N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tegenwoordige tijd Emoji zijn geliefd bij alle generaties, ziet Sarah Meuleman. Zou het kunnen dat zij de samenleving liefdevoller maken?
Foto OSAKAWAYNE STUDIOS
Als je de doemdenkers moet geloven, zijn we in een emotionele ijstijd beland. We verliezen onszelf in smartphones, de helft van het leven speelt zich af via een toestel en we kijken liever naar een scherm dan naar elkaar. Hoe liefdeloos en kil.
Toch wemelt het van de veelkleurige hartjes op mijn mobiel. Appgesprekken staan bol van de opgestoken duimen en bemoedigende high fives. De hart-emoji worden het meest gebruikt en de populairste nieuwkomer is een brandend hart: nóg meer liefde! Maar heeft die liefde iets te betekenen?
Ergens aan de bakermat van de emoji ligt de Russische romanschrijver Vladimir Nabokov die in een interview met The New York Times suggereerde dat er een typografisch teken voor de lach zou moeten worden bedacht, misschien een half rond boogje? Pas in de jaren negentig werden emoticons ontwikkeld, de voorlopers van emoji, die bestonden uit bekende taaltekens en bedoeld waren om de toon van een getypte boodschap aan te geven 🙂
Bombarie
Inmiddels worden er wereldwijd elke dag miljarden emoji verstuurd. Zonder veel bombarie zijn emoji een vaste waarde geworden in ons dagelijkse leven. Zo ontwikkelt zich geleidelijk een nieuwe taal die niet langer in dienst staat van de letters, maar steeds meer op zichzelf bestaat. In 2015 riep Oxford Dictionary de populaire huilen-van-het-lachen-emoji zelfs uit tot ‘woord’ van het jaar.
Unicode Emoji of Emojispeak blijft groeien en wordt inclusiever. In 1995 waren er 76 emoji, in 2023 zijn dat er maar liefst 3491. Onderzoek wees uit dat 73 procent van de ondervraagden een bericht met emoji als vriendelijker en cooler ervaart (Adobe, 2022).
Emojispeak is hard op weg de eerste wereldwijd ‘gesproken’ taal te worden. Hoewel het gebruik demografisch bepaald is en niet iedereen de plaatjes op dezelfde wijze leest. Mijn dochter stuurde me onlangs een schaap, ik reageerde met een varken.
Veel icoontjes zijn dubbelzinnig: een pet is een leugen, een perzik verwijst zelden naar fruit, en hersenen staan voor orale seks
Dat schaap bleek te staan voor warmte, liefde, en ik wil liever niet weten wat mijn varken-emoji voor Gen Z betekent. Veel icoontjes zijn verraderlijk dubbelzinnig: een pet is een leugen, een perzik verwijst slechts in 7 (!) procent van de gevallen daadwerkelijk naar fruit, en hersenen staan voor orale seks (kijk en begrijp).
Gulle hartjes
Als er al over emoji wordt geschreven, gaat het geheid over de narigheid, terwijl vooral de hartelijke emoji wereldwijd het meest worden verspreid. Zijn we dankzij de stille emoji-revolutie ongemerkt kwistiger geworden met onze uitingen van liefde en waardering? Zijn de gulle hartjes het begin van een digitale hippie-tijd?
Zeker, het sturen van een emoji is makkelijker dan het uiten van emotie. Emoji zijn kant-en-klaar, een verhamburgerd soort gevoel, fast-feeling. Maar maakt het gemak van de toepassing het gevoel dat de emoji weergeeft minder oprecht of waardevol? Als we in kille tijden leven, zou de emoji weleens een perfect getimed alternatief kunnen zijn om die moeizame gevoelens toch te uiten. Zo beschouwd, is onze telefoon geen ijspegel, maar een knapperend haardvuurtje op een koude winteravond.
