Werknemers in de zorg en de horeca ervaren het vaakst ongewenst gedrag op het werk, meldt het CBS maandag. Het gaat onder meer om seksuele aandacht, intimidatie, lichamelijk geweld of pesten.
In 2023 gaf 17 procent van alle werknemers aan in de afgelopen twaalf maanden te maken te hebben gehad met ongewenst gedrag op het werk. In de zorg was dat 30 procent en in de horeca 20 procent. In de bouw en landbouw komt ongewenst gedrag juist relatief weinig voor.
Vrouwen ervaren meer ongewenst gedrag dan mannen. In de enquête van het CBS en TNO gaf 21 procent van de vrouwelijke werknemers aan de afgelopen twaalf maanden te maken te hebben gehad met ongewenst gedrag tegen 13 procent van de mannelijke werknemers. Vrouwen ervaren vooral vaker ongewenste seksuele aandacht.
Ongewenst gedrag komt ook vaker voor als het werk meer contact met andere mensen met zich meebrengt, zoals collega’s, klanten, patiënten of leerlingen. Werknemers in de zorg en horeca geven met ruim 75 procent het vaakst aan dat ze (vrijwel) de hele dag andere mensen op het werk ontmoeten.
Lees ook
Wangedrag-coach: ‘Je kan beter zeggen ik voel me gepest, dan jij pest mij’
Het is woensdagavond 19.30 uur. In een grijze gang in het uitgestorven onderzoeksgebouw bij het Maastricht UMC+ zet Gillian Larik een magnetronmaaltijd voor: aardappelblokjes, boontjes, paprika en biefstukreepjes. Met als toetje vruchtenyoghurt met vezelpoeder.
In sneltreinvaart vertelt de PhD humane biologie enthousiast wat me de komende dagen te wachten staat en prikt en passant een glucosemeter op mijn bovenarm, om de schommelingen in mijn bloedsuiker te volgen. Ik ben uitgenodigd om mee te maken hoe het nieuwste onderzoek naar darmbacteriën eruitziet.
Over een half uur laat ik me vrijwillig 2.160 minuten opsluiten in een kamertje waar ruimte is voor weinig meer dan een eenpersoonsbed, een bureautje en een wastafel. Op tafel ligt een zakje waarmee ik morgen in 28 buisjes moet blazen om de inhoud te vergelijken met de gassen uit mijn lichaam die door sensoren zijn opgepikt. Larik: „Ik leg morgen nog wel een keer uit wat je moet doen.”
De eyecatcher in het kamertje is iets wat op een wc lijkt, maar in werkelijkheid een soort vrieskist is met een verwarmde wc-bril. De zak in de pot vangt ontlasting op waarin later kan worden gekeken naar onder meer de compositie van de darmbacteriën. Ernaast een grote fles voor urine, die iets laat zien over de afbraak van eiwit. En dan is er nog net een hoekje voor het stepje waarop ik morgen oefeningen moet doen. Alles wat van buiten naar binnen gaat, moet door een sluis met twee deurtjes, om geen lucht naar binnen te laten glippen.
Deze zogenoemde fermentatiekamer is nieuw. Althans, een van de vijf kamers die de universiteit al had om zuurstof en koolstofdioxide uit de adem van proefpersonen te meten, is dit jaar uitgebreid. Er zat al een systeem in dat gecontroleerd verse lucht binnenlaat om daarna uitgeademde lucht op te vangen. Sinds kort kunnen de stofwisselingsonderzoekers ook gassen meten die mensen uitstoten wanneer bacteriën in de darmen eiwitten en onverteerbare vezels uit voedsel afbreken: methaan, waterstof en waterstofsulfide – bekend van de geur van rotte eieren.
Ademen gaat vanzelf, boeren en scheten mogen hier ook ongegeneerd ontsnappen. Graag zelfs. In de ruimte naast de fermentatiekamer staan transparante buizen gevuld met paraffineolie waarin lucht uit de fermentatiekamer naar boven borrelt. Elk belletje wordt een stipje op een grafiek. Larik: „Alles wat los zit aan jou, vangen we op.”
Het is in deze setting niet moeilijk om je even koe te voelen, als methaanuitstoter. Of muis, als proefdier in een kooitje. Of om je in elk geval even te verplaatsen in de zestien deelnemers die hier eerder verbleven ten behoeve van dit experiment.
Larik maakt me wegwijs en wenst me een goede nacht. „Om tien uur gaat het ganglicht uit. Als er wat is, bel gerust.” Zelf slaapt hij in een kantoortje verderop in de gang, zoals altijd als er proefpersonen overnachten. Hij duwt de zware metalen deur dicht. Ik mág elk moment vertrekken. Maar 36 uur moet te doen zijn. Er hebben hier weleens mensen 60 uur gezeten, zonder te eten. En waarschijnlijk óók zonder te douchen.
