De Israëlische luchtmacht heeft bij luchtaanvallen op de Syrische stad Palmyra (ook wel bekend als Tadmoer) woensdag 49 mensen gedood. Nog eens 50 mensen raakten gewond. Dat meldt in het Verenigd Koninkrijk gevestigde Syrische Observatorium voor de Rechten van de Mens (SOHR). Het Syrische staatspersbureau Sana maakt vooralsnog melding van 36 doden.
Volgens SOHR hebben de luchtaanvallen onder meer een wapendepot getroffen in de wijk Al-Jamiyah, waar veel door Iran gesteunde militanten die niet uit Syrië komen wonen. Ook zou volgens SOHR een raket zijn ingeslagen op een plek waar op dat moment de commandanten van verschillende strijdgroepen, waaronder Hezbollah, een ontmoeting hadden. NRC kan dit niet verifiëren.
Israël wilde tegenover persbureau Reuters woensdag niet reageren op de aanval. Vorige week lieten de Israëlische strijdkrachten weten aanvallen te hebben uitgevoerd op transportroutes op de grens tussen Syrië en Libanon. Volgens Israël zouden via die routes wapens worden geleverd aan de Libanese strijdgroep Hezbollah.
Lees ook
Een geschiedenis van Palmyra laat een oase zien vol vernietigde schoonheid
Palmyra is in het buitenland bekend vanwege zijn Unesco-werelderfgoed. In de stad in het midden van Syrië staan ruïnes van gebouwen en tempels uit de oudheid. Een groot deel van de Griekse, Romeinse en Perzische schatten werd echter verwoest door leden van Islamitische Staat, nadat de terreurorganisatie de stad in 2015 voor de tweede maal bezette.
Liveblog Crisis in het midden-oosten
Erdogan verbood Israëlische president Herzog om over Turks luchtruim naar Azerbeidzjan te vliegen
Oekraïne heeft woensdag voor het eerst de Britse langeafstandsraket Storm Shadow afgevuurd op Rusland. Dat melden Britse media, waaronder de BBC, The Guardian en Financial Times.
Storm Shadow-raketten behoorden al ruim een jaar tot het Oekraïense wapenarsenaal, maar mochten alleen worden gebruikt tegen de Russen op Oekraïens grondgebied.
Eerder deze week gaven de Amerikanen toestemming voor het gebruik van de ballistische Atacms-raket op doelen in Rusland, wat de Oekraïners dinsdag voor het eerst hebben gedaan. Het Amerikaanse besluit zou de Britten hebben bewogen ook de beperking bij hun raketten te schrappen. De regering van premier Keir Starmer wil voorlopig niet op de kwestie reageren.
Grensregio Koersk
Volgens Russische militaire bloggers zijn de Storm Shadow-raketten in ieder geval ingezet in de grensregio Koersk, waar Oekraïne nog steeds terrein bezet houdt. Het Kremlin heeft daar een groot deel van de Noord-Koreaanse militairen naartoe gestuurd om de Oekraïners te verdrijven. Hoeveel schade de Britse kruisraketten in Koersk hebben aangericht is nog niet bekend.
De Storm Shadow-raketten zijn relatief langzaam. Ze worden vanaf vliegtuigen afgevuurd en hebben een bereik van meer dan 250 kilometer. Ze vliegen betrekkelijk laag om niet te worden gedetecteerd door radarsystemen. Omdat de raketten erg duur zijn — ze kosten bijna 1 miljoen euro per stuk — moet Oekraïne de doelen zorgvuldig uitkiezen.
Het is nog maar de vraag hoeveel verschil de Atacms en Storm Shadow-raketten kunnen maken in de oorlog tegen Rusland. De aanloop naar toestemming voor gebruik ervan op Russisch grondgebied was dusdanig lang dat de Russen veel potentiële doelwitten al buiten het bereik van de raketten hebben geplaatst.
Lees ook
Amerikaanse raket Atacms kan moreel aan Russische zijde ondermijnen
Liveblog oorlog in Oekraïne
Oekraïne vuurt Britse langeafstandsraket Storm Shadow voor het eerst af op Russisch grondgebied
Stilstaan bij zoiets groots als oorlog, dat kan alleen maar klein. Op een verregend marktplein in Vlaardingen, met kaarsjes en gele tulpen en een handvol mensen in dikke jassen voor de etalage van een schoenenwinkel, luisterend naar de speech van een Oekraïense vrouw.
Al duizend dagen duurt de Russische invasie, maar zij drukt het liever uit in uren. „Meer dan 24.000 uur oorlog, dood en pijn. Dit is geen herdenking” – de vrouw kan haar tranen niet bedwingen – „maar onze realiteit.”
De vrouw spreekt de woorden in het Nederlands. Viktor (36) en Khrystyna Kikhtiev (31) kunnen dat inmiddels prima verstaan. Ze zijn gevlucht uit Lviv en wonen in de tijdelijke woonwijk Mrija (betekenis: ‘droom’) die de gemeente Vlaardingen vorig jaar voor duizend Oekraïense vluchtelingen heeft gebouwd. Met hun zesjarige dochter en een vriendinnetje en zo’n tien wijkgenoten zijn ze deze woensdagmiddag naar de stille wake gekomen om de slachtoffers te herdenken van duizend dagen oorlog – officieel afgelopen dinsdag. Een moment van stilte georganiseerd door de lokale vredesbeweging Pax Ambassade van Vrede Vlaardingen.
Het is een wat bescheiden opkomst, want voor stilstaan is amper tijd. In duizend dagen raast het leven verder en veel bewoners van Mrija zijn vanmiddag gewoon naar hun werk. Khrystyna Kikhtiev: „En de meeste kinderen hebben les.” „Daarom is er ook vanavond een herdenking”, zegt haar man Viktor Kikhtiev. Viktor, schilder van beroep, kon deze middag vrij nemen. En ze vinden het belangrijk dat ook hun kinderen van zes en dertien jaar stilstaan bij wat er in hun land gebeurt. Die zitten al zo’n twee jaar op een school tussen de Nederlandse kinderen en krijgen van de oorlog nog maar weinig mee.
Integratie
„Slava Ukraini! Heroiam slava!”, klinkt het over het plein. ‘Glorie aan Oekraïne! Glorie aan de soldaten!’ En daarna overhandigen twee Oekraïense vrouwen een boeket met geel-blauwe nepbloemen aan burgemeester Bert Wijbenga, uit dankbaarheid voor alle hulp die ze ervaren van de Vlaardingse gemeenschap.
„Voor op m’n kamer, prachtig”, zegt Wijbenga, die gelijk benadrukt hoe belangrijk ook de Oekraïners zijn voor Vlaardingen. „Als jullie huilen, huilen wij mee. Want jullie zijn ook van ons.” De oorlog is volgens hem niet alleen voelbaar via televisie, radio of krant, „maar direct in onze stad”.
