‘Zuinig leven gaat vanzelf’

Frankie: „In coronatijd gebeurde bij ons alles tegelijk. Een baby op komst terwijl we nog niet samenwoonden, als evenementenorganisator had ik geen werk, en mijn huisgenoot die dj was verloor zijn werk en ging elders wonen. Toen kwamen we op het idee om het huis waar ik woonde te verbouwen, ik had toch niets te doen. Mijn vader had het gekocht toen ik ging studeren in Rotterdam.”

Fieke: „Maar nu hebben we het te koop gezet, want we groeien eruit. We hebben maar één etage. We hebben een nieuwbouwwoning gekocht in dezelfde wijk. Nog steeds geen tuin, want ja, we willen graag in de stad blijven. Maar we hebben straks wel een balkon en meer ruimte.”

Frankie: „Dat betekent wel dat we met onze zoon Woody van drie veel naar buiten moeten.”

Fieke: „Naar de speeltuin, de dierentuin, naar Jeugdvakantieland in Ahoy…”

Frankie: „Als je van veel prikkels houdt, moet je daarheen, maar Woody vindt het geweldig.”

Fieke: „We zijn ook veel in het café-restaurant dat Frankie met een compagnon runt. Even lunchen of koffiedrinken met bekenden. Het is echt onze tweede huiskamer.”

Frankie: „Ja, ik ben horeca-ondernemer en evenementenorganisator.”

Fieke: „Nou, het is breder. Ik zie jou vooral als een hardwerkende Rotterdammer die iets wil geven aan zijn stad.”

Frankie: „Ja, je zou kunnen zeggen dat ik dingen organiseer waar ik zelf blij van word en die een verrijking zijn voor de stad. Zo organiseren mijn compagnon en ik sinds dit voorjaar de Wolly Morning Run op zondagochtend. Sinds corona is hardlopen mijn hobby. Met de Run willen we leuke mensen samenbrengen en zorgen voor een fittere stad. We lopen een rondje van zo’n negen kilometer door de stad en ontbijten na afloop samen. Het voelt een beetje als uitgaan, maar dan anders. Want sinds we een kind hebben, weet ik wel dat uitgaan en ouder zijn geen ideale combinatie is.”

Fieke: „Jij bent altijd goed geweest in het bedenken van nieuwe dingen.”

Frankie: „Ja, en Fieke is daarbij mijn beste raadgever. Ze snapt heel goed wat de behoeften van mensen zijn en hoe problemen ontstaan. En ze is veel diplomatieker dan ik.”

Emmer water

Fieke: „Ik heb een opleiding gedaan tot social worker en begeleidde jonge moeders met een licht verstandelijke beperking. Ik groeide door van teamleider tot aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling. Ik had toen zelf net een kind en de hoge werkdruk en de intensiteit van het werk, die herinneringen aan mijn eigen jeugd terugbrachten, leidden ertoe dat ik overspannen werd. Toen ben ik op zoek gegaan naar een baan waarin ik minder voor anderen hoefde te zorgen. Nu ben ik sales assistant bij een bedrijf dat tassen en meubels maakt van restmateriaal. Het is een bedrijf met veel oog voor mensen en duurzaamheid, dat past bij mij. Binnenkort ga ik aan de slag als vertrouwenspersoon, doe ik toch nog iets met mijn opleiding.”

Frankie: „Na de havo heb ik een tussenjaar genomen. Maar ik lag vooral te slapen. Zodanig, dat mijn moeder een keer een emmer water over me heen heeft gegooid. Toen ben ik hbo communicatie gaan doen. Meer vanuit het idee dat ik weer naar school moest dan vanuit een passie voor communicatie. Samen met een vriend deed ik dj-klussen en zo ben ik de evenementenwereld ingerold. We hebben Blijdorp Festival opgezet en hadden net een nieuwe nachtclub geopend toen corona uitbrak. Gelukkig waren we goed verzekerd en konden we gebruikmaken van steunmaatregelen.”

Fieke: „Het is handig dat ik een vaste baan heb, want zijn inkomen fluctueert nogal. Als er een project niet zo lekker gaat, zegt-ie: we moeten even op rantsoen.”

Frankie: „Dan eten we kikkererwten en stamppot, helemaal niet erg.”

Niet heilig

Fieke: „We hebben nu een dubbele hypotheek, dus daar gaat een groot deel van ons inkomen naartoe.”

Frankie: „Het inkomen dat ik mezelf uitkeer is best laag, dus zuinig leven gaat vanzelf. Elk jaar bij het zomerfestival Blijdorp komt het meeste geld binnen. Dan koop ik bijvoorbeeld een designlamp.”

Fieke: „We zijn geen big spenders. Van winkelen houden we niet, van koopjesjagen al helemaal niet en kleding boeit ons ook niet zo erg. We hebben ook geen auto. Dat is niet praktisch in de stad en ook niet duurzaam.”

Frankie: „We hebben wel een bakfiets.”

Fieke: „Vakantie doen we wel met het vliegtuig. Eigenlijk staat dat haaks op hoe we leven. Ik vind dat wel lastig, hoor, het geeft me een schuldgevoel. Dat ik iets fout doe.”

Frankie: „Dat heb ik minder. We zijn niet heilig. Ik let bijvoorbeeld in mijn werk weer op duurzaamheid. Zo betrekken we zuivel van een zorgboerderij. Maar het blijft lastig om de juiste balans te vinden tussen duurzaamheid en de wensen van je gasten. Hoeveel vegetarische gerechten zet je op de menukaart bijvoorbeeld? Het is de kunst om mensen mee te nemen in je verduurzamingsproces.”

Fieke: „Thuis eten we veel biologisch en vegetarisch.”

Frankie: „Qua toekomst zou ik mezelf graag opsplitsen. Zó veel nieuwe ideeën heb ik nog. Ik wil nog iets met sport en bewegen en nog meer doen om mensen bij elkaar te brengen.”

Fieke: „Ik ben blij met mijn leuke baan, ons fijne gezinsleven en het nieuwe huis. Dat geeft structuur.”

Frankie: „In elk geval blijven we in Rotterdam. Ik kan mezelf hier niet wegdenken. Deze stad voelt als een warm nest.”