Om 20.18 uur produceer ik de eerste flatus – althans de eerste die ik zelf opmerk. Rond 22.30 uur geef ik me over aan het geruis van de luchtververser, zoals je je in een vliegtuig door de airco in slaap kunt laten sussen.
Inwendige brouwerij
Zo sober als de fermentatiekamer eruitziet, zo simpel was het bouwen van de kamers niet. Vijf ingenieurs zijn zo’n twee jaar bezig geweest met het ontwerpen van een prototype, dat als eerste ter wereld van minuut tot minuut kan meten wat de darmbacteriën doen.
Tot voor kort werd dit soort fermentatieonderzoek alleen bij dieren gedaan, waren de tijdsintervallen tussen de metingen groter, of werd alleen methaan opgevangen. Of onderzoekers beperkten zich tot het eindproduct: poep. „Dan ben je eigenlijk al te laat”, zegt Larik.
Mensen die veel voedingsvezels eten zijn gemiddeld gezonder. Maar waar komt dat door? Wat gebeurt er nou precies in de darmen waardoor bacteriën allerlei andere processen in het menselijk lichaam kunnen beïnvloeden? Wat is het effect van voedingsvezels en bacteriën op de stofwisseling? Welke verschillen zijn er tussen mensen met en zonder overgewicht?
Om vervolgens te onderzoeken hoe je die inwendige brouwerij bij verschillende typen mensen een beetje zou kunnen bijsturen. En om op den duur betere voedingsadviezen, gepersonaliseerde diëten of supplementen te kunnen ontwikkelen, die helpen overgewicht tegen te gaan en te voorkomen dat mensen diabetes type 2 krijgen.
Met elk deelonderzoek wordt een klein stukje van een grote puzzel over voeding en obesitas gelegd. Het experiment waar ik een stukje van meepik, moet inzichtelijk maken hoe darmbacteriën reageren op een supplement van inuline uit witlof en resistent aardappelzetmeel, vezels die gewoonlijk onverteerd het einde van het spijsverteringskanaal halen.
Aan het einde van de dikke darm worden ook eiwitten gefermenteerd, met minder gunstige effecten in de darmen. De studie moet meer duidelijkheid verschaffen over de relatie tussen de afbraak van eiwitten, suikers, vetten en vezels (koolhydraten), de darmbacteriën die daarbij aan werk zijn, en de stoffen die ze produceren als ze voedingsstoffen afbreken.
Bekend is dat darmbacteriën bij het fermenteren van voedingsvezels korteketenvetzuren vormen, die op hun beurt allerlei positieve effecten op de stofwisseling kunnen hebben. Korteketenvetzuren helpen onder meer om de lever gevoeliger te maken voor insuline, infecties te dempen en in het brein het signaal van verzadiging af te geven: genoeg gegeten. De belangrijkste korteketenvetzuren, acetaat (azijnzuur) en butyraat (boterzuur), vinden de onderzoekers terug in het bloed en de feces van de proefpersonen.
Bifi-worstjes
In totaal zullen 28 vrijwilligers meedoen aan dit onderzoek. De helft met overgewicht en een licht verstoorde suikerhuishouding – een voorbode van diabetes type 2 – en de helft met een normaal gewicht en gezonde bloedwaarden. Zij komen hier allemaal twee keer 36 uur. Eén keer voor het supplement en één keer voor een placebo – zonder dat zij of de onderzoekers weten wat ze bij welke sessie krijgen.
Darmgassen, energieverbruik, bloed, bloedsuikerwaarden, urine, ontlasting, speeksel – alles wordt gemeten en verzameld, geanalyseerd en zo mogelijk bewaard. Er wordt zelfs een geheugentestje afgenomen, want wie weet of later iemand nog wil uitzoeken of vezelrijke voeding helpt bij een spelletje memory. De proefpersonen krijgen een infuus en moeten ongeveer elk uur hun arm door een slurf steken om bloed af te geven.
Gevaarlijk is het allemaal niet, maar een infuus laten plaatsen is geen pretje. En anderhalve dag in een klein kamertje, zonder zelf te kunnen beslissen wat je wanneer eet en hoeveel je beweegt, en ook nog in je slaap gestoord worden om bloed af te geven – daar kan niet iedereen tegen. Voor vegetariërs zal alleen al het dagmenu met Bifi-worstjes en kipfilet een dealbreaker zijn.