Na een stiltemoment van vijf minuten volgt gelegenheid om bloemen neer te leggen en kaarsen aan te steken. En die laten ze gerust zonder toezicht tot vanavond liggen, zegt Han Raaijmakers, secretaris van Pax en organisator van de wake. „Dat kán in Vlaardingen.”
Het valt hem op hoe soepel de integratie van Oekraïners hier lijkt te verlopen. „Dat wijkje, Mrija, is fantastisch. Een flink deel spreekt al Nederlands en ze zijn welkom in onze kerk. En er is hier vanuit de lokale bevolking geen enkel verzet geweest tegen hun komst.”
De 82-jarige Raaijmakers, die al vijftig jaar betrokken is bij de lokale vredesbeweging, heeft dat met vluchtelingen in Vlaardingen ook weleens anders meegemaakt. Vooral de migranten van buiten Europa mengen niet altijd even makkelijk. Dat heeft, beseft hij, niets met wilskracht te maken, maar alles met cultuur. „Oekraïners lijken meer op ons, heel simpel. Het voelt dichtbij.”
Onzekerheid
Na duizend dagen zijn ook Viktor en Khrystyna Kikhtiev inmiddels behoorlijk geaard. Ze hebben hier werk, een huis, studie en school, ze spreken de taal en gaan in het centrum van Vlaardingen naar de bioscoop.
En tegelijkertijd is er, altijd aanwezig, de onzekerheid. Al duizend dagen kijken ze elke avond naar het Oekraïense journaal „om te zien hoe de raketten onze huizen treffen”. Blijven ze in Nederland nog een maand, een half jaar, voor altijd? Viktor Kikhtiev: „Hoe nu verder? We hebben geen idee.” Khrystyna Kikhtiev: „Sterk zijn en volhouden, er zit niets anders op.”
Het merendeel van de bewoners in hun wijk Mrija wil, denken ze, nog altijd terug naar Oekraïne. Maar ze proeven onder de bewoners ook veel twijfel. Viktor Kikhtiev: „Misschien, met de nieuwe president in Amerika, komt er vrede.” „Maar ja, voor hoe lang?”, zegt Khrystyna Kikhtiev. „Misschien, als we teruggaan, moeten we daarna wéér terug.”
Lees ook
Amerikaanse antipersoonsmijnen moeten Oekraïne helpen bij het afremmen van de Russische opmars
Het moddergevecht rond de vorming van de nieuwe Europese Commissie is beëindigd. Na een week geruzie in het Europees Parlement bereikten de drie traditionele fracties uit het midden – de christen-democraten, sociaal-democraten en liberalen – woensdagavond een akkoord. Het bestuur dat Commissievoorzitter Ursula von der Leyen voor ogen had, kan daardoor in vrijwel ongewijzigde vorm aan de slag.
Met het in allerijl gesloten akkoord is een fiasco afgewend. Zonder goedkeuring van het Europees Parlement kunnen de beoogde Eurocommissarissen, onder wie Wopke Hoekstra, niet aan het werk. Langere onderhandelingen hadden ertoe kunnen leiden dat de nieuwe Commissie pas begin volgend jaar van start zou kunnen gaan. Dat scenario werd in Brussel met afgrijzen bekeken, zeker nu elke dag telt bij de voorbereiding op het nieuwe Amerikaanse presidentschap van Donald Trump.
Kruisverhoor
De spanningen over de samenstelling van de nieuwe Commissie liepen vorige week in korte tijd hoog op. De onenigheid draaide aanvankelijk om het linkse en liberale ongemak over de Hongaarse kandidaat Olivér Várhelyi, naar voren geschoven door de uiterst rechtse premier Viktor Orbán, en over de Italiaan Raffaele Fitto. Fitto is weliswaar iets gematigder dan Várhelyi, maar krijgt wel een grotere rol in de nieuwe Europese Commissie: hij zou een van de zes vicevoorzitters worden.
Deze hoge status voor een radicaal-rechtse politicus viel slecht in progressieve en liberale kringen. Daar bestaat al langer argwaan over de groeiende invloed van radicaal-rechts sinds de Europese verkiezingen in juni, met hulp van de grootste fractie in het Europees Parlement: de centrum-rechtse Europese Volkspartij.
Lees ook
Wie is Raffaele Fitto, vertrouweling van Giorgia Meloni en beheerder van het Europese coronaherstelfonds van 800 miljard?
De knoop werd nog moeilijker te ontwarren toen de centrum-rechtse politici op hun beurt het vizier op een links doelwit richtten: de Spaanse sociaal-democraat Teresa Ribera, die een grote rol krijgt als commissaris voor klimaat en mededinging en net als Fitto vicevoorzitter wordt.
In zowel Madrid als Brussel kreeg Ribera, die nu nog in eigen land klimaatminister is, van rechts de schuld van het hoge dodental van de overstromingen in Valencia, hoewel rampbestrijding hoofdzakelijk een regionale aangelegenheid is. De gebruikelijke hoorzitting die het Europees Parlement met iedere kandidaat voor de Europese Commissie houdt, mondde vorige week bij Ribera uit in een kruisverhoor.
Vervolgens hielden de verschillende partijen elkaar dagenlang in een wurggreep door elkaars kandidaten te blokkeren. Geen van de zes vicevoorzitters kon daardoor op goedkeuring rekenen. Von der Leyen, die Fitto noch Ribera wilde laten vallen, intervenieerde zelf door gesprekken met de fractieleiders uit het parlement te voeren. Ook die brachten echter geen doorbraak.
Sleutelpositie
Pas vanaf het weekend kwam er beweging in de zaak. De Spaanse premier Pedro Sánchez bevond zich daarbij in een sleutelpositie. Sánchez is niet alleen de land- en partijgenoot van Ribera, maar ook van Iratxe García, de fractieleider van de sociaal-democraten in het Europees Parlement. Hun lijntjes zijn kort. Als de christen-democraten Ribera zouden steunen, zouden de sociaal-democraten Fitto steunen. Door deze uitruil kunnen alle vicevoorzitters en Várhelyi goedgekeurd worden. Ook de liberalen kunnen zich hierin vinden.
Om het linkse en liberale ongemak over de steun aan kandidaten uit het radicaal- en uiterst-rechtse kamp weg te nemen, stelden de drie fracties een gezamenlijke verklaring op waarin ze zich uitspreken voor „een Europa van gedeelde waarden”. Daarnaast wordt gesnoeid in de portefeuille van Várhelyi: de Hongaar, die commissaris voor Gezondheidzorg en Dierenwelzijn wordt, zal de dossiers vrouwenrechten en pandemiebestrijding aan een collega-commissaris moeten afstaan.
