffect:
https://youtu.be/OZBDdKrGgOc
Zevende symfonie: de ongrijpbare
Af in: 1906
Koffieautomaatfeitje: Mahler vergeleek het eerste ‘Nachtmusik’-deel uit zijn Zevende symfonie met de sfeer van Rembrandts Nachtwacht. Hij zag het schilderij tijdens een bezoek aan het Rijksmuseum in oktober 1903.
Achtergrond: De Zevende is een symfonie van paradoxen. Intiem zonder persoonlijk te worden. Door Mahler zelf bestempeld als zijn beste werk, maar verreweg de minst populaire van al zijn symfonieën. De muzikale sfeer is er eentje van schaduw en schemering – boven twee van de vijf delen prijkt het kopje ‘Nachtmusik’ – en toch doet het werk licht en opgewekt aan. De ‘Finale’ is zelfs zó uitzinnig en over de top dat je je afvraagt of Mahler ze nog wel op een rijtje heeft. Is dit sarcastische overdrijving? Of een doorgedraaide componist in een lachstuip?
De Zevende symfonie roept meer vragen op dan het beantwoordt, maar dat is ook meteen wat het zo’n ongrijpbaar geweldig stuk maakt. Waar Mahlers symfonieën meestal doordrenkt zijn van diep persoonlijke gevoelens, lijkt de Zevende eerder een zoekplaatje van symboliek, literatuur en beeldende kunst. Het werk is trouwens ook opvallend modern. Mahler bereidt de weg voor radicale vernieuwers als Arnold Schönberg, die tijdens de première in 1908 in het publiek zit en op slag enthousiast is.
Uitgelichte momenten:
Het openingsmotief van Mahlers Zevende symfonie viel hem in terwijl hij zich liet overroeien op de Wörthersee – je hoort meteen het ritme van de roeispanen die door het water worden getrokken.
In het zwoele ‘Andante amoroso’, de tweede ‘Nachtmusik’, stopt Mahler een paar ongewone instrumenten in het orkest. Let vooral op de solo’s van de gitaar en de mandoline.
Achtste symfonie: ‘Symfonie der Duizend’
Af in: 1907
Koffieautomaatfeitje: De bijnaam van deze symfonie – al kan je je afvragen of het fenomeen ‘symfonie’ niet uit zijn voegen barst in dit stuk – is de ‘Symfonie der Duizend’, vanwege de megalomane bezetting met acht solisten en meerdere koren. Mahler zelf vond deze bijnaam erg stom.
Achtergrond: Mahler schreef de Achtste na een visioen in één kolk van inspiratie tijdens zijn zomervakantie in 1906. ‘Je moet je voorstellen dat het heelal begint te trillen en tot klinken komt,’ beschreef Mahler het zelf in een brief.
In allebei de delen vormt zang de kern. Het eerste deel is gebaseerd op een middeleeuwse pinksterhymne waarbij de zangers de heilige geest smeken zich over de wereld uit te storten. Het tweede deel vertolkt het slot van Goethes Faust, en hoewel niemand de precieze betekenis van dit alles ooit helder heeft gekregen, is het duidelijk dat het hele stuk gaat om het streven naar het hogere, met de Liefde als stuwende kracht, waarbij het ‘eeuwig vrouwelijke’ ons omhoog trekt, naar de verlossing.
Mahler zelf was enorm tevreden met het resultaat, en ook de première in 1910 was een gigantisch succes.
Uitgelichte momenten:
Aan het begin van de symfonie geeft Mahler geheel nieuwe invulling aan de uitdrukking ‘vol op het orgel gaan’. Na de eerste klanken van het orgel zetten de koorzangers in met een overrompelende uitroep: ‘Veni, creator spiritus’. (Kom, schepper geest)
Na de extatische laatste maten van het eerste deel hangt menig luisteraar verslagen in de touwen. De mysterieuze fluistering van het begin van het tweede deel, geeft een zinderende spanning.