Tegenover het ongemak staat wel een vergoeding van 500 euro. En een uitstekende wifiverbinding. „Tot nu toe is maar één proefpersoon voortijdig naar huis gegaan, vanwege een flinke verkoudheid”, zegt Larik. „Er zijn ook mensen naar buiten gekomen die opgetogen zeiden: ik heb in 36 uur nog nooit zoveel werk verzet.”
Smaakt naar niks
Voor mij als nepdeelnemer is een sjoemelproefje opgezet: het infuus blijft me bespaard en ik weet dat ik het vezelsupplement krijg – voor de placebo hoef ik niet nog eens 36 uur terug te komen. Geld krijg ik niet. Wel volg ik braaf de aanwijzingen van de onderzoekers door de intercom.
Vanaf 8 uur ’s ochtends blaas ik veertien keer twee buisjes vol, vul ik veertien keer dezelfde vragenlijst in over honger en verzadiging, doe twee keer de voorgeschreven step-oefeningen, neem drie tussendoortjes, eet drie keer keurig mijn bordje leeg. Daarna lepel ik een fruityoghurtje op, nadat ik er een zakje vezelpoeder doorheen heb geroerd. Het witte goedje ziet eruit als maizena en smaakt naar niks. Het is niet vies, het is niet lekker, het klontert alleen een beetje.
Precies om 20.30 uur, na de traktatie van de dag (een paar blokjes melkchocolade) maak ik op een iPad nog de geheugentest. Als om 21.55 uur het hele programma is afgewerkt, constateer ik dat ik door alle onderbrekingen – er is zelfs een zwaaimoment met hoogleraar humane biologie Ellen Blaak, de onderzoeksleider – nauwelijks aan werk ben toegekomen. Of komt dat door de hoofdpijn door het uitblijven van mijn dagelijkse dosis cafeïne? Hoe dan ook, mijn verblijf in hotel De Dikke Darm vliegt voorbij.
Er is ook nog een truc om te zien hoe snel de vezels door het lichaam gaan
Als Gillian Larik de volgende ochtend om 8.00 uur de deur opendoet, heeft hij de eerste resultaten al uitgewerkt – anders dan bij echte deelnemers, die pas na één of twee jaar te zien krijgen hoe hun darmen op de vezels reageerden.
De puntjes op het scherm laten zien dat mijn fermentatiefabriek ’s nachts op volle toeren draaide en de tweede avond een flinke piek bereikte: 7.200 microliter waterstof per minuut, omgerekend bijna een halve liter per uur. Dat lijkt veel, zegt Larik, maar hoeveel dat is ten opzichte van anderen, valt nog niet te zeggen.
Ik blijk bij het type te horen dat geen waterstof omzet in methaan: dat broeikasgas is in de grafiek niet terug te zien. „Je bent dus wel milieuvriendelijk”, zegt Larik lachend.
Voor de omzetting van waterstofgas naar methaan zijn bepaalde bacteriën nodig, die ik waarschijnlijk niet heb, zegt Larik. „Hoe dat komt, weten we niet precies, maar daardoor kunnen sommige groepen anders op bepaalde vezels reageren dan de andere.”
Zo’n waterstofprofiel zou weleens goed nieuws kunnen zijn, zegt Ellen Blaak tijdens een later gesprek. Waterstofmensen produceren meer butyraat (boterzuur), methaanmensen relatief meer acetaat (azijnzuur). Mensen met overgewicht produceren over het algemeen minder butyraat dan slankere mensen. „Beide zijn goede korteketenvetzuren, maar we zien dat met name butyraat gunstige effecten heeft op gewicht, insulinegevoeligheid en ontstekingen.”
Als voeding sneller door de darmen gaat, blijven aan het einde van de darm mogelijk meer vezels over om daar gefermenteerd te worden
„Kijk, nog een leuke”, zegt Larik, wijzend naar het scherm. „Aan de verhouding tussen de inademing van zuurstof en uitstoot van CO2 kun je zien of je verhoudingsgewijs meer suikers of vet verbrandt. Dat schommelt gedurende de dag. Na elke maaltijd gaat je suikerverbranding omhoog, in de nacht verbrand je relatief meer vet.”
Hoe meer deelnemers, hoe groter de dataset, hoe beter de onderzoekers kunnen zien wat vezels en darmbacteriën doen bij groepen mensen. „We zien dan of methaanmensen bijvoorbeeld meer vet verbranden”, zegt Larik. „En of waterstofproducenten lagere ontstekingswaarden hebben.”