Het resultaat blijft fragiel. Binnen de sociaal-democratische fractie zijn er grote verschillen tussen de nationale partijen. Lang niet iedereen voelt zich senang bij het nu gesloten akkoord. De EVP voelt zich onnodig door het slijk gehaald door de sociaal-democraten. De gezamenlijke verklaring wordt door kritische Europarlementariërs, ook binnen de fracties die haar tekenden, beschouwd als een lege huls.
Zo volatiel is de samenwerking nu dat een goed ingevoerde betrokkene uit het parlement er woensdag nog niet zeker van durfde te zijn dat het akkoord volgende week, als er formeel in het parlement over wordt gestemd, nog overeind staat: „Het is als bij de executie van een terdoodveroordeelde: je kunt het vonnis maar beter meteen voltrekken. Een week wachten, dat is een marteling.”
Isabel Almeida (34) werkt al tien jaar voltijds als verpleegkundige op een afdeling cardiologie in Madrid. Ze draait dagelijks twee diensten, van samen negen uur, vijf dagen in de week. „Maar met mijn salaris kan ik me geen eigen woning permitteren”, zegt ze gefrustreerd. Ze woont daarom bij haar ouders in de wijk Hortaleza, buiten de ring van Madrid. Haar zusje van 29 woont om dezelfde reden ook nog thuis.
In Europa lopen veel mensen ertegenaan dat er geen betaalbare woningen te krijgen zijn. In Spanje is de onvrede hierover in oktober al aan de oppervlakte gekomen. Spanjaarden gingen meermaals de straat op om te protesteren tegen onbetaalbare hypotheken en hoge huren, vooral in en rond de grote steden. Ook dit weekend staan weer demonstraties gepland.
Van de jonge Spanjaarden (achttien tot dertig jaar) woont meer dan 80 procent niet zelfstandig. In Nederland, dat toch ook een groot woningtekort en hoge prijzen kent, woont slechts 46 procent van de jongvolwassenen nog thuis.
„Ik schaam me er soms voor”, zegt Almeida. „Maar als ik alleen zou wonen, ben ik 70 procent van mijn salaris kwijt, voor één kamer!” Als verpleegkundige verdient ze 1.800 euro netto. Een eenkamerwoning kost in Hortaleza nu 900 tot 1.300 euro per maand. In de binnenstad van Madrid, in wijken als Lavapiés, Embajadores en Malasaña, betaal je voor zo’n woonruimte zelfs 1.400 tot 2.500 euro. „Ik ben allang gestopt met zoeken naar een huis. Hoe kan ik met wat ik overhoud een normaal leven leiden?”
Hetzelfde ervaart Jorge Rodriguez (26), personal trainer in een sportschool in de wijk Delicias. Hij werkt veertig uur per week en woont noodgedwongen bij zijn vader. „Ik moest een keuze maken: mijn complete salaris uitgeven aan vaste lasten en verder geen leven hebben, of bij mijn vader intrekken en geregeld kunnen reizen, uit eten gaan en andere leuke dingen ondernemen.” Hij koos voor het laatste en spaart, afgezien van een maandelijkse bijdrage aan zijn vader, een groot deel van zijn salaris van 1.700 euro bruto. „In de hoop dat ik voor mijn dertigste genoeg spaargeld heb om een huis te kopen.”
Steeds meer Spanjaarden met een voltijdbaan in bijvoorbeeld zorg, onderwijs of financiële sector hebben moeite een (huur)woning te vinden, vooral in grote steden als Madrid, Barcelona en Bilbao. Volgens huurplatform Idealista is een kamer huren nu gemiddeld 30 procent duurder dan vorig jaar. In Nederland is de huur in diezelfde periode met gemiddeld 5,4 procent gestegen. Gevolg van die rap stijgende huur in Spanje is dat ook meer dertigplussers bij hun ouders blijven wonen of een appartement delen met huisgenoten.
Veertig procent van Spaanse huurders geeft meer dan 40 procent van hun inkomen uit aan de huur. De centrale bank van Spanje, Banco de España, waarschuwde vorige maand dat zo’n 45 procent van de hurende Spanjaarden door de armoedegrens dreigt te zakken als gevolg van de hoge woonlasten. Ook lopen ze het risico op sociale uitsluiting. Binnen Europa ligt dat gemiddeld 15 procentpunt lager.
Tikkende tijdbom
De wooncrisis in Spanje heeft verschillende oorzaken, zegt Almudena Martínez del Olmo, hoogleraar huisvesting aan de Universidad Rey Juan Carlos in Madrid. Ze droeg bij aan een recent onderzoek over de wooncrisis, een diepgeworteld probleem dat volgens haar terugvoert op de economische crisis van 2008. „Sindsdien zijn de voorwaarden om een huis te kopen strenger geworden en is er meer onzekerheid op de arbeidsmarkt. Daardoor konden steeds minder mensen een huis kopen”, legt ze uit. „Het gevolg was krapte op de huurmarkt. En die ongekende vraag naar huurwoningen heeft geleid tot een enorme prijsstijging die niet in verhouding staat tot de financiële capaciteit van de Spanjaarden.”
Waar enkele jaren geleden de wooncrisis vooral kwetsbare groepen in de samenleving raakte, zoals migranten, is dat volgens Martínez del Olmo inmiddels verschoven naar de middenklasse.
Volgens berekeningen van Banco de España komt Spanje 1,2 miljoen woningen tekort. Jaarlijks worden er zo’n 90.000 gebouwd, maar daarmee valt de vraag niet bij te benen. Net als in Nederland kampen bouwbedrijven met personeelstekort, hoge materiaalkosten en gebrek aan ruimte in de steden.
Woningzoekenden lijden ook onder de groei van het toerisme in Spanje. Terwijl Airbnb-accommodaties en andere toeristenwoningen van de reguliere huurmarkt verdwenen, groeide het aantal woningzoekenden. Dat leidde afgelopen zomer tot massale protesten tegen toerisme.
Verschillende regio’s willen nu strengere regels voor verhuur aan toeristen. Zo stelde Barcelona in juni een verbod op toeristische verhuur van appartementen in: tegen 2028 moeten alle ruim tienduizend vergunningen daarvoor zijn ingetrokken. De lokale overheid in Malaga besloot zojuist om met ingang van deze maand de verhuur van appartementen aan toeristen te verbieden, om zo de huren in bedwang te houden.
Maar volgens hoogleraar Martínez del Olmo is tegengaan van verhuur aan toeristen en migranten – die van rechtse partijen vaak de schuld krijgen van het woningtekort – slechts symboolpolitiek. „De situatie in Spanje is problematischer dan in andere Europese landen, omdat we hier geen ‘diversiteit’ in de woningmarkt hebben. Zo zijn er nauwelijks sociale huurwoningen.”
