Reizigersorganisatie Rover geeft aan dat klachten over de stakingen in het streekvervoer met de dag toenemen.
Foto Olaf Kraak / ANP
Op het Drenthe College spant de groep van Tymen Kuperus (55) de kroon wat afwezigheid betreft: van de 24 studenten konden 20 niet naar hun opleiding komen, omdat het streekvervoer staakt. Kuperus geeft ICT en datacommunicatie en is overgeschakeld op online lesgeven. „Het is de derde keer deze week, alsof corona weer terug is”, zegt hij. „Terwijl veel studenten aangeven dat ze liever op school zijn – bijvoorbeeld omdat ze thuis geen goede werkplek hebben.”
De aanhoudende stakingen in het streekvervoer brengen studenten van mbo’s en hbo’s steeds meer in de knel. Vanwege het praktische karakter van het beroepsonderwijs kunnen deze instellingen minder makkelijk op online lessen overschakelen dan universiteiten. En in landelijke provincies als Drenthe wonen veel studenten ver van de opleidingslocatie.
Diverse opleidingen hebben het idee dat die stakingen een negatieve impact op studenten beginnen te krijgen. Woordvoerders en directeuren van onderwijsinstellingen van in totaal 81.000 studenten wijzen onder meer naar groeiende absentiecijfers en onzekerheid onder studenten door de stakingen. Een deel van het streekvervoer rijdt namelijk wél, maar hoeveel precies, is onduidelijk – volgens de werkgevers gaat het om meer dan de helft van de bussen in het hele land. Per stakingsdag besluiten chauffeurs en machinisten zelf of ze gaan werken. Dat betekent dat studenten pas kort voor vertrek weten of hun bus of trein wel of niet rijdt.
Staken op verkiezingsdag
Sinds de volle stakingsweek begin februari worden door machinisten en chauffeurs van regionale vervoerders zoals Arriva en Keolis per week twee à drie landelijke stakingsdagen georganiseerd. De cao-onderhandelingen met de vervoersbedrijven lagen wekenlang stil, met ruim 5 procent verschil tussen looneis en loonbod. De vakbonden hebben dan ook laten weten dat ze ook op de verkiezingsdag gaan staken, ondanks oproepen om dat niet te doen. Op initiatief van reizigersorganisatie Rover gingen de vakbonden en vervoersbedrijven deze week weer in gesprek. De directeur van Rover geeft aan dat het aantal klachten over het streekvervoer sinds maart elke dag toeneemt.
De MBO Raad en Vereniging Hogescholen laten via woordvoerders weten dat de impact van de stakingen op het beroepsonderwijs sterk verschilt per regio. De Vereniging Hogescholen voegt daaraan toe dat de gevolgen het grootst lijken voor scholen in het noorden en oosten van het land. Dat kan komen doordat behalve de landelijke stakingsdagen, die zijn georganiseerd door leden van de grote vakbonden FNV en CNV, in het oosten en noorden op andere dagen ook nog wordt gestaakt door een kleinere bond van 1.300 machinisten van het VVMC. Afgelopen week staakten de buschauffeurs van het FNV en CNV bijvoorbeeld op woensdag en vrijdag en reden de machinisten van VVMC op donderdag niet.
Op het Drenthe College in Emmen moet ongeveer de helft van de studenten van buiten de stad komen, vertelt regiodirecteur Mike Roozeboom (37). Veel van hen komen met de auto van hun vader of moeder. Maar wie rijbewijs- of autoloos is en geen lift kan regelen, heeft op een stakingsdag als deze een probleem. „Dat maakt ook dat de stakingen meer impact hebben op studenten die het financieel moeilijk hebben”, stelt Roozeboom. „Terwijl we als school juist een belangrijke rol hebben om de kansengelijkheid te vergroten.”