Er is ook nog een truc om te zien hoe snel de vezels door het lichaam gaan. Bepaalde vezels in rietsuiker, ananas en maïs bevatten van nature hogere concentraties van een bijzondere koolstofvariant, 13C. Door die vezel toe te voegen – en deelnemers te vragen vóór het experiment die drie dingen niet te eten – kunnen ze aan de uitstoot zien hoe lang het duurt voordat het supplement het laatste station in de darmen bereikt.
Blaak: „Als voeding sneller door de darmen gaat, blijven aan het einde van de darm mogelijk meer vezels over om daar gefermenteerd te worden. Het is uniek dat we dit patroon van fermentatie nu over de tijd kunnen meten en kunnen zien wat er tegelijkertijd met energieverbranding en de verbranding van vetten en koolhydraten gebeurt. Zodra we dat beter in beeld hebben, kunnen we mogelijk ook ontdekken hoe fermentatie gestuurd wordt door de biologische klok, en hoe we dit patroon met vezels of voedingspatronen kunnen beïnvloeden.”
Stofwisselingstypen
Zien we over twee jaar bevestigd dat de proefpersonen met overgewicht minder darmgassen, minder waterstof en minder butyraat produceren? En dat inuline en resistent aardappelzetmeel dat kunnen verbeteren? Larik kan het nog niet zeggen. Als hij nu al in de data zou kijken, is hij tijdens het experiment al gekleurd, en dat kan de uitkomsten verstoren.
Fascinerend is het, om zo gedetailleerd naar de stofwisseling van een individu te kunnen kijken. Maar wat heeft de gemiddelde Nederlander eraan?
Ellen Blaak memoreert nog maar eens dat de helft van de volwassen Nederlanders overgewicht heeft. Alleen daarom al, zegt ze, zijn de uitkomsten relevant voor grotere groepen. „Als we meer inzicht krijgen in de mechanismen bij kleine groepen, kunnen we bij grotere cohorten kijken of het werkt zoals we denken, en een vertaalslag maken naar steeds grotere groepen.”
Misschien kunnen álle mensen over een aantal jaar met een simpele biomarker in het bloed of in de uitgeademde lucht ontdekken tot welk stofwisselingstype ze behoren, zodat ze met specifieke vezels hun diabetesrisico kunnen verkleinen.
Het onderzoek met de fermentatiekamers is werk van de lange adem. Larik: „Uiteindelijk wil je weten wat de verschillen tussen gezonde en ongezonde mensen zijn om te kijken: wat werkt wél bij deze groep, zodat ieder individu de voeding kan krijgen waar die de meeste baat bij heeft.”
Het is maar een krap plafond, boven een soort balkonnetje in een kalksteengrot in Zuid-Sulawesi (Indonesië). Half liggend op dat hogere stuk moeten hier een of meer mensen hard gewerkt hebben. Minstens 51.300 jaar geleden tekenden ze er een rood wrattenzwijn, een meter breed en behoorlijk afgebladderd inmiddels.
Ze zetten er ook drie mensachtige figuren bij. Een figuur zonder benen, armen wijd, een soort staf in de linkerhand. Een ander staat vlak bij het zwijn, en een stok – een lijntje – in diens linkerhand lijkt de keel van het varken te raken. Nummer drie staat op zijn kop, benen en armen wijd gesperd, een hand lijkt naar de kop van het varken te reiken.
„Het oudste verhaal ter wereld”, noemt trots een team van Indonesische en Australische archeologen dit tafereel. Afgelopen zomer publiceerden ze de verbluffende datering van ruim 50.000 jaar. Op de wanden in de grot zijn nog meer zwijnen te vinden en ook handafdrukken, maar die zijn nog niet gedateerd met de geavanceerde uraniumtechniek van de Franse Australiër Maxime Aubert (Griffth University). Samen met archeoloog Adam Brumm leidde hij al veel succesvolle rotskunstexpedities naar Borneo en Sulawesi.
Het zwijn in de grot van Karampuang is wereldrecordhouder. Het is op dit moment de oudste figuratieve rotskunst ter wereld, geen voorstelling is ouder. Véél ouder ook dan van de bekende Europese figuratieve kunst uit de grotten van de laatste IJstijd. De beroemde dierentekeningen in de Franse Chauvet-grot zijn maximaal 35.000 à 38.000 jaar oud. Het mysterieuze beeldje van de Leeuwenman uit de Duitse Hohlenstein-Stadel-grot is zo’n 40.000 jaar oud.