Het land telt 300.000 sociale huurappartementen: 1 procent van de woningmarkt. In Nederland is dat 34 procent. Martínez del Olmo: „Als hier niet meer sociale huurwoningen worden gebouwd en de huurprijzen niet worden gereguleerd, wordt de noodsituatie alleen maar erger. Het is een tikkende tijdbom.”
Huurstaking
De demonstraties tegen de woningnood in oktober zijn een voorbode van een groot protest deze zaterdag, waarbij de organisatie ook oproept tot een nationale huurstaking. Valeria Racu, woordvoerder van huurdersbond Sindicato de inquilinas e inquilinos de Madrid: „Als de huren de komende jaren blijven stijgen en de regering en verhuurders ons niet tegemoetkomen, stoppen we met betalen.”
Als de huren de komende jaren blijven stijgen en de regering en verhuurders ons niet tegemoetkomen, stoppen we met betalen
Bij de huurdersbond zijn enkele duizenden Madrilenen aangesloten. Tientallen vergelijkbare organisaties in het land steunen de huurstaking, volgens Racu. Je huur niet betalen is illegaal, maar zij vindt de actie legitiem. „Na betaling van je huur hou je nog maar 200 of 300 euro van je loon over. We werken niet meer alleen voor onze werkgevers, maar ook voor de verhuurders. En dat trekken we niet meer.”
Isabel Almeida vertelt dat de woningnood ook mentaal knelt. „Bij je ouders wonen heeft z’n voordelen; er wordt voor je gekookt, je kleren worden gewassen. Maar het beperkt mij in mijn onafhankelijkheid. Ik ben 34, maar heb het gevoel dat ik de volwassenheid nog niet heb bereikt.”
Dat sentiment deelt de 26-jarige Jorge Rodriguez. Beschaamd kijkt hij naar het plafond: „Het is misschien sneu om te zeggen, maar soms voel ik me niet mans genoeg omdat ik nog bij mijn vader woon. Die had op mijn leeftijd al een eigen woning, kinderen én financiële vrijheid. Het doet iets met je ego, ook al is deze wooncrisis niet onze schuld.”
Op haar achttiende had Almeida een baantje als serveerster, naast haar studie. Ze huurde een kamer voor 450 euro. „Ik had een weekcontract van dertig uur, en 50 procent van mijn salaris ging naar de huur. Het was veel, maar ik voelde me volwassener door de verantwoordelijkheden die ik had.” Nadat de huiseigenaar de huur voor de vijfde keer had verhoogd, moest ze terug naar haar ouderlijke woning. „En daar zit ik voorlopig nog wel.”
Wetgeving
Vorig jaar paste de Spaanse regering de woningwet aan om huurders beter te beschermen. Nu mag de huur hooguit met 3 procent per jaar stijgen, waar eerder een limiet ontbrak. Verder moet de verhuurder voortaan makelaars- en bemiddelingskosten betalen, en in overbevolkte regio’s zoals Madrid mogen particuliere verhuurders nog maar vijf woningen bezitten. Voorheen waren dat er tien. Huurders uit hun huis zetten is ook duurder geworden.
Maar regels veranderen is één ding, ze handhaven een tweede. Daar schieten de Spaanse autoriteiten tekort. Handhaving van de nieuwe huurregels is een verantwoordelijkheid van regionale overheden, en die hebben daar niet veel zin in. Uit protest tegen de landelijke overheid soms, of omdat ze veel inkomsten genieten uit toerisme.
Ook de regering maakt van handhaving geen groot punt. „Het probleem is dat de overheid huisvesting ziet als een verdienmodel”, zegt hoogleraar Martínez del Olmo. De verhuur van woningen aan toeristen is immers ook profijtelijk gebleken voor de staatskas. Vorig jaar verdiende Spanje 10,8 miljard euro aan toerisme.
Isabel Almeida merkte dat betere huurbescherming een wassen neus is toen ze een jaar geleden probeerde een kamer te huren. „De verhuurder wilde drie maanden borg en ook nog eens een extra maand huur”, vertelt ze. Dat loopt al gauw op tot 5.000 euro. „Die extra maand huur dekt dan zogenaamd kosten om het huurcontract te tekenen. Weiger je te betalen, dan zijn er genoeg andere huurders die het wel willen. Het is illegaal, maar wie controleert ze?”
Minder baby’s
De wooncrisis heeft verstrekkende gevolgen voor zowel individu als samenleving. Vooral gezinnen met een laag of middeninkomen worden getroffen, wat de sociale en economische ongelijkheid vergroot. Wie huur of hypotheek niet meer kan betalen en geen vangnet heeft, belandt op straat. Volgens de jongste cijfers van het Spaanse Nationale Instituut voor Statistiek is de dakloosheid sinds 2012 met ruim 24 procent toegenomen.
Voor Spanje als geheel vormt de demografische ontwikkeling een groot probleem. Doordat kinderen steeds langer bij hun ouders blijven wonen, worden minder baby’s geboren. Met de huidige vergrijzing kan het land over twintig jaar de pensioenen niet meer betalen, zei premier Sánchez onlangs. Zijn regering wil daarom op korte termijn migranten zonder geldige papieren legaliseren, zodat die kunnen helpen de economie draaiende te houden.
Lees ook
Spaanse premier: zonder extra immigranten stort onze economie in
„Niet alleen de economische en sociale toekomst van het land is in gevaar, maar ook de sociale cohesie”, ziet Almudena Martínez del Olmo. „De wooncrisis zal de ongelijkheid en sociale conflicten alleen maar vergroten.”
Isabel Almeida kijkt somber naar haar eigen toekomst. „Ik werk nu elke dag keihard voor een hoger salaris. Ooit wilde ik moeder worden, maar dat is geen prioriteit meer. En dat zie ik ook in mijn naaste omgeving.”
Ze is zelfs begonnen aan een studie administratie en financiën. „Als administratief medewerker kun je vaak vanuit huis werken. Dan verlaat ik Madrid voor een dorp waar ik wel iets zelfstandig kan huren.”
Liever zou ze bij haar ouders in de buurt blijven. „In de wijk waar ik ben opgegroeid, want dat is thuis.” Maar dan wel graag in een eigen huis.
Woensdag dobberde het Chinese vrachtschip de Yi Peng 3 ergens in de nauwe zeestraat tussen Zweden en Denemarken, die de Oostzee verbindt met de Noordzee. Niet ver van de Yi Peng 3 dreef een patrouilleschip van de Deense marine. Volgens de Deense publieke omroep DR lagen de twee schepen ongeveer twee kilometer bij elkaar vandaan, allebei voor anker.
Reden voor de Deense belangstelling: het Chinese schip passeerde zondag en maandag twee plekken waar belangrijke datakabels op de zeebodem lagen en minderde daar sterk vaart. Sinds die tijd zijn de kabels die onder meer Duitsland met Finland verbinden beschadigd, waardoor het telecomverkeer ging haperen.