Miljoenen kilometers aan dikke, koperen kabels onder de grond en lijnen door de lucht houden Europese landen letterlijk met elkaar in verbinding. Ze lopen van Europa’s noordelijkste puntje naar Portugal, naar Oekraïne en alles ertussenin. In rap tempo schiet elektriciteit door de kabels van de ene plek naar de andere. Het stroomnet is de grootste machine die de mensheid ooit heeft gebouwd, wordt weleens gezegd.
Maar wel een machine waarvan de afstelling nauw luistert. Want cruciaal is dat iedere seconde vraag en aanbod nauwkeurig in balans worden gehouden. Wat er gebeurt als dat niet goed gaat, kan in het ergste geval leiden tot grootschalige stroomuitval, zoals afgelopen maandag in Spanje, Portugal en een deel van Frankrijk.
Hoe deze grote stroomstoring, een power black-out, kon gebeuren is nog onbekend. Maar het heeft wel de vraag opgeroepen: hoe kwetsbaar is het Europese stroomnet, waarvan honderden miljoenen mensen afhankelijk zijn?
Vroeger was het elke stad of provincie voor zich. Ieder gebied legde draden, stations en generatoren aan om straatverlichting en machines van stroom te kunnen voorzien, zegt Peter Palensky, hoogleraar elektriciteitsnetten aan de TU Delft. Als losse eilandjes.
Het bijzondere aan een stroomnet is dat de frequentie waarop de infrastructuur is afgesteld continu gelijk moet blijven, anders raken onderdelen beschadigd. Het is cruciaal dat vraag en aanbod steeds met elkaar in evenwicht zijn, anders kan een storing ontstaan. Daarom zijn back-ups nodig die snel extra stroom leveren voor als ergens aanbod wegvalt.
„Al snel groeide het besef dat als je die eilanden met elkaar verbindt, niet iedereen hoeft te investeren in een eigen super-zekere back-up stroomvoorziening”, zegt Martien Visser, lector energietransitie aan de Hanzehogeschool in Groningen. „In gevallen van nood kan je stroom lenen van de buren, die dan tijdelijk even wat meer opwekken.” Palensky: „En als ergens onderhoud wordt gedaan, hoeft niet de hele stad in het donker te wachten. Dan neem je gewoon even wat vermogen van de buren.”
Afwijkingen
Eerst werden de steden en provincies op landelijk niveau met elkaar verbonden. Sinds de Tweede Wereldoorlog werden, land voor land en over tientallen jaren, lidstaten gekoppeld. „Dat begon in het westen van Europa”, zegt Jan Vorrink, senior adviseur van Tennet, de beheerder van de Nederlandse hoogspanningsnetten, die samen met andere internationale netbeheerders meewerkt aan een onderzoek naar de stroomstoring van deze week. „De Baltische staten, Moldavië en Oekraïne zijn recent aangesloten.”
Inmiddels is de stroom die landen kunnen krijgen van buurlanden allang niet meer alleen bedoeld voor noodgevallen. Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen: „Sinds in de jaren negentig de vrije markteconomie in Europa opkwam, gebruiken marktpartijen de koppeling ook om onderling energie te verhandelen. De verbinding wordt nu heel intensief gebruikt.” Een beetje voor noodgevallen, veel voor handel.
In Portugal waren ze afgelopen maandag niet blij met de sterke Europese verbinding
Langzaam ontstond zo een gezamenlijk, gestandaardiseerd net. De frequentie moet overal in Europa strak rond de 50 hertz blijven. Bij afwijkingen springen andere landen bij om de onbalans glad te trekken. Interconnectie maakt het stroomnet robuuster en de energie goedkoper.
Maar in Portugal waren ze afgelopen maandag niet blij met die sterke Europese verbinding. Gegevens die de Spaanse netbeheerder tot nu toe heeft verzameld, wijzen erop dat de oorzaak van de stroomstoring in Spanje begon, ten zuiden van de Pyreneeën. Een nog onbekend probleem daar bracht een kettingreactie op gang waarbij de storing zich als een olievlek verspreidde. Daarom was Portugal ook de pineut. Maakt de verbondenheid de elektriciteitsvoorziening dan niet juist kwetsbaarder?