De zorg dat de stakingen juist effect hebben op kwetsbare leerlingen, wordt gedeeld door andere colleges en hogescholen. Ook Remco Meijerink, bestuurder van de ruim 26 locaties van fusieschool Firda in Friesland en Flevoland, maakt zich zorgen. Hij stelt dat het slepende conflict tussen de vakbonden en de regionale vervoersbedrijven, zoals Arriva en Keolis, wordt uitgevochten „over de rug van schoolgaande jongeren.”
Hij organiseerde vanaf begin februari een busdienst voor de vijf- à zeshonderd studenten die niet met eigen vervoer konden komen, maar dat stopt vanaf deze week. Het betrof een oplossing die niet blijvend bekostigd kon worden. Meijerink is bang dat met name jongeren in kwetsbare posities net als tijdens corona nu een achterstand gaan oplopen. Ook onderschrijft hij het idee dat studenten uit rijkere gezinnen in de regel eerder beschikken over alternatieven om op locatie te komen.
Op het Drenthe College wordt duidelijk dat veel opleidingen niet over kunnen schakelen op onderwijs op afstand. Leidinggeven aan een professionele keuken leer je bijvoorbeeld niet vanachter je beeldscherm, maar van een klasje van de horecaopleiding konden de vorige stakingsdag drie van de negen studenten niet komen, vertelt de instructeur. Eén van de leerlingen is door zijn moeder gebracht, omdat er wordt geoefend voor het examen van volgende week. Maar sinds begin februari de stakingen begonnen, heeft hij wel vier dagen moeten missen.
Directeur Roozeboom laat weten voor iedere student een passende oplossing te zoeken. „Maar de rek is eruit. Er komen nog tien stakingsdagen aan. We zijn flexibel met examinering, maar voor sommige studenten kan het betekenen dat ze aansluiting met een vervolgopleiding missen.”
Op initiatief van reizigersorganisatie Rover gingen de vakbonden en vervoersbedrijven op maandag 13 maart voor het eerst weer in gesprek. Dat overleg was „constructief” maar leverde nog geen concrete oplossing op.
De 36-jarige Jalal O., die reeds verdacht werd van het runnen van een drugslab in een loods onder een appartementencomplex aan de Schammenkamp in de Rotterdamse buurt Zuidwijk, wordt nu ook verdacht van het teweegbrengen van een ontploffing met de dood tot gevolg. De tenlastelegging tegen de man is uitgebreid na onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Dat meldt het Openbaar Ministerie donderdag.
Op 29 januari 2024 was er ’s avonds een enorme explosie in een bedrijfsruimte op de begane grond van een appartementencomplex aan de Schammenkamp in Rotterdam. Een half huizenblok werd weggeblazen, drie mensen kwamen om.
Al vrij snel na de explosie rees het vermoeden dat in de garagebox drugs werden gemaakt. De verhuurder van de bedrijfsuimte, Jalal O., werd kort daarna aangehouden. O. werd verdacht van betrokkenheid bij het vervaardigen van verdovende middelen. Er werden onder meer vaten aceton gevonden, dat vaak wordt gebruikt als oplos- en reinigingsmiddel tijdens de productie van drugs. Het bleek lastig om aan te tonen dat de ontploffing door het drugslab zou komen. Zo had die bijvoorbeeld door een gaslek kunnen zijn veroorzaakt.
Uit het onderzoek van het NFI zou blijken dat de explosie waarschijnlijk werd veroorzaakt door acetondampen. Aceton wordt in drugslabs gebruikt om cocaïne te verwerken en is licht ontvlambaar. Het betekent een veel ernstiger verdenking tegen Jalal O., hij kan verantwoordelijk worden gehouden voor de drie doden.
Agressief
In de dagen na de explosie en de daaropvolgende brand zocht Jalal O. mee naar slachtoffers en gedroeg zich agressief tegen de politie. Nadat hij werd aangemerkt als verdachte, werd hij aangehouden. Oktober vorig jaar mocht hij buiten de cel, met enkelband, de rechtszaak afwachten. Jalal O. heeft tot nu toe verklaard dat hij niets wist van de drugsproductie in de garagebox. De drugs werden volgens hem gemaakt door zijn onderhuurders, een van hen was zijn neef.