De Duitse minister van Defensie Boris Pistorius sprak dinsdag meteen van sabotage. De Duitse en Finse regering wezen beide naar Rusland als mogelijke dader. Moskou zou een en ander met China hebben gecoördineerd – het schip was even daarvoor vertrokken uit de Russische havenstad Oest-Loega, vlak bij Sint-Petersburg. „We weten dat Rusland de capaciteit heeft en de bereidheid om sabotageacties in Europa uit te voeren”, zei de Finse minister van Defensie Antti Häkkänen.
Als de aantijging klopt, is deze week gebeurd waarvoor lange tijd werd gevreesd. Al enkele jaren zijn er verdenkingen van – op zijn minst – intense belangstelling van geopolitieke tegenstrevers als Rusland en China voor grote kwetsbaarheden van het Westen: de duizenden kilometers aan relatief onbeveiligde onderzeese kabels en leidingen in bijvoorbeeld de Noordzee en Oostzee. Die vervoeren immense stromen aan data en energie van het ene naar het andere land. Regelmatig worden bijvoorbeeld Russische schepen aangetroffen op de Noordzee boven plekken waar belangrijke kabels en leidingen lopen. Drie van deze (glasvezel)kabels komen bij Zandvoort aan land, waarmee ook Nederland een even belangrijk als kwetsbaar knooppunt is geworden.
NAVO-verdrag
De onmiddellijke schade als gevolg van de incidenten van maandag en dinsdag viel mee. Het haperende data- en telecomverkeer naar onder meer Duitsland kan met goede back-ups worden ondervangen. Het voorval komt niet in de buurt van een aanval op een van de NAVO-lidstaten, zoals omschreven in artikel 5 van het NAVO-verdrag. Daarvoor is veel omvangrijkere en ontwrichtendere schade nodig.
Ondertussen versterken de gebeurtenissen wel het gevoel van strategische kwetsbaarheid in het Westen. Dat gevoel wordt nog aangewakkerd door onzekerheid of ‘heterdaadjes’ zoals wellicht bij de bemanning van de Yi Peng 3, wel effectief kunnen worden aangepakt.
Het Deense ministerie van Defensie bevestigde woensdagmiddag dat een van de patrouilleboten in de buurt van de Yi Peng 3 is, maar deed verder geen mededelingen. Het Chinese schip bevindt zich volgens diverse berichten net buiten de territoriale wateren van Denemarken. „In zo’n geval zijn je mogelijkheden zeer beperkt”, zegt Martin Fink, maritiem en oorlogsrechtspecialist van de Nederlandse Defensie Academie. „Je kunt een schip buiten je territoriale wateren niet zomaar tot stoppen dwingen en aan boord gaan. Daarvoor geldt als uitgangspunt dat je toestemming nodig hebt van, in dit geval, de Chinese autoriteiten.” En zelfs als het schip binnen de territoriale wateren wordt ‘aangehouden’, is succes lang niet verzekerd, zegt Fink. „Je kunt aan boord, maar hoe ga je vervolgens een eventuele verdenking hard maken? En wie ga je vervolgens aanklagen, zeker als een land als China erbij is betrokken?”
Klimaatverandering
Wie wil weten wat het Westen tot nu heeft ondernomen om onderzeese kabels en leidingen beter te beschermen, belandt in eerste instantie in de civiele sector. Niet-militaire organisaties zoals de International Cable Protection Committee (ICPC) zijn al veel langer met het onderwerp bezig. Reden: talloze natuurrampen en de effecten van klimaatverandering. Orkanen zoals Katrina in de VS (2005), vulkaanuitbarstingen zoals op het eiland Tonga in de Stille Zuidzee (2022) gevolgd door verwoestende tsunami’s beschadigen infrastructuur en stations waar leidingen en kabels aan land komen.
In reactie op dit soort gebeurtenissen werden steeds meer kabels verzwaard met nieuwe soorten omhulsels. Daardoor zijn ze minder gevoelig voor invloeden van buiten, en dat maakte ze ook moeilijker ‘door te knippen’ voor saboteurs. Daarnaast werden steeds meer satellieten in de lucht en sensoren in het water ingezet om – veranderende – stromen en onderstromen in de gaten te houden. Door incidenten als nu met de Yi Peng 3 komt er waarschijnlijk meer druk van militaire organisaties op civiele organisaties als de ICPC om hun kennis te delen.
Het Nederlandse onderzoeksinstituut TNO ontwikkelde een methode om trillingen in en boven de zeebodem waar te nemen bij aardverschuivingen. Die civiele techniek kan ook worden gebruikt om verdacht maritiem verkeer te detecteren. Het is onbekend of deze methode van TNO al militair wordt toegepast. De methode werkt met zogenoemde dark fibers, niet in gebruik zijnde glasvezels van glasvezelkabels. Deze fibers kunnen als sensor werken om trillingen van schepen in de buurt op te vangen.
Zoals elke elektronische actie zal ook deze innovatie tegenmaatregelen uitlokken. Met name zogeheten Stealth-methodes om bijvoorbeeld onderzeeërs onopgemerkt te laten rondvaren (‘acoustic quieting’) door hun trillingen te onderdrukken zijn inmiddels ver ontwikkeld. „De wedloop rond stille onderzeeboten is al decennia gaande”, zegt geofysicus Vincent Vandeweijer, via TNO betrokken bij de ontwikkeling van darkfiber-techniek. „Het kan heel goed dat die stiltetechnieken ook bij sabotage-acties toegepast gaan worden.”
Lees ook
Ook onderzeese internetkabels zijn kwetsbaar voor sabotage
Militair hebben westerse landen inmiddels het nodige ondernomen, variërend van intensievere patrouilles van marine en kustwacht tot meer samenwerking. Vorige week nog kwamen vertegenwoordigers van twaalf Europese kustlanden van de Noord- en Oostzee samen om afspraken te maken over het volgen van Russische en andere verdachte schepen. Deze bijeenkomst was bedoeld om schepen op te sporen die de sancties van het Westen tegen Moskou ontlopen. De versterkte samenwerking kan echter ook worden gebruikt voor het opmerken van Russische betrokkenheid bij sabotage-acties van onderzeese leidingen.
Particuliere schepen
Incidenten als met de Yi Peng 3 geven maatregelen die nog in de pijplijn zitten vermoedelijk een stevige impuls. Momenteel loopt er al een aanbesteding door Defensie om een of meer particuliere schepen in te zetten voor intensievere patrouilles op de Noordzee. Deze schepen moeten in 2025 en 2026 de tijd overbruggen tot het moment waarop de marine later in 2026 meer patrouilleboten beschikbaar heeft om Russische activiteiten te detecteren. „Het is goed om daarbij te beklemtonen”, zegt een woordvoerder van Defensie, „dat deze schepen niet bewapend zullen zijn.”
