‘Kan ik? Kan ik?” roept Alieem (17). Na het ‘ja’ van zijn vrienden trekt hij een kort sprintje en maakt een voorwaartse salto van de hoge kade in het water van de Rotterdamse Rijnhaven, vijf meter lager. Daar was net Mayron (17) al met een glorieuze achterwaartse salto ingesprongen, en Alieem wil niet op hem terecht komen. Of op een van de andere zwemmers, want op deze bloedhete maandag is het druk in de Rijnhaven in Rotterdam. Sinds eind mei mag op deze plek, waar vroeger de vrachtschepen af en aan voeren, officieel gezwommen worden. Langs een ponton in de haven is een ballenlijn gespannen, en in het zo afgebakende ‘zwembad’ zijn mensen baantjes aan het trekken, aan het duiken en springen.
Op het ponton, met typisch Rotterdamse overdrijving een ‘drijvend park’ genoemd, want een paar boompjes en wat gras, hebben pubers hun handdoeken neergelegd en zitten moeders met parasols, koelboxen en kinderen. Als ze om zich heen kijken zien ze nieuw opgetrokken woontorens, loodsen die nu appartementengebouwen zijn en, iets verder, het Landverhuizersmuseum in aanbouw. Ook zien ze het zand aan de kopse kant van de Rijnhaven, waar huizen en een stadspark komen, mét strand.
De zes vrienden uit Pendrecht, een wijk aan de zuidrand van de stad, zijn blij met de zwemplek, zegt Alieem. Het lokale plasje heeft blauwalg, en het enige buitenzwembad in hun omgeving is best ver weg, druk, en niet goedkoop. In Rotterdam zijn, al het open water in deze delta ten spijt, niet veel plaatsen waar je kan én mag zwemmen. Nasserdine (13) was daarom al eerder bij de Rijnhaven, met Gallardo (13) en Papito (13). Op deze zonnige dag hebben ze hun andere buurtvrienden meegenomen, met de kade-als-springplank als belangrijkste attractie. Mayron maakt de mooiste salto’s, daar is iedereen het over eens, maar allemaal gaan ze onvermoeibaar de kade af – met de superman (vuist vooruit, recht naar voren), een salto of gewoon springend. Dan weer omhoog via het trappetje met de rottige hoekige treetjes, en opnieuw.
De vuistregel in Rotterdam is: water is voor schepen
Ook toen het nog niet mocht werd er gezwommen in de Rijnhaven. Net zoals er nu op veel andere plekken in de stad wordt gezwommen waar het officieel verboden is – dat is in Rotterdam vrijwel overal, met als vuistregel: water is voor schepen. Wie een rondje fietst treft lieflijke tafereeltjes aan bij de Coolhaven, de Schiehaven, de molen in Delfshaven, naast het Kleinpolderplein, en bij de loopbrug over de Schie. Gewoon, mensen die verkoeling zoeken in het water dat ze omringt. De bordjes „verboden te zwemmen” hangen er verloren bij.
Rotterdam is hiermee niet uniek. Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Leiden: op warme dagen zoeken mensen in de stad het water op, op plekken waar dat eerder niet gebeurde, en vaak buiten officiële zwemlocaties waar de waterkwaliteit wordt bijgehouden. Oppervlaktewater in de stad werd lange tijd gezien als vies, maar het vertrek van industrie in en bij de stad, Europese regels voor lozing en betere rioleringen hebben veel goeds gedaan. In 2011 en 2012 bleken bijvoorbeeld de grachten in Amsterdam en Leiden, waarbij vrijwel niemand (nuchter) aan zwemmen dacht, schoon genoeg voor grootschalige (benefiet)zwemtochten, die sindsdien jaarlijks plaatsvinden. Schoon genoeg zelfs voor royalty, in 2012 legde koningin Máxima twee kilometer door de grachten af.