Twee mannen die aan het werk waren in de door hem gehuurde ruimte kwamen om door de explosie, evenals de buurman uit het belendende pand. Die had daar een badkamerzaak en had niets met het drugslab te maken.
Tijdens de volgende zitting bij de rechtbank in Rotterdam zal het rapport van het NFI worden besproken. De zaak wordt voorlopig nog niet inhoudelijk behandeld.
Lees ook
Na de explosie ging NRC langs in de wijk. Drugs, daar praten de buren liever niet over in Rotterdam-Zuidwijk
Een roestig ijzeren hek, de spijlen krom getrokken. Een gruizig pad over een met onkruid overwoekerd erf. Een jonge kerkuil die zich zo te zien te pletter heeft gevlogen en bij de verveloze voordeur is neergelegd, de vleugels zorgzaam om het lijf gevouwen. En dan, binnen in het schemerdonker, op een harde houten spijlenstoel: de Vlaamse schrijver Chris De Stoop, bekend van bestsellers als Dit is mijn hof (2015). Er is nu een theatervoorstelling van gemaakt die 30 augustus in première gaat op het Zeeland Nazomerfestival.
Dit is mijn hof gaat over de teloorgang van de boeren in Vlaanderen en over de mentale nood van zijn broer, die drie jaar ouder dan hij was en vóór alles boer wilde zijn – tot het niet meer ging. In de nacht van 4 op 5 december 2010 pleegde hij zelfmoord, zesenvijftig jaar oud. Sindsdien rijdt Chris De Stoop bijna alle dagen van Wommelgem, waar hij woont met zijn vrouw, naar de vervallen boerderij in Sint-Gillis-Waas om bij het raam te gaan zitten schrijven. „Alsof ik”, zegt hij, „een schuld aan mijn broer moet afbetalen, en aan de boerderij, die me zoveel gegeven heeft.”
Ik ben met hem naar een therapeut gegaan, maar therapie werkt niet zo erg als je geen prater bent. Boeren zijn geen praters
Hij werd er in 1958 geboren en ging er op zijn 21e weg om, als eerste van alle generaties boeren boven hem, te gaan studeren, in Leuven, germanistiek. Hij werkte als journalist voor het Vlaamse weekblad Knack en reisde de hele wereld over voor zijn reportages. Zijn broer, die in 1980 na de dood van hun vader door een hersentumor het bedrijf met hun moeder had voortgezet, zag het als een vorm van desertie. „Ik liet de boel in de steek. Daar ging het vaak over tussen hem en mij, al was ik op het laatst om de paar dagen bij hem, en zeker elke zaterdag om hem te helpen met het boerenwerk.”
Kort na zijn broers dood stopte Chris De Stoop bij Knack en nu schrijft hij bijna alleen nog boeken waarin hij als een sociaal bewogen onderzoeker vertelt over de boerenwereld die aan het verdwijnen is, over zijn zonderlinge oom Daniël, die in zijn boerderij in Henegouwen vermoord werd door een jeugdbende, over de laatste bewoner van de Damiaanhoeve in Limburg, die verdacht werd van de moord op zijn vrouw. Daarnaast heeft hij nog wat akkertjes, waarop hij met de laatste boer in de buurt gewassen verbouwt. Vorig jaar zonnebloemen, dit jaar gras en maïs.
Sinds de dood van zijn broer rijdt Chris De Stoop bijna alle dagen naar de vervallen boerderij in Sint-Gillis-Waas om te schrijven.
Foto Wouter van Vooren
Je was in Haïti toen je broer stierf.