Handafdrukken
En het is ook niet één toevallige tekening op één plek, daar in Sulawesi. Het zwijn is onderdeel van een hele cultuur van vooral in rood geschilderde dieren, mensenfiguurtjes en handafdrukken. Bij de publicatie van het record in Leang Karampuang gaven Aubert en zijn team en passant ook nog even een nieuwe datering van de vórige recordhouder. Dat is een vierenhalve meter brede tekening in een grot 25 kilometer verderop in dezelfde kalksteenheuvels van Maros-Pangkep, niet ver van de stad Makassar. Afgebeeld zijn daar twee wrattenzwijnen, vier dwergbuffels (anoa’s) en een stuk of acht halfmenselijke, halfdierlijke viervoetige figuurtjes van een centimeter of tien met (zo lijkt het) touwen en speren, minstens 48.000 jaar oud nu (oude datering was 44.000 jaar). De archeologen zien ook in die voorstelling een verhaal, al is de vertelling zelf onmogelijk te reconstrueren, zeggen ze. Iets met jacht ligt voor de hand, maar het kan van alles zijn. En misschien zijn die mensfiguurtjes met dierkenmerken een soort sjamanen, die zich getransformeerd hebben?
De recorddateringen in Indonesië rijgen zich aaneen. De reeks begon in oktober 2014 met de toen nog verrassende leeftijd van bijna 40.000 jaar voor een paar handafdrukken in weer een andere grot in Maros-Pangkep. Veel andere volgden. De verantwoordelijke archeoloog en geochemicus Aubert blijkt inmiddels een druk man. „Ik ben bezig een grote expeditie voor te bereiden naar het eiland Misool, bij Papoea”, meldt hij spijtig per e-mail, „ik heb geen tijd om te praten. Maar al je vragen heb ik al beantwoord in een Amerikaanse podcast, denk ik. Zoek maar op.”
En inderdaad. „Er komen nieuwe dateringen aan, die nog ouder zijn. Maar daarover kan ik verder nog niks zeggen” zegt Aubert tegen de podcaster Nick Jikomes, in diens Mind & Matter, deel 183 (8 oktober 2024). En wat was eigenlijk de functie van die rotstekeningen, en waarom komen ze op zulke verschillende plaatsen voor? Aubert, in Mind & Matter: „Ik denk dat moderne mensen, Homo sapiens, al het vermogen hadden om rotstekeningen te maken toen zij zich rond 100.000 jaar geleden vanuit Afrika over de wereld verspreidden, alles wat je wilde”, zegt Aubert in de podcast. „Maar als je maar een klein groepje jagers-verzamelaars bent, dan hoef je dat vermogen niet uit te oefenen. Die tekeningen vormen toch een soort signaleringssysteem dat pas nuttig wordt als de bevolking groeit en de groep meer behoefte krijgt aan gemeenschappelijke identificatie. Dan ga je dit soort cultuur ontwikkelen.”
En kénnelijk gebeurde dat aan een voorlopig einde van die duizenden jaren durende ‘exodus’ uit Afrika. Aubert, in de podcast: „Wij mensen houden ervan om ons te definiëren als een soort die graag verhalen vertelt. Het gróte verschil met andere dieren! Dat doen we ongetwijfeld al veel langer, maar het oudste bewijs ervoor wordt dus gevormd door de rotstekeningen in Sulawesi.”
Wij mensen houden ervan om ons te definiëren als een soort die graag verhalen vertelt
Die oeroude ontwikkelingen in Sulawesi spelen zich af aan het front van de toenmalige expansie van Homo sapiens vanuit Afrika over de hele wereld. Het was de ruige voorlaatste fase van de menselijke evolutie, toen sapiens nog niet alleen was en bijna overal op de wereld ook andere mensachtigen leefden. In Europa was er nog de neanderthaler, in Azië floreerde de neanderthal-achtige denisoviër, en zelfs ook nog woonde – niet ver van Sulawesi – op het Filippijnse eiland Luzon de verdwergde Homo luzonensis en op het Indonesische eiland Flores de al even kleine Homo floresiensis (de ‘Hobbit’). Misschien dat op Java nog een late Homo erectus leefde.
Homo sapiens, de moderne mensensoort waartoe alle nu levende mensen behoren, ontstond rond 300.000 jaar geleden. Al snel dook de soort ook op buiten Afrika, rond 200.000 jaar geleden al even in Europa of zelfs eerder en ook in het Midden-Oosten, rond 100.000 jaar geleden. Maar een blijvende expansie buiten Afrika leverde dat niet op. Pas rond 70.000, 60.000 jaar geleden vindt de definitieve ‘uitbraak’ plaats, weer via het Midden-Oosten, waar toen ook neanderthalers woonden. Een deel van die sapiens gaat – uiterst langzaam, over een periode van vele duizenden jaren – naar het noorden en het westen, en bereikt rond 45.000 jaar geleden de Balkan en Centraal-Europa. Een ander deel gaat oostwaarts en komt via India rond 60.000 à 55.000 jaar geleden aan in Borneo. Van daaruit werd weer de sprong overzee naar Sulawesi gemaakt. Homo sapiens maakte daarbij waarschijnlijk al gebruik van boten of vlotten, al is daar geen direct bewijs voor. Die volledig moderne mens moet voor varen en schepen wel voldoende verstand en handigheid hebben gehad, denken de meeste antropologen. De ontdekking van de oeroude tekeningen op Borneo en Sulawesi zijn in ieder geval duidelijke aanwijzingen voor symbolisch denken.