Het tweede deel zit vol met pareltjes (Engelenkoren! Mater Gloriosa!) maar weinig kan tippen aan het slot, het ‘chorus mysticus’. Al het vergankelijke is maar schijn – bovenaards en kippenvel-garant.
Negende symfonie: zijn afscheid
Af in: 1909
Koffieautomaatfeitje: De Negende werd Mahlers laatste voltooide symfonie, een soort afscheid van het leven.
Achtergrond: Alsof je almaar verder wegzweeft, de kosmos in, de aarde nog maar een vaalblauw stipje in de verte. ‘Wegstervend’, ‘met diepgevoelde emotie’, schrijft Mahler in de partituur van zijn Negende symfonie. Sla je die bij de laatste pagina’s open, dan zie je steeds meer notenbalken wegvallen. Het ene na het andere instrument verdampt, tot alleen nog violen, altviolen en cello’s stilletjes overblijven. Anderhalf uur muziek eindigt zonder climax, als een stipje.
Hoewel hij nog een Tiende symfonie hoopt te voltooien, voorvoelt Mahler misschien al dat de Negende de laatste wordt die hij afkrijgt. Het stuk wordt vaak beschouwd als zijn muzikale afscheid van het leven, van de liefde en de lust, van de aarde. Op naar de hemel.
De symfonie is min of meer symmetrisch opgebouwd. Twee snellere middendelen van pakweg een kwartiertje elk, geflankeerd door twee zware hoekdelen die beide grofweg een halfuur in beslag nemen.
De Negende is geen symfonie die je op de achtergrond aanzet. Hier moet je echt anderhalf uur goed voor gaan zitten. Maar als je geconcentreerd luistert en je openstelt voor die ‘diepgevoelde emotie, dan kan een uitvoering van de Negende symfonie zomaar een spirituele ervaring worden.
Uitgelichte momenten:
Das Lied von der Erde: de dood te slim af
Af in: 1909
Koffieautomaatfeitje: Mahler kent zijn klassieken. Beethoven, Schubert, Bruckner, Dvorak: de grote voorgangers kwamen niet verder dan negen symfonieën. Hij besluit deze vloek te slim af te zijn door zijn negende niet een symfonie, maar Das Lied von der Erde te noemen. En verdomd, het werkt, hij blijft in leven. Dus voltooit Mahler daarna de ‘echte’ Negende. Maar de dood laat zich niet foppen: een jaar later sterft de componist. Een Tiende symfonie krijgt hij niet af.
Achtergrond: In alle symfonieën filosofeert Mahler muzikaal over de dood en wat die betekent. Is sterven het einde of een nieuw begin? En moeten we de dood vrezen of omarmen als een oude vriend? Mahler neigt naar dat laatste. In Das Lied von der Erde speelt hij deze vragen nogmaals tegen elkaar uit.
Mahler vindt inspiratie in zes gedichten uit de Chinese oudheid. Ze verhalen en filosoferen over de vergankelijkheid van schoonheid en het menselijk leven tegenover de cyclus van vernieuwing in de natuur.
Hij laat de tenor beginnen in boze dronkenschap met ‘Het drinklied over de bekommernis op aarde’: „Donker is het leven, is de dood.” De alt belichaamt daarentegen berusting, vooral in het magistrale – half uur durende – slotlied ‘Het afscheid’. „Stil is mijn hart en wacht kalm op zijn uur.” Nog eenmaal laaft ze zich aan de schoonheid van de natuur, waarin alles sterft om opnieuw geboren te worden: „Eeuwig! Eeuwig! Eeuwig!”
Uitgelichte momenten:
De handtekening van Mahler.Foto DeAgostini/Getty Images
‘Dit heet de vieze ruimte”, zegt Prins Doornekamp (53), oprichter van NOWOS. „De hele vloer ligt vol.”