Nee, onder de streep niet, zeggen vier experts, geraadpleegd voor dit artikel. Al is het alleen al omdat landen verplicht zijn elkaar te helpen het elektriciteitsnet weer op de bouwen na een probleem. Met vermogen van Frankrijk en Marokko, die meehielpen om de eerste paar centrales in Spanje weer aan de praat te krijgen, had bijna het hele Iberische eiland nog geen 24 uur later weer stroom.
En omdat landen elkaar dus helpen om een storing te voorkomen door spanningsschommelingen glad te strijken. Het bewijs dat dit in de praktijk echt werkt, was dat de storing van maandag zich niet verder in Frankrijk verspreidde, zegt Vorrink van Tennet. In Spanje viel in één klap om onbekende reden veel capaciteit weg en die werd niet snel genoeg aangevuld door buren. Lokaal schakelde daarom automatisch de beveiliging op de infrastructuur in om te voorkomen dat onderdelen beschadigd raakten. Daardoor kreeg Frankrijk plots geen 2.400 megawatt (genoeg voor zeven steden ter grootte van Amsterdam) meer geleverd vanuit Spanje. Lokaal veroorzaakte dat een tijdelijke storing. „Maar Frankrijk staat goed in verbinding met andere landen in Europa. Daarom konden alle lidstaten Frankrijk helpen door capaciteit te leveren en bleef Frankrijk verder in verbinding.” Dat ging allemaal automatisch, binnen dertig seconden.
Spanje en Portugal zijn door hun ligging en de Pyreneeën die ertussen liggen met slechts met enkele verbindingen tussen Spanje en Frankrijk verbonden met de rest van Europa. Zij konden niet de capaciteit krijgen uit andere landen, zoals Frankrijk. In Spanje moesten de eerste uitgevallen gebieden aanspraak doen op de beperkte omringende infrastructuur, die toen ook overbelast raakte. Toen viel in Spanje en Portugal de stroom uit op grote schaal. Volgens een onderzoek uit 2023 in het wetenschappelijke tijdschrift Joule zijn zulke cascadestoringen, waarbij uitval in het ene gebied leidt tot uitval in het andere gebied, de grootste bedreiging voor het moderne stroomnet. Weersomstandigheden zijn de meest voorkomende oorzaak van dergelijke kettingreacties.
Het aanleggen van nieuwe kabels kost miljarden en jaren aan planning, „maar dat is geen reden voor ons geen nieuwe koppelingen aan te leggen”, zegt Vorrink. „In de Pyreneeën hebben de Spaanse en Franse netbeheerders zelfs een tunnel aangelegd voor een nieuwe verbinding om aan de weerstand van natuurorganisaties en inwoners tegemoet te komen.” Het zijn juist activisten uit het goed verbonden Frankrijk die de komst van nieuwe verbindingen met Spanje dwarsbomen. Netbeheerders willen een nieuwe verbinding tussen het Franse Bordeaux en het Spaanse Bilbao, maar vooral in de Franse regio Les Landes is er verzet, omdat de verbinding door kwetsbare natuurgebieden loopt. Visser: „Nu is het plan om een nog duurdere kabel door de Golf van Biskaje te leggen in plaats van door de Pyreneeën.”
Geografisch gezien is de ene plek in het Europees netwerk kwetsbaarder dan de andere
Nadeel van een gezamenlijk Europees net is volgens Visser wel dat je soms ziet dat landen gaan vertrouwen op die interconnectie en in het binnenland relatief weinig maatregelen nemen om zelf bestand te zijn tegen een stootje. „Binnen Europa is ook geen regelgeving die landen verplicht maatregelen te nemen. Zo kon België zijn kerncentrales sluiten omdat het ervan uitging dat Nederland en Frankrijk wel zouden bijspringen.”