„Nota bene om een reportage over kleine boeren te schrijven na de aardbeving die daar geweest was. Na vijf dagen werd ik gebeld door een familielid die huisdokter is. Het heeft me twee dagen gekost om terug te keren; twee dagen heb ik zitten huilen in vliegtuigen en op luchthavens. Er lag hier een dik pak sneeuw en het had de hele week gevroren, tot min tien. Ik zag voor me hoe mijn broer bezig was geweest om met ketels heet water de waterleidingen en de drinkbakken open te houden, en om de kalveren, koeien en stieren water te geven uit de enige kraan die nog werkte.
„Die vrijdagnacht was de dooi ingezet en dan weet je dat sommige beesten de volgende ochtend tot hun schoft in het water staan doordat de lekken zijn gaan spuiten. Het moet hem wanhopig hebben gemaakt. Zijn troetelkalf, een mager scharminkel waar hij zoveel zorg en genegenheid in had gestopt, lag dood naast de mesthoop, de poten stijf naar de hemel, de bevroren tong uit de muil. Het was vreselijk. Het was een vreselijk harde periode.”
Hij verwaarloosde de moestuin, las de krant niet meer, keek geen tv, zat hele nachten daar te roken
Jullie moeder was al opgenomen in het verpleeghuis.
„Net voor die laatste zomer was ze gevallen, maar toen kon ze revalidatie weer naar huis. Ze ging weer aan het werk, op haar 82ste. Ze verzorgde de kalveren, ze gaf ze de fles als ze niet goed dronken – mijn broer had een zoogkoeienbedrijf – en deed het huishouden. Maar in oktober viel ze weer en toen had ze haar heup en bekken en knieschijf gebroken door vergevorderde osteoporose. Al snel was duidelijk dat ze nooit meer op de boerderij zou terugkeren. Ze kon zich niet eens meer omdraaien in bed. Mijn broer bleef alleen achter.
„In de zomer zei hij al dat hij het niet meer zag zitten. Hij dacht aan de dood, zei hij. Wie zou er rond zijn kist staan? Hij verwaarloosde de moestuin, las de krant niet meer, keek geen tv, zat hele nachten daar te roken.”
Chris De Stoop wijst naar de zwarte sofa bij het tafeltje waarop zijn laptop staat.
„Ik ben met hem naar een therapeut gegaan, maar therapie werkt niet zo erg als je geen prater bent. Boeren zijn geen praters. Achteraf zei de therapeut tegen mij dat het proces al enkele jaren bezig moest zijn geweest. Als dan op een kritiek moment een paar dingen samenkomen, is het gevaar van suïcide heel groot.”
Foto’s Wouter van Vooren
Je vertelt in ‘Dit is mijn hof’ ook zijn angst voor de overheid.
„Ik zie nog het gruwelijke beeld van mijn broer die elke keer dat ik kwam aanrijden vanachter een muur stond te kijken of het niet weer een controleur was. De controleurs mogen elk moment je erf binnenvallen en hij was een keer betrapt toen hij achter de schuur hout aan het opstoken was, zoals hij zijn hele leven gedaan had. Maar nu was het verboden. Hij had een nieuwe milieuvergunning nodig en hij was heel bang dat zijn oude, nog niet afgedekte mesthoop een probleem zou worden. Het meest extreme was de hormonenbrigade van de politie die huiszoeking kwam doen. Ze gingen in de koeienstal monsters nemen van de mest en het voer. Ze joegen de vrij rondlopende beesten op tot ze scheten van angst.
„Mijn broer werd ondervraagd alsof hij een misdadiger was, uitgerekend mijn broer, die traditioneel en kleinschalig werkte en zijn beesten voederde met eigen gewassen. Wat zou hij met hormonen werken? Een razzia was het. Alle kasten en laden hier in huis werden opengetrokken, de matrassen werden omgedraaid, ze snuffelden door de papieren van mijn vader zaliger, ze woelden met hun vuile handen door mijn moeders schone wasgoed. Ze lachten om de ouderwetse bedoening hier. Mijn hele leven zal me bijblijven wat mijn moeder toen zei: ‘Ge moogt alles onderzoeken, ge moogt boetes geven, maar ge moogt niet iemand zijn eer afpakken!’ Mijn broer heeft weken moeten wachten tot zijn in beslag genomen dieren weer werden vrijgegeven. Alle monsters waren negatief.”