Het lijkt of het zwart gesneeuwd heeft in deze hal in Amersfoort. Een tiental jonge mannen buigt zich over accu’s van deelscooters. Met schrapertjes duwen ze siliconenplastic uit batterijen. Zwart gruis valt op hun werkblad, op hun schoot, op de vloer. De batterijen zijn volgespoten met de siliconen. „Hier zie je dat accu’s niet ontworpen zijn om gerepareerd te worden”, zegt Doornekamp.
NOWOS in Amersfoort roeit tegen de stroom in. Terwijl de circulaire economie elders niet van de grond komt, en sinds begin vorig jaar elf plasticrecyclers failliet gingen, groeit NOWOS juist. Het repareert sinds 2020 op grote schaal accu’s van elektrische bromfietsen, fietsen en zitmaaiers. Vorig jaar ging het om 90.000 batterijen. Klanten zijn onder andere Swapfiets, deelfiets- en scootermerken en grote fietsenmakersketens. NOWOS opende een vestiging bij het Franse Lyon, en begint er binnenkort een in Polen.
Voorheen werd de batterij van een elektrische fiets meestal vervangen, of de fietsenmaker kluste er zelf wat aan om ’m weer aan de praat te krijgen. Reparatie van batterijen scheelt in het gebruik van kunststoffen en metalen. Zoals lithium, nikkel en kobalt, dat vooral in Congo wordt gedolven, vaak onder slechte werkomstandigheden.
Goedkope oplossing
De batterijen waar NOWOS zich mee bezighoudt, worden geproduceerd in China. Over reparatie is vaak niet goed nagedacht, zoals te zien is in deze „vieze ruimte”. Meestal hoeven van de scooteraccu’s enkel de communicatiepoorten vervangen te worden. Een eenvoudig klusje, ware het niet dat die poorten verscholen liggen achter een dikke laag siliconenschuim. Dat is om de batterij te beschermen tegen vocht, zegt Doornekamp. „Een goedkope oplossing, ze hadden ook eenvoudig een betere behuizing kunnen smaken.”
Doornekamp kruipt moeiteloos in het hoofd van de accuproducent. Hij was er namelijk zelf een. Na zijn afstuderen werkte hij aan chips bij Philips. Zijn interesse in batterijen werd gewekt toen hij niet tevreden was over de batterij in zijn motorfiets. In zijn tuinschuur knutselde hij zelf een betere in elkaar; lichter en sneller te laden.
De communicatiepoorten van accu’s liggen vaak verscholen achter een dikke laag siliconenschuim. Dat verandert tijdens het repareren in zwart gruis.
Doornekamp richtte in 2007 Super B op, producent van lithium-ijzerfosfaatbatterijen voor onder meer vaartuigen en motorsport. Hier kreeg hij vragen van klanten over de levensduur van zijn batterijen. Wat moesten ze er daarna mee? „Wij hadden eigenlijk geen oplossing. Daar lag ook niet onze focus. Die lag bij het produceren van nieuwe accu’s.”
In 2017 verkocht Doornekamp zijn bedrijf. Om zich te bezinnen op zijn toekomst, ging hij zes weken met zijn boot weg. Op de terugweg vanuit Frankrijk voer hij langs recyclingbedrijven tussen IJmuiden en Amsterdam. Hier ligt de toekomst, dacht hij.
Hij zocht contact met Jan Bartels, voormalig directeur van Stibat, een stichting die inzameling en recycling van batterijen wil bevorderen (later opgegaan in stichting Open). Terwijl ze de mogelijkheden van een batterijrecyclingbedrijf onderzochten, kregen ze een andere vraag: konden ze ook repareren? Doornekamp nam vijf accu’s mee naar hun kantoor, destijds een kamertje met twee bureaus. „Ik ben er een week aan gaan zitten. Repareren, alles goed documenteren. Het bleek eigenlijk best mee te vallen.”