En ja, een nadeel is inderdaad ook dat als ergens een probleem zit, een buurland ook kan worden geraakt, zoals Portugal van de week. Maar als Portugal niet verbonden was geweest met het Europese stroomnet, hadden ze daar veel vaker storingen gehad, zeggen de geraadpleegde experts. Palensky: „Kleine, lokale disbalansen gebeuren vaak, maar die leiden over het algemeen niet tot storingen omdat we zo’n groot netwerk hebben.”
Geografisch gezien is de ene plek in het Europees netwerk kwetsbaarder dan de andere. Alle ogen zijn nu gericht op Portugal en Spanje, maar je hoeft er alleen maar een kaart van Europa bij te pakken om te zien dat ook andere gebieden minder goed verbonden zullen zijn dan Midden-Europa. Vorrink van Tennet: „ Bijvoorbeeld alle eilanden, ook de Waddeneilanden, het Verenigd Koninkrijk, Italië, waar in 2003 nog een grote black-out was.”
Inertia
Nu en de komende jaren gaat het stroomnet door gigantische veranderingen, die nieuwe kwetsbaarheden met zich meebrengen. Met de toevoeging van hernieuwbare energiebronnen wordt het ingewikkelder om vraag en aanbod iedere seconde in balans te houden. Het aanbod zonne- en windenergie is op korte termijn lastiger te voorspellen dan bijvoorbeeld een gascentrale die je volledig zelf regelt, want weersvoorspellingen zullen nooit perfect zijn. Tegelijk worden regelbare bronnen zoals kolen- en kerncentrales gesloten.
Daarbij hebben zonnepanelen en windmolens bijvoorbeeld geen grote, zware roterende turbines die ‘traagheid’ toevoegen aan het systeem. Is er ergens een stroomuitval, dan blijven zware turbines van velen tonnen nog wel even doordraaien, die komen niet zomaar tot stilstand. In de energiewereld noemen ze dat inertia.
Na de uitval in Spanje ontstond de discussie of zonnepanelen de oorzaak waren van het plots wegvallen van een grote hoeveelheid capaciteit. In het gebied waar de storing begon wordt veel zonne-energie opgewekt. Maar er waren veel andere bronnen in de buurt, zoals kerncentrales, die wel inertia hebben.
Volgens Palensky moeten de extra technische moeilijkheden om het net stabiel te houden niet aangegrepen worden als argument tegen de energietransitie. „Los van de noodzaak ervan om de klimaatdoelen te halen, zorgen zonne- en windenergie ook juist voor leveringszekerheid.” Voor fossiele brandstoffen zijn we afhankelijk van andere landen. Dat werd duidelijk tijdens de energiecrisis na de Russische invasie van Oekraïne. Palensky: „Zon en wind hebben ons nooit, in miljoenen jaren niet, in de steek gelaten. En niemand kan die bronnen van ons wegnemen.”
Bovendien zijn de moeilijkheden die de energietransitie met zich meebrengt technisch oplosbaar. Mulder: „Er wordt aan manieren gewerkt om duurzame bronnen wel inertia te geven. Bijvoorbeeld door vliegwielen toe te voegen die door zonne-energie worden aangedreven.” Batterijen kunnen ook inertia nabootsen. „En doordat we bijvoorbeeld de hoek van de bladen van windturbines ten opzichte van de windrichting kunnen veranderen, kunnen producenten met windturbines het aanbod van windenergie ietwat afstemmen op de vraag.” Maar het zijn wel extra, snel veranderende uitdagingen waar netbeheerders mee om moeten gaan. Dat wel.
99,99988 procent
En dan zijn er ook nog cyberaanvallen, waarop het risico toeneemt door zowel de huidige geopolitieke spanningen als het feit dat het net steeds meer gedigitaliseerd wordt. Vorrink: „Cyberaanvallen zijn tegenwoording inderdaad een groter risico. We hebben altijd al cybermaatregelen genomen en nu investeren we daar meer geld in.” Wat die maatregelen zijn wil de netbeheerder niet zeggen, uit veiligheidsoverwegingen.