Hij was omsingeld, schrijf je, door partijen die hem weg wilden hebben.
„In de jaren zestig waren hier in de straat twaalf boerderijen en die zijn bijna allemaal verdwenen, zoals in heel Europa miljoenen boerenbedrijven verdwenen zijn door de keuze voor een koers naar grootschaligheid, industrialisering en intensivering. Aan de overkant, waar vroeger onze beste wei was, een pachtwei, zit nu een grote meubelzaak. En daar” – hij draait zich om op zijn stoel – „is een immens tomatencomplex gekomen, waar Roemeense en Bulgaarse vrouwen de hele dag in een waanzinnig tempo tomaten zitten te sorteren, pure agro-industrie. Hiernaast is een villa gebouwd, op drie meter afstand van onze meer dan tweehonderd jaar oude schuur. Er stonden toen nog koeien in en mijn broer was bang dat de bewoners klachten zouden indienen wegens stankoverlast en lawaai. Daarachter is een windmolenpark gekomen, ondanks het verzet van mijn broer, en dan was er nog de autoweg naar Antwerpen, waardoor mijn broer afgesneden raakte van de polder waar ’s zomers zijn koeien liepen.”
De Stoop verbaast zich over de projecten rond de boerderij, zoals de bouw van een snelweg en een windmolenpark.
Foto Wouter van Vooren
De polder die deels is ingenomen om nieuwe natuur te creëren.
„Ter compensatie van de uitbreiding van de Antwerpse haven. Voor boeren is het lastig te begrijpen dat daar goede landbouwgrond voor werd opgegeven. Boeren hebben altijd gedacht dat ze in en met de natuur werken, en dan komen er opeens mensen die zeggen: je bent op een totaal verkeerde manier bezig, wat jij doet is het tegenovergestelde van natuur. Eén generatie geleden had je als boer een nobel beroep, je had aanzien in het dorp.
„Nu ben je een milieuschender en een dierenbeul. En dan de stikstofcrisis die erbij is gekomen. Die heeft de existentiële onzekerheid onder boeren nog vele malen vergroot. Ze zien een zondvloed aan maatregelen op zich afkomen en ze hebben geen enkele duidelijkheid over hun toekomst. Toen ik Dit is mijn hof schreef was net het boek De hanenbalken van Lizzy van Leeuwen uitgekomen, over zelfmoord op het platteland. Daarin werd al vastgesteld dat dubbel zoveel boeren als burgers uit het leven stappen.”
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-description="Exterieur van de boerderij.
Foto Wouter van Vooren
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Exterieur van de boerderij.
De Stoop werd in 1958 op de boerderij geboren en woonde er tot zijn 21e.
Foto Wouter van Vooren
Je broer had graag een gezin gehad.
„Het is er nooit gekomen. Hij was een heel populaire jongen vroeger, veel populairder dan ik. Hij had ook veel meer relaties met meisjes dan ik, maar na een jaar, hooguit twee jaar, sprongen ze altijd af, want die meisjes wilden niet boeren. Tot zijn veertigste ging hij nog naar bars en discotheken, soms ging ik met hem mee. Het was zielig om hem en al die andere boerenzonen die tevergeefs op zoek waren naar een vrouw, rijen dik rond de bar te zien staan. Als hij het geluk had gehad om wel een vrouw te vinden, dan denk ik dat hij zo door het leven was gefietst. Het was het grote verdriet van mijn moeder ook: dat haar oudste zoon altijd alleen was gebleven. Wat is een boer zonder boerin? Ze heeft moeten meemaken dat hij stierf. Ze kon het niet verwerken. Tot haar laatste snik verweet ze zichzelf dat ze was gevallen.”