Waarschijnlijk even belangrijk is dat de zomers warmer zijn geworden, terwijl er minder plekken kwamen om te zwemmen. Gemeenten sluiten al jaren buitenzwembaden, en meertjes en zandgaten kampen toenemend, en steeds vroeger in het zwemseizoen, met blauwalg en parasieten uit ganzenpoep. Misschien waren de coronalockdowns het kantelpunt. Mensen konden nergens heen en het was vaak ongenadig warm, dus er werd gezwommen. Ook in steden, stenen ovens waar zomerhitte het zwaarst is.
Schone Seine
Er is een omslag gaande in hoe water gezien wordt, ziet Vincent Luyendijk. Hij adviseert steden over hoe ze de openbare ruimte duurzamer en gezonder kunnen inrichten. „Water had vooral een economische functie. In een stad als Rotterdam werd de rivier gezien als een functioneel spoor dat door de stad stroomt, eigenlijk alleen geschikt om met schepen goederen over te vervoeren.” Maar haven en industrie hebben zich de afgelopen decennia teruggetrokken uit de steden, in ieder geval uit de centra. „Water kan dus gedeeltelijk een andere functie krijgen.”
Hoewel het jaren onmogelijk leek, heeft Rotterdam een fundamentele stap gezet in het denken over de rivier: die is niet alleen meer voor schepen, maar ook voor inwoners. „De binnenstedelijke Nieuwe Maas kan uitgroeien tot dé centrale en meest karakteristieke openbare ruimte van waterstad Rotterdam: ons central park!” Dat schrijft het gemeentebestuur in de zogenoemde Wateratlas die begin deze zomer naar de raad ging, met daarin de ambitieuze plannen voor een ingewikkelde combinatie: de drukste vaarroute van het land met recreatie, groen en wonen. Van de vier beleidsdoelen staat op nummer één: „De binnenstedelijke Nieuwe Maas is voor iedereen.”
In Londen kan je bij Canary Wharf en in de Royal Docks zwemmen
Het fenomeen beperkt zich niet tot Nederland. In veel Scandinavische steden is zwemmen in de stad al decennia vrij normaal, en liggen op allerlei plekken steigers en trappetjes. Ook in de rest van Europa beginnen zwemmers hun plek in het water op te eisen, en denken steden met ze mee. Zo kan in Antwerpen deze zomer bij wijze van proef worden gezwommen in het Bonapartedok, bij het MAS, bouwen ze in Brussel aan een zwemplek in de stad, en kan je in Londen – al gezegend met veel vijverachtige zwemplekken – bij Canary Wharf en in de Royal Docks zwemmen, vlak bij het stadhuis.
Maar het spectaculairste voorbeeld van deze onstuitbare opmars van zwemmen in stadswater is de Seine in Parijs. Zwemmen was daar sinds 1932 verboden, en de rivier was lange tijd een doorvoerplek van rioolwater en chemisch afval. Nieuwe regels, schoonmaakacties en een opvangconstructie voor rioolwater bij zware regenval betekenden een schonere rivier waar, na wat opstartproblemen, deze zomer Olympische wedstrijden zijn gezwommen. En waarin volgend jaar drie drijvende zwembaden worden geopend – eentje vlak bij de Eiffeltoren.
Waterkwaliteit
Parijs is onderdeel van een internationale alliantie, Swimmable Cities, die afgelopen juli haar doelen en uitgangspunten publiceerde. Ook de gemeente Rotterdam en organisaties uit Amsterdam en Arnhem maken deel uit van de alliantie. De kerngedachte is dat de eis dat water ‘zwembaar’ moet zijn, steden dwingt tot ecologische gezondheid en duurzame ontwikkeling, en dat dat voor iedereen beter is, zwemmer of niet. Door samen te werken kunnen steden oplossingen delen voor de problemen met het mogelijk maken van zwemmen in de stad.
Dat is nodig, ook in Rotterdam. Want ondanks de slogan ‘de Maas is voor iedereen’ uit de Wateratlas, zijn de concrete plannen vooral voor de pleziervaart. Die mag straks op de meest aantrekkelijke plekken in de stad overal aanleggen aan openbare kades, de zogeheten „gastvrije havens”. Over zwemmen zegt de atlas: „de behoefte aan (open) zwemwater is groot en mensen laten zich moeilijk tegenhouden”, maar concrete voornemens ontbreken. De gemeente „gaat onderzoeken” of er op meer plekken mogelijkheden zijn voor een officiële zwemlocatie, om direct daarna de risico’s op te sommen: scheepvaart, stromingen, objecten in het water en de waterkwaliteit.