Hoewel de energietransitie en cyberaanvallen het lastiger maken voor netbeheerders om het systeem in balans te houden en niet alle gebieden in Europa even goed aangesloten zijn, is het Europees net al met al heel betrouwbaar. In Nederland bijvoorbeeld, is de leveringszekerheid 99,99988 procent. Daarom is wereldwijd nu zoveel aandacht voor de storing van afgelopen maandag: het is heel uitzonderlijk. De laatste grote storing was zo’n twintig jaar geleden.
„Wel zijn we heel afhankelijk van het stroomnet”, zegt Han Slootweg, directeur Operaties van netbeheerder Enexis. „Dat zagen we afgelopen maandag, toen het dagelijks leven in Spanje en Portugal vrijwel stilviel. Onze afhankelijkheid van elektriciteit neemt steeds meer toe. En die afhankelijkheid, dat is de echte kwetsbaarheid.”
Voor velen zal bij de naam Rattan Chadha (1949) niet gelijk een belletje gaan rinkelen. Wie Chadha googlet vindt een schatrijke ondernemer die in de Quote 500 staat, drie volwassen kinderen heeft en een kunstcollectie van negenhonderd werken. Hij lijkt alles te hebben en dat is nooit anders geweest. De in India geboren Chadha had als jongste kind uit een rijke Indiase familie nog nooit een keuken van binnen gezien, heeft hij ooit gezegd, en altijd al een grote hang gehad naar ondernemen en avontuur: „Ik werkte zeven dagen per week en was altijd op reis.”
Dit bracht hem op het idee om in 1971 van New Delhi naar Nederland te liften. Als echte hippie met paardenstaart en duizend gulden op zak trok hij naar het Zuid-Hollandse Voorschoten. Van daaruit begon hij met het importeren van kleding uit India, die hij verkocht aan warenhuizen. In de jaren tachtig deed Chadha dit vanuit zijn eigen merken Moustache en Emanuelle, die hij in 1986 samenbracht onder het label Mexx.
Tot de verkoop van het meerderheidsbelang ter waarde van 264 miljoen Amerikaanse dollar aan het Amerikaanse Liz Claiborne in 2001, telde Mexx op het hoogtepunt wereldwijd 50 filialen en een kledingproductie van 40 miljoen stuks. De rol als ceo bij dit bedrijf vervulde Chadha tot 2006. In 2004 ontving hij de prestigieuze modeprijs Grand Seigneur, voor zijn visie, durf en gevoel voor organisatie en marketing. Thomas Grote, die het stokje destijds van hem overnam, verklaarde dat met Chadha „ook de spirit van Mexx” verdween. Na zijn vertrek focuste Chadha zich voornamelijk op zijn private equitybedrijf KRC Capital BV, dat hij in 1991 oprichtte en investeerde in mode, hotels en ontroerend goed.
Is geld dan zijn enige drijfveer?
Zeker niet. Chadha doet alleen dingen waar hij passie voor heeft. „Als je geen passie hebt, geen doel, dan is het leven niet waard geleefd te worden”, verklaarde hij in 2016 in de Volkskrant. Met deze overtuiging richtte Chadha in 2006 met Michael Levie hotelketen CitizenM op en werd hij bestuursvoorzitter. Deze boetiekketen moest zich onderscheiden van traditionele hotels en zich richten op een nieuwe generatie van reizende zakenlui die betaalbare luxe willen. De hotels zijn ingericht met „alles wat reizigers nodig hebben en met niets dat zij niet nodig hebben”, zei Chadha destijds. Dat betekent: slimme technologie, efficiënte inrichting, geen traditionele lobby en aandacht voor comfort en stijl. Momenteel heeft CitizenM bijna veertig hotels, verspreid over wereldsteden als New York, Londen en Shanghai. Vier daarvan staan in Nederland: twee in Amsterdam, een in hartje Rotterdam en een bij Schiphol.