Het is de bedoeling dat de Nederlandse staat verantwoordelijk is voor het handelen op dat ‘staatsschip’, zoals de woordvoerder het noemt, maar de juridische details daarover moeten nog worden uitgewerkt.
Verder zullen de komende jaren waarschijnlijk meer drones en satellieten worden ingezet om verdachte schepen in de buurt van kabels en leidingen te volgen. Met name de grote Reaper-drones zijn in staat lang (24 uur) in de lucht te blijven en observatiemissies uit te voeren. Eerder dit jaar deden de VS dit al om samen met Japan marinebewegingen van China in de gaten te houden in de wateren rond het Japanse Okinawa.
Probleem is dat het aantal beschikbare drones in de komende jaren beperkt is. Ook vormt de inzet een uitdaging voor de samenwerking van betrokken krijgsmachtonderdelen, in dit geval luchtmacht en marine. Om de samenwerking te verbeteren werkt Nederland aan de inrichting van een nieuw, geïntegreerd hoofdkwartier voor de strijdkrachten.
Lees ook
Seismische detector beschermt zeekabels ook tegen sabotage
Een medewerker van het presidium van de Tweede Kamer wordt vervolgd omdat zij vertrouwelijke informatie zou hebben gelekt naar de pers rondom het onderzoek naar voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib. Het Openbaar Ministerie (OM) stelt woensdag dat de vrouw haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden en dus strafbaar is.
In september 2022 onthulde NRC dat het presidium een extern onderzoek liet instellen naar aanleiding van anonieme klachten over vermeend grensoverschrijding gedrag door Arib in haar tijd als Kamervoorzitter (2016-2021). In twee anonieme brieven met gedetailleerde klachten werd gesproken van „machtsmisbruik” en een „onveilige werkomgeving”. Klachten die werden bevestigd door de toenmalige ambtelijke leiding van de Tweede Kamer.
Arib, die het nieuws via NRC moest vernemen, trad kort daarna terug als PvdA-Kamerlid. Het presidium deed vervolgens aangifte van het lek. Uit het onderzoek dat de Rijksrecherche daarop instelde, zou blijken dat de betreffende medewerker voortijdig informatie zou hebben gelekt. De zaak wordt voorgelegd aan de rechtbank.
Tijdens het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden dat leden van de Tweede Kamer betrokken waren, aldus het OM.
In het feitenonderzoek werd een groot deel van de klachten uit de anonieme brieven overgenomen. Arib vecht de zaak in de rechtbank aan door te stellen dat het presidium niet bevoegd was een onderzoek in te stellen. Ze eist dat de rechter oordeelt dat het onderzoek onrechtmatig was. De uitspraak wordt begin volgend jaar verwacht.
Het staat er echt, en voorvechters van hogere belastingen voor ultrarijken vinden het baanbrekend en zelfs historisch. „Wij streven naar samenwerking om zeker te stellen dat ultravermogende personen effectief worden belast”, staat in de verklaring die de regeringsleiders van de G20-landen maandag ondertekenden tijdens een top in Rio de Janeiro.
Voor het eerst noemen de belangrijkste economieën ter wereld, waaronder de VS, de EU, India en China, het thema in een slottekst op het hoogste politieke niveau.
Dat weerspiegelt de groeiende weerzin tegen het fiscale vluchtgedrag van de rijkste mensen ter wereld. Denk daarbij aan namen die prijken op ranglijsten als de Billionaires List van magazine Fortune (nu aangevoerd door de Amerikaanse ondernemer Elon Musk, geschat vermogen omgerekend 301 miljard euro).
Veel van de rond de drieduizend miljardairs van deze wereld stallen hun inkomen – voornamelijk de winst uit eigen bedrijven – als kapitaal in de eigen bedrijven of in speciale holdings, al dan niet gevestigd in belastingparadijzen. Zo wordt inkomstenbelasting vermeden, terwijl ook vennootschaps- en vermogensbelasting slim wordt ontweken. Onderzoekscollectief ProPublica onthulde in 2021 dat mensen als Musk en Bezos in de VS amper belasting betalen. In Nederland bleek uit studies van het Centraal Planbureau dat de belastingdruk het laagst is voor de allerhoogste inkomens.
Lees ook
De G20 praat opeens over het extra belasten van miljardairs. Moeten Musk en Bezos straks meer betalen?
Dat deze kwestie nu de G20 heeft bereikt, is niet zonder betekenis. Binnen dit orgaan worden de politieke lijnen uitgezet voor internationale economische afspraken. Zo gaf de G20 in 2021 ook een impuls aan een deal van meer dan 130 landen over het tegengaan van belastingontwijking door multinationals.
Winst voor Lula
Het mag een diplomatieke overwinning heten voor huidig G20-voorzitter Brazilië, geleid door de linkse president Lula da Silva, dat hij unanieme steun kreeg voor deze verklaring. Lula’s politieke aartsrivaal Javier Milei, de zelfbenoemde ‘anarcho-kapitalistische’ president van buurland Argentinië, dreigde de tekst eerst te blokkeren, maar gaf zijn verzet uiteindelijk op.
De passage over het belasten van miljardairs is „baanbrekend”, zegt ontwikkelingsorganisatie Oxfam in een persbericht. „Historisch” noemde de Frans-Amerikaanse econoom Gabriel Zucman de slottekst volgens persbureau AFP. Zucman is een boegbeeld in de strijd tegen belastingontwijking en adviseerde G20-voorzitter Brazilië.
Maar of de diplomatieke zege van Lula écht zal leiden tot hogere belastingen voor ultrarijken, valt sterk te bezien. De verklaring is behoorlijk algemeen geformuleerd en gaat over „samenwerking”. Dat kan gaan over „het delen van ervaringen”, „het aanjagen van debatten” en het „opzetten van mechanismen tegen ontwijking”, staat er. En dan met „volledig respect” voor de „soevereiniteit” van landen in de belastingpolitiek. Oftewel: geen enkele regering kan ergens toe worden gedwongen.
Voorstel minimumtaks
Wat níét in het communiqué staat, is een concreet voorstel dat Zucman, directeur van denktank EU Tax Observatory, eerder dit jaar deed en dat door Lula’s regering werd omarmd. Zucman pleit voor een mondiale minimumtaks voor superrijken. Zij zouden een minimum belastingtarief moeten betalen van jaarlijks 2 procent van hun vermogen. Nu is dat gemiddeld 0,3 procent, volgens Zucmans eigen berekeningen.