Als een batterij kapot is, zegt Doornekamp, functioneert de kern, de cellen, meestal nog prima. Het probleem zit ergens eromheen: de laadpoort is kapot, draden gebroken, de behuizing gescheurd. „We kunnen ongeveer 90 procent van de batterijen repareren. En van de rest kunnen we onderdelen hergebruiken.”
Als nieuw
In een grote opslaghal rijden heftrucks af en aan. Batterijen komen er in grote dozen binnen, vaak afkomstig van fietsenmakersketens. In andere hallen buigen werknemers – allen man – zich over de batterijen, elk in een eigen werkstation met schroevendraaiers, nijptangen, warmeluchtpistolen en tape.
Met een elektrische schroevendraaier maakt Lennart Nieuwland (29) schroefjes los van een deelfietsbatterij. „De poort is beschadigd. Ik moet de hele batterij openmaken om de uitgang te vervangen.”
Nieuwland werkte voorheen in de installatie van zonnepanelen, zegt hij, maar „dat gaat in Nederland niet meer zo goed”. Hij zocht een andere technische baan in Amersfoort, en kwam bij NOWOS terecht. Met een batterij is hij gemiddeld twintig minuten bezig, zegt hij.
Als hij klaar is, wrijft hij met een doekje over de behuizing. „Is die beschadigd?”, vraagt hij zich af. „Nee, alleen wat vies.” De batterij moet er zo goed als nieuw uitzien. „Soms vervangen we de behuizing na de reparatie, zodat de batterij er beter uitziet.”
Repareren blijft maatwerk. En mensenwerk; een reparatiebedrijf zal nooit hetzelfde ogen als de glimmende productiefaciliteiten waarin robots bijna al het werk doen. Toch werkt NOWOS wel aan automatisering. Zo leest zelfontwikkelde apparatuur automatisch de kwaliteit uit van de gerepareerde batterijen. Tientallen hangen er in stellingkasten. Rode draden verbinden ze met de uitleesapparaten, in groene cijfers knipperen de meetgegevens. „In het begin vroeg de klant: en, hoe was het met de batterij?”, zegt Doornekamp. „Nu willen ze alles weten, zoals hoelang de batterij waarschijnlijk nog mee zal gaan. Ze krijgen per batterij een meetrapport.”
De markt voor lithiumbatterijen is veel groter dan alleen die voor fietsen en andere kleine voertuigen. Producenten stoppen lithiumbatterijen overal in. Denk aan: zingende wenskaarten, vapes, lichtgevende stepjes of kleutersneakers. Maar op het terrein van dit kleine grut zal NOWOS zich niet begeven. Doornekamp: „Eigenlijk is de fietsaccu de ondergrens om reparatie nog economisch haalbaar te maken. Zelfs bij de accu van een boormachine met een verkoopprijs van de accu rond de 40 euro kan een reparatie niet uit.”
Brandgevaar
Niet alleen de businesscase moest goed zijn, ook de brandveiligheid. Nieuwland werkt nog maar kort bij NOWOS, maar maakte al eens mee dat een batterij begon te vonken in zijn handen.
Met lithiumbatterijen, zegt Doornekamp, is het niet de vraag óf je brand krijgt, maar wanneer. „Je krijgt er gewoon af en toe een.” Bij NOWOS ontvlamt gemiddeld eens per maand een accu.
Brandgevaar hoort bij lithiumbatterijen, zeker als ze defect zijn. Ze kunnen zomaar ontvlammen, tijdens opladen of reparatie. In Nederland vliegt gemiddeld twee keer per week een lithiumaccu in brand. Een brand in een lithiumbatterijfabriek in Zuid-Korea kostte vorig jaar zeker 22 mensen het leven.
Achter Nieuwland staat een waterbak, met een hark om de batterij erin te kunnen schuiven, gasmasker en handschoenen. Batterijen die binnenkomen, worden voordat ze zijn beoordeeld op de parkeerplaats bewaard in quarantainecontainers, met ingebouwde sensors en een sprinklerinstallatie.