En nu?
Na de verkoop aan Marriott afgelopen week voor minimaal 355 miljoen dollar – dat nog kan oplopen tot 465 miljoen – blijft het vastgoed en beheer in bezit van CitizenM. Dit bedrag is overigens aanzienlijk lager dan de 4 miljard euro waarop de keten vorig jaar werd geschat. Toch blijft Chadha positief: „Ik voorzie dat deze samenwerking de wereldwijde aanwezigheid en merkimpact van CitizenM aanzienlijk zal vergroten.”
Mocht je denken dat dit het uitgelezen moment is voor Chadha om met pensioen te gaan, dan heb je het mis. Zijn niet te stillen honger naar meer heeft hem jarenlang vooruit gebracht en plannen om te pensioneren heeft hij absoluut niet. In een interview met het FD vorig jaar liet Chadha weten dat met pensioen gaan zelfs zijn allergrootste angst is: „Dat is voor mij hetzelfde als doodgaan.”
De paus is dood, leve de paus! Nu Franciscus begraven is, begint komende week het conclaaf waar 133 kardinalen gaan besluiten wie de nieuwe bisschop van Rome wordt. Pas als er witte rook kringelt uit de schoorsteen van de Sixtijnse Kapel, mogen zij het Vaticaan verlaten en hebben 1,4 miljard katholieken weer een leidsman.
De Oscarwinnende film Conclave schilderde het conclaaf af als een spannende strijd tussen heren op leeftijd die met lage streken proberen de macht in de katholieke kerk naar zich toe te trekken. Voor zover daar zicht op is, viel het met zulk gekonkel tijdens de meest recente pausverkiezingen best mee, maar een duik in de geschiedenis leert dat het gevecht om de Zetel van de apostel Petrus inderdaad regelmatig lelijk uit de hand is gelopen.
Meerdere doden
De benoeming van een nieuwe paus was in het eerste millennium van het bestaan van de kerk een onduidelijke toestand zonder regels, waarbij de Romeinse adel, het volk, de geestelijkheid en machtige Europese heersers allemaal een vinger in de pap duwden. Vaak liep de keuze van een nieuwe paus (dat woord werd vanaf het jaar 300 gangbaar) uit op een gewapend treffen tussen de aanhang van de verschillende kandidaten.
Zo ook bij de verkiezingsstrijd van 498, de eerste waarvan vaststaat dat er omkoping plaatsvond. De race ging tussen Symmachus en Laurentius: de een controleerde het gebied rond de Sint Pieter, de ander had zijn hoofdkwartier in de Sint-Jan van Lateranen, de oudste basiliek van Rome. Pleitbezorgers van beide kanshebbers gingen elkaar te lijf en er vielen meerdere doden.
Ondertussen probeerden de facties koning Theodorik van Italië en diens raadgevers om te kopen. De vorst koos uiteindelijk voor Symmachus, die prompt verbood dat er campagne werd gevoerd rond de verkiezing van een nieuwe paus. Het was aan de zittende paus om bij leven zijn opvolger aan te wijzen, vond hij.
Van dit plan kwam weinig terecht; paus Nicolaas II maakte pas in 1059 een einde aan de onduidelijke benoemingsregels. Hij besloot dat een paus gekozen moest worden door een college van kardinalen – zoals het nu nog steeds gebeurt. Deze verordening betekende echter niet dat vanaf dit moment alles op rolletjes liep, of dat mensen van buiten het college zich niet langer met de pauskeuze bemoeiden.
Por met een speer
Bijzonder onwelriekend was de pausverkiezing van 1241. Het was hoog zomer en er waren in Rome slechts tien kardinalen aanwezig, die onderling sterk verdeeld waren over de vraag hoe om te gaan met de Duitse keizer Frederik II, die op dat moment oorlog voerde in Italië. Geen enkele kandidaat kreeg de benodigde tweederde van de stemmen.