De minimumtaks zou als volgt werken. Als een miljardair in zijn vestigingsland die 2 procent níét afdraagt (door de nationale fiscus te ontwijken) krijgt dat land het recht ‘bij te heffen’ tot de drempel van 2 procent wordt bereikt. En als het vestigingsland dit niet doet, mag vervolgens een ander land (bijvoorbeeld een land waar het geld van de miljardair gestald staat) gaan bijheffen. Zo wordt belastingontwijking minder aantrekkelijk, want die 2 procent betaalt de miljardair uiteindelijk toch wel, zo is het idee. Het volgt de methode van de in 2021 afgesproken mondiale minimumwinstbelasting voor multinationals, van 15 procent. In meerdere economieën, waaronder de EU, is deze inmiddels ingevoerd.
Lees ook
15 procent belasting voor bedrijven? Dat is echt te weinig, zegt topeconoom Gabriel Zucman
Quentin Parrinello, beleidsdirecteur bij denktank EU Tax Observatory, geeft toe dat het minimumtarief niet in de G20-conclusies staat. „Maar dit is maar het begin van het proces, dat jaren zal gaan duren”, zegt hij aan de telefoon. „De G20 heeft een bepaalde functie: het is een plek waar politieke signalen worden gegeven. Andere organisaties, zoals de OESO en de VN, zijn er voor de technische onderhandelingen.”
De onderhandelingen over het belasten van multinationals werden geleid door de OESO, de denktank van industrielanden. Veel arme en opkomende landen waren hier ongelukkig mee, omdat het Westen de OESO domineert. Ze dringen aan op een sterkere rol van de VN op belastinggebied.
De komst van Trump
Of en hoe snel er echte onderhandelingen over belasting van de superrijken komen, is onzeker. De G20-doorbraak kan van korte duur blijken te zijn. In januari treedt in Washington president Donald Trump aan, die inzet op belastingverláging voor rijken, met zijn adviseur Elon Musk aan zijn zijde. Trump kan de belastingpassages zo weer uit de G20-teksten laten schrappen, want de G20 werkt op basis van unanimiteit. Tijdens Trumps vorige presidentschap (2017-2021) verdwenen uit G20-communiqués zinnen over de aanpak van klimaatverandering en over vrijhandel.
Parrinello hoopt dat technische onderhandelingen over het belasten van ultrarijken hoe dan ook van start gaan – desnoods zonder de VS.
Arnold Merkies, de coördinator van de Nederlandse tak van de organisatie Tax Justice Network, is „positief over de richting” die G20 geeft. Zijn zorg is, zegt hij aan de telefoon, dat onderhandelingen „heel lang” gaan duren. „Landen moeten vooral nú al concrete dingen doen. Voer op nationaal niveau ‘exitbelastingen’ in voor rijken die om fiscale redenen het land verlaten. En breng internationaal alvast in kaart waar al het vermogen precies zit.”
Nederlandse veehouders moeten vanwege nieuwe uitbraken van vogelgriep opnieuw hun pluimvee binnen houden. Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft woensdag bekendgemaakt de ophok- en afschermplicht in te stellen. Maandag werd een vogelgriepuitbraak in Putten geconstateerd en woensdag werd net over de grens met Duitsland nog een besmetting vastgesteld.
Verantwoordelijk minister Femke Wiersma (BBB) spreekt van een „forse maatregel” die is genomen „omdat de deskundigengroep dierenziekten het risico op vogelgriepuitbraken matig tot hoog heeft ingeschat”.
Meer uitbraken voorkomen
De ophokplicht geldt voor alle commercieel gehouden vogels, aldus het ministerie. De afschermplicht is van toepassing op niet-commercieel gehouden vogels, zoals hobbymatig gehouden kippen. Voor fazanten en loopvogels geldt bij uitzondering alleen een afschermplicht.
„Ik realiseer mij dat houders van pluimvee met buitenloop en hobbyhouders het hardst worden getroffen, maar we moeten ons zoveel mogelijk inzetten om meer uitbraken te voorkomen”, zegt Wiersma. „De veiligheid van de dieren staat voorop.”
De maandag vastgestelde vogelgriepuitbraak in een biologisch leghennenbedrijf in Putten was de eerste sinds vorig jaar december. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft toen circa 23.000 kippen geruimd door middel van vergassing. „Dat dit vroeg of laat zou gebeuren, wisten we, maar het blijft ingrijpend”, schreef Wiersma nadien op X.
Lees ook
Hoe groot is het gevaar van de grootste vogelgriepuitbraak ooit voor de mens?
Gaat de eerste grote grensoverschrijdende bankovername in Europa sinds de financiële crisis van 2008 door of niet? Bankiers en financiële markten wachten in spanning af. Lang kan de beslissing van de Europese Centrale Bank (ECB) niet meer duren. Als het Italiaanse Unicredit groen licht krijgt voor overname van Commerzbank, de op een na grootste bank van Duitsland, kan dat leiden tot een golf van bankenfusies in Europa.
„Zo’n samengaan van twee grote banken uit verschillende landen blijkt dan mogelijk, terwijl veel mensen dat tot nu totaal onwaarschijnlijk achtten”, zegt Nicolas Véron.
De Franse econoom, verbonden aan de vermaarde denktanks Bruegel in Brussel en het Peterson Institute for International Economics in Washington DC, noemt het „zonder enige twijfel de eerste goede test” voor de Europese bankenunie. Als de ECB goedkeuring geeft, zal het zeer waarschijnlijk niet de laatste grote internationale bankovername of -fusie zijn in Europa, verwacht hij.
Véron kan de specialist op het gebied van de Europese bankenunie genoemd worden. Hij introduceerde de term in een opiniestuk in de Financial Times in 2012 na de eurocrisis, toen zuidelijke landen als Griekenland door te hoge staatsschulden in de problemen kwamen. Daardoor stonden ook veel banken in die landen op omvallen, omdat ze veel staatsobligaties op hun balans hadden staan. Dit jaar schreef hij voor Bruegel het boek Europe’s banking union at ten: unfinished yet transformative over de eerste tien jaar van de bankenunie.
Deze maand was hij in Den Haag voor een gesprek met bankiers en Haagse politici. NRC sprak met hem op Schiphol.
Europees toezicht
De bankenunie kwam in 2014 tot stand, kort na de eurocrisis waarin Europese banken kwetsbaar waren gebleken. Door te streven naar een bankenunie zouden voor alle banken in Europa dezelfde regels moeten gaan gelden en dezelfde eisen voor welke reserves ze moeten aanhouden. Er werd besloten de bankenunie in stappen in te voeren, met het doel dat banken gezonder zouden worden en een redding door overheden niet meer nodig zou zijn.
De grootste vooruitgang bij de vorming van de bankenunie in 2014 was dat alle grote en middelgrote banken onder direct toezicht kwamen van de ECB. Het toezicht werd zo weggehaald bij de centrale banken in de lidstaten, zodat nationale belangen geen rol meer zouden spelen.