„Een aantal accureparatiebedrijven is al meerdere keren afgebrand”, zegt Doornekamp. Dat is volgens hem een van de redenen dat producenten en fietsenmakers in het verleden huiverig waren om batterijen te laten repareren.
Bij NOWOS steken reparateurs veel tijd in uitgebreid administreren wat ze doen. Of in het vinden van precies hetzelfde type-onderdeel voor de batterij als het origineel – al zouden andere onderdelen ook volstaan. „Je kan ieder product wel repareren”, zegt Doornekamp, „maar de truc is dat de batterijen blijven voldoen aan de typegoedkeuring.” Dat betekent dat een product volgens de overheid voldoet aan de regels. Sommige grote fietsaccumerken willen desondanks niet meewerken aan reparatie, ook niet door NOWOS. In 2027 verandert dat mogelijk, als consumenten in Europa het recht krijgen hun fabrikant om reparatie te vragen.
Doornekamp hoopt dat de houding tegenover reparatie eerder verbetert. „Bij auto’s lukt het ook”, zegt hij. „BMW en Mercedes hebben een manier gevonden om auto’s te laten repareren volgens hun eigen kwaliteitsnormen, bijvoorbeeld bij hun eigen merkdealers. En ook daar geldt dat het professioneel moet: dit soort reparaties kan je gewoon niet doen in een schuurtje.”
Zestien jaar nadat hij voor het leven uit de Formule 1 werd verbannen, is Flavio Briatore terug op zijn oude stek. Briatore – een veroordeeld oplichter, zakenman, playboy en berucht valsspeler – staat sinds woensdag weer aan het roer van het Alpine-team. Daar vierde hij in het verleden successen, maar was hij ook de veroorzaker van het grootste F1-schandaal in de afgelopen decennia.
Alpine, eigendom van Renault, heeft de Italiaan Briatore (75) aangesteld als opvolger van de Engelsman Oliver Oakes. Die nam onverwacht ontslag. De precieze aanleiding is niet bekend, maar duidelijk is wel dat het onrustig is bij Alpine sinds Briatore daar vorig jaar als ‘adviseur’ terugkeerde in de Formule 1 – weinig verrassend, want bij Briatore is de controverse nooit ver weg.
Nu is de Formule 1 vertrouwd met louche figuren, tot een Nigeriaanse prins aan toe die een armlastig team miljoenen beloofde, maar op het moment van betaling spoorloos verdween. Alleen is Briatore, anders dan de meesten van dat soort gladde types, ook daadwerkelijk succesvol geweest.
Restauranthouder en skileraar
Briatore werd in de jaren tachtig meermaals veroordeeld wegens zwendel en fraude. Hij was onder meer betrokken bij een oplichtersbende die rijke mensen geld aftroggelde met gemanipuleerde gokfeestjes. Om zijn celstraf te ontlopen, vluchtte de voormalig restauranthouder en skileraar halverwege de jaren tachtig naar de Maagdeneilanden.
Vanuit zijn toevluchtsoord ging Briatore aan de slag als franchisenemer van het Italiaanse modemerk Benetton – hij had er goede contacten. Al snel stuurde hij alle Amerikaanse activiteiten aan, en aangezien de zaken goed liepen, werd Briatore daar flink rijk van.
Eind 1988 nodige Benetton Briatore uit om naar de grand prix van Australië te komen. Hij had weinig met de Formule 1, maar toch vroeg Benetton hem commercieel directeur te worden van het gelijknamige F1-team. Het duurde niet lang voor Briatore er álle leidinggevende taken in handen kreeg.
Ook in de Formule 1 bleek Briatore waardevol voor Benetton. Hij trok goede ontwerpers aan en haalde in 1991 het Duitse talent Michael Schumacher binnen. Die werd drie jaar later wereldkampioen – in een auto uitgerust met schimmige, in feite verboden elektronische rijhulpsystemen – en het seizoen erop nóg eens. In 2005 en 2006, nadat het team was overgenomen door Renault, bezorgde Fernando Alonso Briatore weer twee titels.