Matteo Orsini, de belangrijkste bestuurder van Rome, had op een gegeven moment genoeg van deze besluiteloosheid en sloot de kardinalen op in een oud gebouw – samen met een kist met daarin de dode paus. Wie overdag in slaap dreigde te vallen, kreeg van een wachter een por met een speer. Om de kardinalen verder onder druk te zetten, liet Orsini de overvolle toiletten niet legen. Dit alles leidde dankzij de hoge temperaturen tot ernstige stankoverlast.
Desondanks konden de kardinalen maar niet tot een keuze komen. Pas toen een van hen overleed door de erbarmelijke omstandigheden – er gingen ook geruchten over vergiftiging – viel de keuze op Goffredo Castiglione, die de naam Celestinus IV koos. Helaas was hij dermate verzwakt door de onhygiënische verkiezingsstrijd dat hij een paar weken na het aanvaarden van zijn ambt al het loodje legde.
In de letterlijke zin des woord was dit het eerste conclaaf, want de kardinalen waren cum clave (met een sleutel) opgesloten om hun besluit te bespoedigen. Dat gebeurde tegen hun wil, maar medio 1270 vroegen ze er zélf om te worden ingesloten. Ze waren namelijk al sinds december 1268 in overleg over de keuze van een nieuwe paus, zonder ook maar een centimeter op te schieten.
Langste verkiezing ooit
De omstandigheden waren dat jaar kennelijk beter dan in 1241, want ook achter slot en grendel lukte het niet om de knoop door te hakken. Geërgerd liet een Romeins bestuurder daarop het dak van het gebouw halen. De kardinalen waren nu blootgesteld aan de elementen– en ook de Heilige Geest kon er zo makkelijker bij, hoopte men.
Dat viel tegen, want pas na nóg een jaar kwam een commissie van zes kardinalen tot een keuze (van de oorspronkelijke negentien kiesmannen waren er inmiddels twee dood). Hun kandidaat: Teobaldo Visconti, géén kardinaal en als kruisvaarder in Syrië gestationeerd. Het duurde nog een half jaar voordat hij, op 27 maart 1272, arriveerde in Rome, als paus Gregorius X. Na veertig maanden – de langste sede vacante ooit – had de katholieke kerk weer een leider.
Gregorius besloot dat de chaos rondom zijn verkiezing niet voor herhaling vatbaar was. In 1274 publiceerde hij daarom de bul Ubi periculum, waarin werd vastgelegd dat de kardinalen vanaf de eerste dag van een pausverkiezing in een conclaaf moesten worden opgesloten.
Heldere regels of niet, ook na Gregorius’ ingrijpen liepen de verkiezingen nog regelmatig uit de hand – helemaal nadat het pausdom begin veertiende eeuw was gevlucht naar Avignon in Frankrijk . Toen paus Gregorius XI tijdens een reis in 1378 overleed in Rome, zag de plaatselijke bevolking haar kans schoon: zij eiste dat de nieuwe paus een Romein zou zijn. Op het moment dat de zestien met de paus meegereisde kardinalen in conclaaf gingen, klonk een stem uit de toegestroomde menigte: „Als jullie niet luisteren, maken we jullie hoofden net zo rood als jullie hoeden!”
Om het publiek te foppen, zetten de kardinalen een bejaarde Romeinse collega voor het raam en verklaarden dat hij tot paus gekozen was. Het grauw snelde hierop naar zijn huis om het te plunderen – een oude traditie. Het conclaaf koos nu vlug Bartolomeo Prignano tot paus Urbanus VI, in de veronderstelling dat hij die positie weer zou opgeven zodra ze de stad ontvlucht waren.
Prignano bleek echter meteen verknocht aan zijn nieuwe positie en weigerde – waarna de Franse kardinalen, eenmaal buiten Rome, een tegenpaus kozen: Clemens VII. De beide pausen excommuniceerden elkaar en het zogenoemde Westers Schisma – waarbij er veertig jaar lang tegelijk pausen zetelden in Avignon én Rome – was een feit.