Adviseur Vincent Luyendijk herkent daarin het typisch Nederlandse risico-denken. „Neem de waterkwaliteit. Na zware regenval storten rioleringssystemen over op de rivieren, waardoor er bacteriën in het water komen waar mensen ziek van kunnen worden.” Die systemen kunnen worden aangepast, zoals bijvoorbeeld in Kopenhagen en Parijs is gebeurd. Dat is duur en duurt lang, maar je hoeft zwemmen niet te verbieden tot het klaar is, zegt hij. „Er zijn allerlei oplossingen voor, Green Village ontwikkelt nu bijvoorbeeld een drijvend teststation, een bol die met kleuren aangeeft hoe de waterkwaliteit is.” In andere steden is er een app waarin de gemeente dagelijks de waterkwaliteit doorgeeft.
Je kunt ook meer aan de verantwoordelijkheid van de burger zelf overlaten, denkt Luyendijk. Hij was laatst in Noorwegen, waar bij een meer waar werd gezwommen een informatiebord stond. „Dat was zoiets als: het zou kunnen zijn dat hier blauwalg in zit, maar kijk even wat je buurman doet. En als je je voeten nog kan zien, zit het waarschijnlijk wel goed.” In Scandinavische landen geldt ook het allemansrecht, het recht op vrije toegang tot natuur: mensen mogen in beginsel een trapje in het water hangen en hun gang gaan. „Terug in Rotterdam zag ik bij de Rotte, waar we wel eens te water gaan, weer een verbodsbord met woorden als ‘levensgevaar, niet doen, boete, politie’. Die toon is verschrikkelijk.”
Toch is Luyendijk optimistisch. Zwemmen in de stad is niet meer tegen te houden. „Er staat veel sociale druk op. Al jaren vragen mensen aan ambtenaren; waarom mag ik hier eigenlijk niet zwemmen’, en dat worden er steeds meer. Op een gegeven moment vragen mensen het niet meer, maar doen ze het gewoon. En dan moet je iets als gemeente. Bovendien: problemen zijn er om op te lossen.”
Kadespringers
Het ballenlijntje bij de Rijnhaven bewijst vooralsnog twee dingen. Dat de behoefte aan zwemmen in de stad groot is, en dat mensen dat zonder toezicht kunnen. Helemaal zonder wrijving gaat dat niet. Aan de Rijnhaven zit het terras van bioscoop en jazztheater LantarenVenster, met tafels zo’n anderhalve meter van de kaderand. Een groep kleinere jongetjes vindt van de kant springen niet spannend genoeg en gebruikt die tafels als springplank – elke sprong gaat rakelings langs de rand. De gemiddelde omstander houdt zijn hart vast. Inke Bol, die al jaren bij LanterenVenster werkt is geen gemiddelde omstander en grijpt in. „We vinden het geweldig dat hier gezwommen wordt, het maakt dit hele gebied veel levendiger. We springen er zelf ook in na onze dienst. En we doen er ook niet moeilijk over als de kinderen bij ons naar de wc gaan. Maar van de tafels springen mag niet, dat is gevaarlijk.”
Even later ontstaat er opnieuw gedoe wanneer een dronken vrouw zich bemoeit met kadespringers – niet de jongens uit Pendrecht, die liggen inmiddels op het ponton te zonnen. Er wordt geschreeuwd en wat jongens gooien met grind. Dan komen er agenten langs op hun dagelijkse patrouille. Ze praten even met de groep, waarna de vrouw vertrekt en de rust wederkeert. Brengt zwemmen extra overlast? De reactie van de politie is geruststellend laconiek. „We treden altijd op bij overlast, waar dat ook is. En liever hier dan ergens op een snikheet plein, hier is er tenminste nog iets leuks te doen voor die jongens. Bovendien: hoeveel dagen per jaar is het nou zo heet, en dus zo druk?”