Aubert, in de Amerikaanse podcast: „En je kan natuurlijk zeggen: oké, ze maken tekeningen van grote dieren die in de buurt rondlopen. En oké, ze maken er scènes mee. Maar met die mensenfiguren met dierenkenmerken beelden ze toch echt iets af dat niet bestaat. Dat laat ons recht hun brein inkijken! In ieder geval toen, meer dan 50.000 jaar geleden, waren ze in staat om dingen te bedenken die niet bestaan. Je kan zelfs zeggen: dat is de geboorte van spiritualiteit, van religie, ga maar door. Zo begint het. En hier in Sulawesi zie je dat overal in de grotten, zo vroeg dus al.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Een tekening van een wrattenzwijn op een wand van de grot. Foto Adhi Agus Oktaviana/BRIN ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Een tekening van een wrattenzwijn op een wand van de grot. Foto Adhi Agus Oktaviana/BRIN ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/13110502/data124308466-f6112d.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/qWomEO46uIGRAb1SwKv6dalgxEE=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/13110502/data124308466-f6112d.jpg 1920w”>Een tekening van een wrattenzwijn op een wand van de grot. Foto Adhi Agus Oktaviana/BRIN
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Dezelfde tekening, waarbij de kleuren bewerkt zijn. Foto Adhi Agus Oktaviana/BRIN ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Dezelfde tekening, waarbij de kleuren bewerkt zijn. Foto Adhi Agus Oktaviana/BRIN ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/13110504/data124308463-81d945.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-18.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-16.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-17.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-18.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/het-oudste-verhaal-ter-wereld-werd-50-000-jaar-geleden-getekend-in-een-grot-op-het-eiland-sulawesi-19.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/7VkS86knJE8UljHSidE_8lbh2Zg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/13110504/data124308463-81d945.jpg 1920w”>Dezelfde tekening, waarbij de kleuren bewerkt zijn. Foto Adhi Agus Oktaviana/BRIN
Foto’s: Adhi Agus Oktaviana/BRIN
Fantasievoorstellingen
Er is wel oudere ‘abstracte kunst’: parallelle krassen op een stuk oker in een grot in Zuid-Afrika van 77.000 oud, en een zigzaglijn op een mosselschelp gekrast op Java, door Homo erectus – ca. 450.000 jaar oud. Maar daarin kunnen huidige mensen hooguit een bedoeling vermoeden, terwijl een figuratieve afbeelding onmiddellijk ‘spreekt’, zeker als ook menselijke figuren getransformeerd in fantasievoorstellingen optreden.
Ooit gold precies daarom de rotskunst in Europa als het speerpunt van de ‘laat-paleolitische revolutie’, een cognitieve doorbraak van de mensheid rond 40.000 jaar geleden, overigens ook omdat de stenen werktuigen dan ineens een stuk geavanceerder en gevarieerder worden. (Omdat in Azië waarschijnlijk vooral bamboe als werktuigmateriaal is gebruikt worden daar veel minder werktuigen teruggevonden.) De ‘magiër’ uit Lascaux (ca. 20.000 jaar oud) werd gevierd als geavanceerde cognitie. Maar ook al voordat de sensationele oude dateringen uit Sulawesi bekend werden, leek dat al een tijdje een achterhaalde en nogal eurocentrische theorie.
April Nowell is cognitief archeoloog en rotskunstdeskundige (University of Victoria, Canada). Terwijl ze een tour maakt langs Franse grotten, vindt ze tussendoor even tijd om op de Sulawesi-vondsten te reageren. „Omdat er intens onderzoek is gedaan in Zuidwest-Frankrijk en Noord-Spanje, bestond er inderdaad de indruk dat in dat gebied de paleolithische kunst is geboren. Dat klopt dus niet. Er is in dit gebied een rijke en echt spectaculaire hoeveelheid kunst gevonden, maar op basis van het huidige onderzoek in Indonesië kan je eerder zeggen dat West-Europa geen geboorteplaats is, maar een van de láátste plekken is waarin dit soort artistiek expressie ontstaan”, schrijft ze in een e-mail.