Minnaressen
Tijdens de Renaissance nam het geweld rond de pausverkiezingen iets af, maar liep het met de corruptie de spuigaten uit. Voor het conclaaf van 1492 bijvoorbeeld zette de Franse koning Karel VIII 200.000 dukaten in om de kardinalen te bewegen tot de voor hem juiste keuze, Giuliano della Rovere. Deze Italiaan vond de Spanjaard Rodrigo Borgia tegenover zich, die op zijn beurt strooide met paleizen, steden en bisschopszetels. Uiteindelijk zouden 18 van de 23 kardinalen zich deze simonie – het uit winstbejag handelen in geestelijke ambten – laten welgevallen.
De hoge heren kozen voor Borgia, die als paus Alexander VI de rol van Jezus’ plaatsvervanger op aarde aanvaardde. Zijn pontificaat was van een grote liederlijkheid: hij grossierde in minnaressen en bezorgde zijn talrijke (onechte) kinderen baantjes in de kerk. Ook gingen er geruchten over moordaanslagen die hij had laten plegen.
Nadat hij in 1503 overleden was, liet zijn opvolger – de revanche van Giuliano della Rovere, die de naam Julius II koos omdat hij net als Julius Ceasar dol was op oorlogvoeren – Borgia’s appartementen verzegelen vanwege alle zonden die er waren begaan. Ze bleven tot de negentiende eeuw op slot.
Afluisterapparatuur
In de vroegmoderne tijd kwam het conclaaf in rustiger vaarwater – hoewel geopolitieke belangen een grote rol bleven spelen bij de verkiezingen. Zowel Frankrijk als Oostenrijk was er veel aan gelegen een hen gunstig gezinde paus op de troon te zien. Beide koningshuizen – de Bourbons en de Habsburgers – claimden een vetorecht voor als de keuze van het conclaaf niet beviel.
In 1740 leidde zulk getouwtrek tot een verkiezing van zes maanden, waarbij pas na 255 stemrondes Benedictus XIV als winnaar uit de bus kwam. (Vier kardinalen lieten het leven tijdens de beraadslagingen. Het dodelijkste conclaaf bleef dat van 1287-88, toen zes van zestien kiesmannen bezweken aan malaria.) Van omkoping was deze keer geen sprake geweest; de nieuwe paus had van zijn eerlijkheid zelfs het speerpunt van zijn campagne gemaakt.
Keizer Frans Jozef van Oostenrijk was de laatste wereldlijk heerser die in 1903 gebruik maakte van zijn vetrorecht. Paus Pius X – op wie nota bene dankzij deze interventie uiteindelijk de keuze was gevallen – maakte later een einde aan deze buitenkerkelijke inmenging. Wie zich in het vervolg nog met het conclaaf bemoeide, zou worden geëxcommuniceerd.
Omdat de paus een machtig man is, bleef die verleiding echter groot. In 1963 – in het heetst van de Koude Oorlog – wilde de Amerikaanse geheime dienst CIA zo snel mogelijk weten wie de nieuwe leider van de katholieke kerk zou worden. Een van de kardinalen smokkelde een radio mee naar binnen voor communicatie via de ether, die hij na gebruik door het toilet zou hebben gespoeld. Sindsdien worden de Sixtijnse kapel en de slaapvertrekken van de kardinalen gecontroleerd op elektronische (afluister)apparatuur.
In 2013 duurde het tot de vierde stemronde voordat Jorge Mario Bergoglio een duidelijke voorsprong nam. Toen deze Argentijnse kardinaal in de vijfde stemronde de 77 stemmen passeerde die hem de tweederde meerderheid gaven, klonk er applaus in de Sixtijnse Kapel.
Op de vraag of hij zijn nominatie accepteerde, antwoordde Fransicus I: „Ook al ben ik een zondaar, ik accepteer.”