Buiten de F1-wereld was Briatore vaak te vinden op dure jachten, op het dek zonnend met supermodellen als Naomi Campbell en Heidi Klum. Met Klum kreeg hij in 2004 een dochter, met wie hij zich verder amper bemoeide. Bij weer een ander model kreeg Briatore in 2010 nog een tweede kind.
Opzettelijke crash
In de herfst van 2008 was bij Renault de champagnesmaak van Alonso’s titeljaren weggespoeld door een paar matige seizoenen, waarin het team niets meer had gewonnen. Voor de teamleiding werd het spannend, de directie van het autoconcern kon er weleens genoeg van krijgen. Op het krappe stratencircuit in Singapore zagen Briatore en Pat Symonds, een ander kopstuk van het team, kans een mirakel te creëren. Ze gaven Alonso’s matig presterende teamgenoot Nelson Piquet Jr. opdracht om expres te crashen. De safety car zou de race dan neutraliseren, en als ze – met hun voorkennis over de op handen zijnde crash – Alonso’s pitstop goed timeden, kon hij voorop komen te rijden.
Het plan werkte: Piquet gaf in de veertiende ronde opzettelijk te veel gas en klapte tegen een muur. Alonso kwam op kop en won de race.
Na zijn ontslag een jaar later, biechtte Piquet de zaak op bij autosportbond FIA. Het leverde Briatore een levenslange schorsing op. Een Franse rechtbank draaide dat besluit later terug, maar zijn rol in de Formule 1 leek uitgespeeld. Briatore hield zich in het vervolg bezig met Queens Park Rangers, zijn Engelse voetbalclub, het presenteren van de Italiaanse versie van Trump-talentenjacht The Apprentice en de oprichting van een politieke partij waarmee hij tegen de radicaal-rechtse Matteo Salvini aanschurkte.
En toen liep Briatore begin vorig jaar ineens weer rond in de F1-paddock. Renault-topman Luca de Meo vroeg hem als executive advisor naar Alpine te komen. Nadat Renault zijn team in 2010 van de hand had gedaan, kochten de Fransen het in 2015 weer terug. Het plan was om snel weer vooraan mee te doen, maar na tien jaar mismanagement en bestuurlijke onrust, rommelt het onder de merknaam Alpine nog altijd wat aan in de middenmoot.
Flavio Briatore op een jacht met topmodel Heidi Klum, zijn toenmalige vriendin. Ook was hij degene de latere wereldkampioen Michael Schumacher naar Benetton haalde.
Foto’s Ginanni Giansanti, Pascal Rondeau
Hoewel Oakes als teambaas formeel de leiding had, was duidelijk dat de echte macht bij Briatore lag. Vorige zomer kondigde Oakes aan dat zijn protegé Jack Doohan in 2025 zou gaan racen voor Alpine. Maar Briatore zag meer in de in Zuid-Amerika mateloos populaire Argentijn Franco Colapinto, die vorig jaar indruk maakte als invaller bij Williams. Briatore legde Colapinto vast als reservecoureur, met tussen de regels door een duidelijke boodschap: zodra hij Doohan uit de Alpine kon wippen ten faveure van Colapinto, zou hij dat doen.
Dat is nu gebeurd. Vlak na de aankondiging van Oakes’ afscheid en de benoeming van Briatore, maakte Alpine bekend dat Doohan wordt vervangen door Colapinto. Hoewel Briatore woensdag in een gelikte verklaring bezwoer dat er van ruzie geen sprake was, lijkt de timing van het vertrek van Oakes geen toeval.
Daarmee bevindt Briatore zich in dezelfde situatie als in 2008: aan het hoofd van een worstelend team, met de druk van de Renault-directie op zijn schouders. Alleen zal hij het probleem dit keer op legale wijze moeten oplossen.