En denkt Nowell net als Aubert dat we in die rotstekeningen – in ieder geval in Sulawesi – de neerslag van verhálen moeten zien? „Paleolithische kunst is 40.000 jaar lang gemaakt, in gebieden die vele duizenden kilometers uit elkaar liggen. Ik ben daarom huiverig voor één grote vitalistische verklaring voor alle kunst in al die periodes en op al die plekken.
„Maar evengoed, vrijwel alle jagers-verzamelaarsculturen op de wereld hebben een rijke mondelinge verhalencultuur, met vaak een visuele component: tekeningen in het zand of de sneeuw, en stenen of bladeren als rekwisieten. En overal in het paleolithicum kan je in sommige tekeningen scènes zien. In Sulawesi zie je mensen met dierkenmerken jagen op een groot varken, hoe kan dat géén afbeelding van een verhaal zijn? Ook al ken je de details van dat verhaal niet, je ziet wel dat er een verhaal gecommuniceerd wordt. En dat is dus echt een revolutionair moment in de culturele revolutie van de mens.”
Neem alleen de onderdelen: kijken we hier echt naar menselijke figuurtjes? Deze zwaar verweerde, piepkleine viervoetertjes?
In Nederland neemt Wil Roebroeks wel gewoon de telefoon op. Hij is archeoloog, neanderthaler-kenner en ging vorig jaar met emeritaat als hoogleraar aan de Universiteit Leiden. In 2014 schreef hij al een News&Views in Nature, bij de eerste verbluffende datering van Aubert en Brumm. Toevallig schreef hij onlangs een overzicht over van de nieuwe ontdekkingen in Indonesië. „Ja, voor een koffietafelboek hoor”, zegt hij bescheiden.
Roebroeks staat gereserveerd tegenover de verhaaltheorie. „Neem alleen de onderdelen: kijken we hier echt naar menselijke figuurtjes? Deze zwaar verweerde, piepkleine viervoetertjes? En dan: zijn het wel taferelen? Duidelijk gecomponeerde scènes? Het kan, maar wat is het bewijs, behalve onze eigen indruk? Ik zou willen dat Aubert en zijn team ook de mogelijke overeenkomsten in pigment van de afzonderlijke figuren van hun scènes zouden onderzoeken. Recht-voor-zijn-raaponderzoek, dat je kan vertellen of het tafereel met één soortgelijk materiaal uitgevoerd werd. Niet alles wat dicht bij elkaar staat is er noodzakelijkerwijs in één keer opgezet. Het is zó verweerd, is het echt wel één compositie? We weten dat in Europa grotten in verschillende fasen beschilderd werden. Figuren die op de wand zeer dicht bij elkaar of zelfs op elkaar liggen, kunnen duizenden jaren schelen, zelfs ook onderdelen van dezelfde figuur. Waarom doet Aubert zoiets niet? Dat zou zijn verhaaltheorie enorm versterken.”
Ook Roebroeks benadrukt het enorme belang van de oude dateringen: „Dat is helemaal te gek!” En natuurlijk waren die mensen toen in staat om verhalen te maken. „Als je boten kan maken en de open zeeën kan bevaren, kan je ook verhalen vertellen.” Maar zelfs als de scènes inderdaad in één keer zijn opgezet, zijn het dan de eerste verhalen? Roebroeks twijfelt: „In Australië zie je bij de Aboriginals visuele neerslag van heel complexe verhalen in geometrische, non-figuratieve patronen, op de zogenaamde de tjuringa’s. ‘Storyboards’ noemden antropologen die. Heilige stenen of stukken hout vol tekens, die een man bij zijn initiatie krijgt en waarvan in de loop van zijn leven telkens diepere betekenislagen door oudere mannen wordt uitgelegd. Maar dat zijn juist abstracte tekeningen, waarin de ingewijden iedere verhaallijn zeer gedetailleerd kunnen aanwijzen!”
Achterhaalde opvatting
En het idee dat die kunst tot bloei komt als de bevolking groeit en er dus meer symbolen voor identiteit nodig zijn? Roebroeks: „Ja, dat was ooit een populair idee, dat grote aantallen tot culturele bloei leiden.
Het was vooral gebaseerd op een inmiddels zwaar achterhaalde opvatting dat op Tasmanië na de zeespiegelstijging van het einde van de laatste ijstijd door isolatie van het Australlische vasteland en bevolkingsafname de cultuur verármde.”
Zo zie je maar, besluit Roebroeks het gesprek: „Het is bijzonder jammer, maar in de archeologie is het nu eenmaal moeilijk om een goed onderbouwd antwoord te krijgen op veel belangrijke en interessante vragen. Maar dat we nu al die dateringen op Sulawesi hebben is geweldig!”