Jij blijft jezelf verwijten dat je naar Haïti was vertrokken.
„Alle directe nabestaanden van iemand die zichzelf heeft gedood blijven zich afvragen waarom ze het niet hebben voorkomen en of ze niet mede de oorzaak zijn geweest. Mijn broer en ik hadden een zeer goede en warme relatie. Tot mijn eenentwintigste heb ik hier” – hij trekt de deur achter zich open – „in de opkamer met hem in één bed geslapen.”
Wat ga je met deze boerderij doen?
„Het is gruwelijk om de eeuwenlange band met de grond en de voorouders te verbreken. Ik ben niet eens de laatste schakel, ik ben de tang die de laatste schakel doorknipt. De boerderij is oud en versleten, niet meer levensvatbaar. Ik hoop hier nog lang mijn schrijfplek te hebben, liefst tot mijn laatste dag.”
Lees ook
‘Praat bij suïcidale gedachten niet alleen met lotgenoten. Zo kom je in een negatieve spiraal terecht’, zeggen deze onderzoekers
Een sekte heeft volgens expert Arjan van Dijk verschillende kenmerken: het is een gesloten groep, er is een autoritaire, maar charismatische leider, er is een sterke, alles verklarende ideologie en mensen moeten zich volledig toewijden aan de groepsdoelen. „Ook zijn ze vaak misleidend in de werving”, vertelt Van Dijk, die is verbonden aan Fier, een landelijk expertise- en behandelcentrum op het gebied van (seksueel) geweld. „Leden worden binnengehaald met zeer grote beloftes.” Een charismatische leider in een gesloten groep hoeft niet per se slecht te zijn, zegt Van Dijk. „Maar de kenmerken maken een groep zeer gevoelig voor misstanden.” Veelvoorkomend is seksueel misbruik, maar ook arbeidsuitbuiting en financiële uitbuiting komen geregeld voor binnen sektes.
„Het leiderschap is verheven boven kritiek en als het misgaat, gaat het goed mis. En dan hebben sekteleden geen plek om naartoe te gaan.”
Veertien Twentse burgemeesters maken zich zorgen om de aanpak van sektes, of gesloten groepen, in Nederland. Ze hebben vorige week een brief gestuurd naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Veiligheid en Justitie. De burgemeesters vragen om landelijke maatregelen. Zo willen ze wetgeving om gesloten groepen aan te pakken en een meldpunt waar zorgen over zulke groepen kunnen worden gemeld en opgevolgd. Ook willen ze landelijke regie, zodat signalen niet tussen instanties blijven hangen. Initiatiefnemer en burgemeester van de gemeente Tubbergen Anko Postma: „Gemeenten willen hun inwoners beschermen, maar missen wettelijk gereedschap en een landelijk meldpunt om dat te doen.”
Er is groepsdruk, dwingende controle en manipulatie. Mensen worden vervreemd van hun familie en vrienden, ook wel van zichzelf
Eerder konden mensen terecht bij meldpunt Sektesignaal, dat bij dezelfde organisatie was ondergebracht als Meld Misdaad Anoniem, maar dat is in 2020 opgeheven. Het idee was dat slachtoffers of hun familie ook terecht konden bij andere instanties. Sinds deze maand is er toch een nieuw hulppunt geopend bij Fier. Dat is nadrukkelijk geen meldpunt. Slachtoffers of bezorgde familieleden kunnen met een professioneel hulpverlener chatten en advies krijgen. De hulpverlener luistert, probeert met het slachtoffer de situatie te duiden en geeft advies voor vervolgstappen.