Afspraken over andere essentiële onderdelen van het raamwerk van een bankenunie, waren er nog niet. Zoals: hoe banken die omvallen ordelijk moeten worden ontbonden, om te voorkomen dat klanten daar het slachtoffer van worden. . Of: hoe bij een crisis de last van een redding van een bank te verdelen over lidstaten – zeker bij banken die grote porties staatsobligaties van hun eigen land op de balans hebben staan. Bijvoorbeeld door een gezamenlijk noodfonds. Evenmin waren er afspraken over de ontwikkeling van een Europees depositogarantiestelsel in plaats van de nationale stelsels, die sommige landen wel en anderen niet hebben. Door een depositogarantiestelsel weten spaarders zeker dat ze tot een bepaald bedrag– in Nederland 100.000 euro, maar in andere landen geldt een ander bedrag – hun spaargeld terugkrijgen als hun bank omvalt.
Het uitblijven van die afspraken die tot een volledige bankenunie zouden moeten leiden, zorgt voor een blijvende kwetsbaarheid en is een obstakel voor groei in Europa, schrijft Véron. Toch moet volgens hem niet onderschat worden hoe sterk het weerstandsvermogen van de eurozone al is toegenomen door het bankentoezicht op Europese schaal.
Doordat de vereiste toestemming nu bij de ECB ligt, zouden internationale fusies en overnames eerder mogelijk zijn en tot grotere, efficiëntere banken kunnen leiden, was de gedachte. Die zouden de concurrentie met bankgrootmachten uit de VS en Azië aankunnen.Maar zulke fusies en overnames zijn uitgebleven. Nationale sentimenten staan ze vaak nog in de weg. Daarom zou de overname van Commerzbank door Unicredit, sinds 2005 al eigenaar van de veel kleinere HypoVereinsbank in Duitsland, tot een doorbraak kunnen leiden.
Lees ook
Met financieel stratego brengt deze Italiaanse bankier de Duitse politiek in rep en roer
Véron: „Beleggers hebben de koers van Unicredit opgedreven sinds die interesse toont voor Commerzbank. Kennelijk verwachten de financiële markten dat de ECB akkoord gaat met een samengaan. Als de Duitse financiële toezichthouder Bafin het zelf voor het zeggen zou hebben gehad, zou die waarschijnlijk bezwaar hebben aangetekend.
„Die hogere koers voor Unicredit zien andere bankiers ongetwijfeld ook als een groot blijk van vertrouwen in fusies en overnames die over landsgrenzen gaan, en daarmee als een betekenisvol signaal – ongeacht of deze overname echt doorgaat.”
Nationale sentimenten
In Duitsland spelen nationale sentimenten tegen de overname van Commerzbank. Politici zien de bank, die veel kredieten verschaft aan Duitse familiebedrijven en andere middelgrote ondernemingen, niet graag in buitenlandse handen.
Véron ziet dat genuanceerder. „Als je nauwgezet kijkt, zijn niet alle reacties negatief. Ik zou ze als gemengd willen betitelen. Maar de Duitsers kunnen een overname niet blokkeren, dat kan nu alleen de ECB. Als die er een streep door zet, kun je dat zeker als een terugslag voor de bankenunie beschouwen.”
Duitse politici vrezen bij een eventuele Italiaanse bankencrisis op te draaien voor de redding van Unicredit.
„Unicredit en Commerzbank zijn banken die stevig gekapitaliseerd zijn. Bij mijn weten is er geen risico dat ze omvallen. Er is een groot verschil met eerdere overnames over de grenzen heen, zoals die van HypoVereinsbank in 2005 door Unicredit en van ABN Amro door RBS, Santander en Fortis in uw land in 2006. Daarbij was het doelwit op een of andere manieren in de problemen. Dat maakt dit heel anders.
„Maar het is algemeen bekend dat er nog steeds geen volledige afspraken zijn over de kaders bij een crisisinterventie. En dus is ook niet te voorspellen wat er gebeurt bij een crisis. De risico’s kunnen in Italië worden opgevangen, maar er zijn ook scenario’s waarin ze bij andere Europese banken terechtkomen of met een gezamenlijke aanpak in Europa worden opgelost.
„Overigens is het tijdschema voor afspraken over crisisinterventie heel anders dan het tijdschema bij de overname van Commerzbank door Unicredit. Het heeft geen enkele zin die twee met elkaar te verbinden.”
Indrukwekkend
Bij de start van de bankenunie in 2014 werd er bewust voor gekozen niet op alle onderdelen van een bankenunie afspraken te forceren, beschrijft Véron in zijn boek. „Ik betwijfel ook of alles in één keer had gekund. Het is in mijn ogen vrij indrukwekkend wat tussen 2012 en 2014 tot stand is gebracht.”
Met de discussie over de inrichting van crisisinterventie vlot het intussen weinig. Daarvoor moeten tegelijkertijd afspraken worden gemaakt over het management van zo’n crisis en een Europees depositogarantiestelsel, zodat lidstaten in onderhandelingen een uitruil kunnen doen. Vooral Italië en Duitsland staan nog tegenover elkaar.
Verwacht u dat de bankenunie ooit wordt voltooid?
„Ja, ik heb redelijk veel vertrouwen dat het project ooit helemaal wordt afgerond. Ik hoop dat het zonder nieuwe financiële crisis kan.
„Ons bankenstelsel is redelijk stevig gebleken toen zich vorig jaar in de VS een bankencrisis voordeed, waarbij onder meer Silicon Valley Bank omviel. Maar Europa raakte niet besmet, hier is geen enkele bank in de problemen gekomen.”
Kan het dit jaar verschenen rapport van oud-ECB-chef Draghi, over hoe de Europese Unie concurrerender kan worden, daarbij helpen?
„Het Draghi-rapport zegt vrij weinig over de bankenunie. Het zegt wél iets over het ambitieniveau dat nodig is om de problemen van de EU op te lossen. Indirect kan je het zien als een prikkel om de bankenunie compleet af te ronden. Het is politiek niet makkelijk, maar wel noodzakelijk om de eurozone robuust en bestand tegen schokken te maken.”
Maken de politieke ruk naar rechts en toenemende scepsis over Europa die voltooiing moeilijker?
„Dat denk ik niet. Kijk naar wat de afgelopen jaren is bereikt, terwijl die beweging naar radicaal-rechts al was ingezet. Het EU-programma om uit de coronacrisis te komen met bijna 800 miljard euro aan investeringen werd doorgevoerd terwijl iedereen dat voor onmogelijk hield. Er was heel snel een gezamenlijke aanpak voor sancties tegen Rusland, de deur naar het EU-lidmaatschap voor Oekraïne wordt voorzichtig opengezet. En er kwam een Europese antiwitwasautoriteit.
„Ik ben niet zo pessimistisch over het vermogen van de Europese Unie om beslissingen te nemen, al is het op de gebruikelijke kronkelige manier, met frustrerende onderhandelingen. We moeten dat accepteren als een kenmerk van de EU en niet zien als een fout in het systeem.”