Ik zou je willen vragen om niet te knikken”, zegt hij. Ze zitten tegenover elkaar op een kampeerplek in een Portugees bos. Achter hen staat het zwarte busje waar ze de nacht in hebben doorgebracht – een tijdje samen geknuffeld op de begane grond, daarna is hij stilletjes naar de bovenverdieping vertrokken. Zij bleef beneden. Aan de koplampen hangen ’s ochtends de lakens te drogen terwijl ze ontbijten op klapstoeltjes. Op het tafeltje dat tussen hen in staat heeft hij zijn telefoon neergelegd: de timer staat op drie minuten. Eerst mag hij drie minuten zijn gevoelens delen zonder dat zij mag reageren, en daarna mag zij dan… je begrijpt het. Een sharing, heet dat. Ze doen het op zijn initiatief.
Het werkt remmend als ze knikt, legt hij later uit voor de camera: hij kan dan denken dat ze bedoelt dat zij afgelopen nacht hetzelfde heeft gevoeld als hij, en daardoor kan hij zich gekwetst voelen, waardoor hij een beetje dichtgaat, en dan staat hij dus minder open, en als hij minder open staat komt hij minder goed bij zijn gevoel. Maar gelukkig stopt ze braaf met knikken en kan hij onverstoord verder sharen. „Ik merkte vannacht: oh ja, ik wil eigenlijk liever alleen slapen. En wat betekent dat dan? Dan voel ik: oh ja, ik heb niet het gevoel dat ik dichter bij je wil zijn. En dan voel ik dat ik een afstand in ga, eigenlijk. Dus er is iets in mij wat zegt: ik voel me fysiek niet tot je aangetrokken op de manier die zou moeten horen bij een romantische klik. Ik voel niet het verlangen om meer… ín je te kruipen. Dus dat betekent dat ik in de zoektocht naar liefde niet het gevoel heb dat jij het voor me bent.” Het alarm op zijn telefoon gaat af. „Maar ik voel wel heel veel liefde”, zegt hij. „Mag ik vragen hoe het voelt om dat te ontvangen?”
We moeten het toch even hebben over tantra-Martijn (42). Toen hij maandagavond op mijn tv-scherm verscheen in de aftrap van het nieuwe datingprogramma Onderweg naar liefde (KRO-NCRV) zag ik in hem heel even mijn verlossing; een weg terug naar de zomer van 2023, toen ik elke avond juichte als tantra-Walter aan het woord kwam in B&B vol liefde (RTL). Ik ontleende er een heel simpele vorm van geluk aan om hem te zien tantra-knuffelen en tantra-dansen in zijn Franse B&B. Geregeld denk ik terug aan het fragment waarin iemand een moeilijke vraag stelde en hij aangaf liever de volgende dag antwoord te geven omdat hij nu even last had van een verkoudheid. Kortom: een inspiratie voor ons allen.
Voortrekkersrol
Van alle vooralsnog geïntroduceerde deelnemers in Onderweg naar liefde leek Martijn me degene met de meeste potentie om die voortrekkersrol over te nemen. Maar na aflevering twee van de nieuwe dagelijkse datingshow is de twijfel al toegeslagen. Tantra-Martijn glimlacht altijd. Tanta-Martijn wil dat je je hoofd stilhoudt als hij in drie minuten je hart breekt. Tantra-Martijn volgt een carnivorendieet – alleen maar vlees en een klein beetje kefir. Tantra-Martijn is… nou ja. Té tantra.
Zo is hij niet altijd geweest. Martijn was succesvol ondernemer; zó succesvol dat hij niet meer hoefde te ondernemen en moest herontdekken wat hij dan wél wilde doen. Dan is het altijd spannend waar iemand op uitkomt. Twintiger Rinske vertelde in de eerste aflevering van Meiden van traditie (KRO-NCRV) dat ze op haar zoektocht naar zichzelf New Age had gevonden, en daarom ambieerde ze nu een traditioneel huwelijk met een godvrezende man om haar te leiden. (Dan heb ik toch liever tantra.) Veel nieuwe inzichten leverde de docuserie over ‘traditionele’ jonge vrouwen nog niet direct op, maar het onderwerp is interessant en actueel genoeg dat ieder kijkje in het hoofd van conservatieve religieuze jongeren mooi meegenomen is.
De kijkjes in het hoofd van tantra-Martijn blijven intussen even wonderlijk. Denises tranen vond hij „heel fijn om te zien”, want daar kon hij compassie voor hebben. „Ik voel me er niet verantwoordelijk voor”, zei hij. „Het zijn háár tranen.”