Expert Arjan van Dijk was eerder betrokken bij Sektesignaal en werkt nu dus ook voor Fier. „Bij Sektesignaal probeerden we ook diverse hulpdiensten zoals politie en gemeenten aan elkaar te koppelen, als er een casus was. Dat lukte niet altijd, maar we waren het in die laatste jaren wel steeds verder aan het uitbouwen.” Bij Fier wordt ook ingezet op ketensamenwerking, maar bij een hulppunt is het altijd de hulpvrager die bepaalt wat er gebeurt.
Lees ook
Genezeres heeft beloofd ‘in stilte goed te doen’
Pater Pio Stichting
Aanleiding van de oproep van de burgemeesters is onder andere het onderzoek van dagblad Tubantia en RTV Oost naar de Pater Pio Stichting uit Tubbergen. Dit christelijke genootschap bestaat al dertig jaar en in die periode zijn meerdere misstanden gesignaleerd. De 85-jarige leidster, Trees P., is in de jaren negentig al eens veroordeeld tot drie maanden cel omdat ze tijdens een duivelsuitdrijving de oren van een volgeling in een punt had geknipt. Toch bestaat de groepering nog steeds. De gemeente Tubbergen heeft onlangs onderzocht of de sekte gestopt had kunnen worden.
Van Dijk beaamt dat het lastig is om gesloten groepen aan te pakken. „Je komt er niet zo makkelijk binnen en ze zijn vrij onzichtbaar. Je moet het hebben van de verhalen van mensen die er uit komen of van familieleden die iemand kennen die er in zit. Ook de misstanden zijn vrij onzichtbaar.” Er is volgens Van Dijk bijvoorbeeld niet altijd sprake van fysiek geweld, veelal gaat het om psychisch geweld. „Er is groepsdruk, dwingende controle en manipulatie. Mensen worden vervreemd van hun familie en vrienden, en ook wel van zichzelf.”
Sektes zijn overigens niet alleen leefgemeenschappen, zegt de expert. Er zijn ook groepen die af en toe samenkomen, maar toch een flinke grip op de leden kunnen hebben. Van Dijk: „Mensen zijn dan toch niet vrij om hun leven in te richten zoals ze willen.”
Een voorbeeld daarvan is evangeliegemeente De Deur, die op meerdere plekken in Nederland zit. De Stentor publiceerde onlangs een verhaal waarin meerdere ex-leden spraken over (seksueel) misbruik, manipulatie en dwingende controle door de pastor.
Manipulatie
Er is een wetsvoorstel in de maak om psychisch geweld strafbaar te stellen. De Twentse burgemeesters zijn daar blij mee; ook Van Dijk ziet voordelen. „Op het moment dat mensen elkaar met manipulatie onder de duim houden, kan de politie niet zoveel doen. Dus die strafbaarstelling kan zeker helpen. Mits die niet alleen in de context van romantische relaties gaat gelden, maar ook bij groepen.”
In de brief die de burgemeesters hebben gestuurd, uiten ze ook hun zorgen dat Nederland een toevluchtsoord zou kunnen worden voor sektes. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben namelijk al wetten om ‘sektarisch misbruik’ aan te pakken en België is daarmee bezig. Die angst snapt Van Dijk wel, want sektes zijn mobiel. „Op het moment dat het ze te heet onder de voeten wordt, gaan ze naar een andere regio.” Hij verwijst naar de religieuze beweging Orde der Transformanten, die lang in het Brabantse Hoeven was gevestigd, maar in 2012 naar Duitsland verhuisde.
Hoeveel sektes er precies in Nederland zijn, is onbekend. Maar het probleem speelt zeker niet alleen in Twente. Uit het laatste onderzoek ernaar, in 2013 door bureau Beke, bleek dat er ongeveer tweehonderd sektes in Nederland zijn. In de periode dat Sektesignaal actief was (2012-2020) kwamen zo’n zeshonderd meldingen binnen over zeker 240 unieke groepen, zegt Van Dijk.
Lees ook
Haar leven in een sekte was best normaal, dacht ze zelf