Zonder leugens geen waarheid

Er is de waarheid van de feiten en die van het gevoel. En hoewel de meeste mensen voldoende vertrouwen hebben in de eerste, wint de tweede aan terrein. ‘De mensen voelen het zo’ is inmiddels grondslag voor politiek beleid. Gevoel fungeert steeds meer als feit op zichzelf.

Schrijver en politicoloog Wytske Versteeg benadrukt in Waar, haar studie naar ‘de kunst van het (niet) weten’, dat er van een feitenvrije samenleving vooralsnog geen sprake is en de wetenschap nog altijd veel aanzien heeft. Zelfs de complotdenker beroept zich op onderzoek. De moderne wetenschap heeft laten zien dat wat geldt als feit kan veranderen, dus waarom zou jij het niet bij het juiste eind kunnen hebben?

Ook wetenschappelijke feiten zijn geproduceerd, samengesteld uit taal, theorie en statistiek, onderhevig aan de beperkingen van onze waarneming en (meet)technologie, niet zelden gekruid met een vleugje ideologie. Op basis waarvan kunnen we het dan nog hebben over wat waar is en wat niet? Eerder schreef Versteeg over dit onderwerp een proefschrift, nu ligt er een erudiete en fijngevoelige essaybundel over haar ‘obsessie met waarheid’.

Gevoel als grondslag voor de waarheid is niet alleen iets van populisten of complotdenkers. ‘Ik voel het zo’, leren we te zeggen in professionele coachingsessies of werkend aan onze relatie. Hou het dicht bij jezelf, heet het, leg de ander geen woorden in de mond. Wat jij ervaart hoeft voor de ander niet op te gaan, we mogen er allemaal zijn.

Waar dit in de eerste instantie zou moeten leiden tot een relativering van de eigen emoties en blik op de wereld, dringt de vraag zich op of niet het omgekeerde is gebeurd. Als we allemaal bij ons gevoel blijven, komen we nooit bij de ander aan. Laat staan bij zoiets als ‘de waarheid’.

Als de waarheid zelf wankelt, dan verandert ook wat we verstaan onder liegen, oftewel het achterhouden of verdraaien van de waarheid. Versteeg wijst erop dat in een wereld waarin wordt gehamerd op betrouwbaarheid – begrepen als trouw aan de feiten – liegen een teken wordt van authenticiteit.

Je zou dan kunnen zeggen dat iemand als Donald Trump, die in zijn vorige termijn als president ruim dertigduizend leugens zou hebben verspreid, niet zozeer wegkomt met liegen, maar – in elk geval volgens zijn aanhangers – een andere soort waarheid spreekt. Geholpen door technologie en platforms die niet geven om feiten maar om engagement, zoals Trumps eigen Truth Social, creëert de moderne leugenaar met schijnbaar gemak een eigen werkelijkheid.

Oorsprongsmythes

Als niets nog waar is, is alles dan een leugen? In Bluf jezelf door het leven, een prikkelend pleidooi voor de leugen, past filosoof Frank Meester de strategie toe om de waarheid te laten voor wat die is en helemaal de andere kant op te buigen. De leugen staat aan de basis van het mens-zijn, stelt hij, zelfs van het heelal (in de vorm van oorsprongsmythes). Onze ogen liegen ons voor hoe de wereld eruitziet, de taal wat ze betekent. In plaats van in dat aanhoudende zelfbedrog te blijven zoeken naar ‘ware kennis’, kun je maar beter de leugen omarmen.

De mens is een ‘liegbeest’, schijft Meester. Heb je dat eenmaal geaccepteerd, dan kun je de vraag stellen naar wat ‘goed liegen’ zou inhouden. Goed in beide betekenissen: technisch bekwaam en ethisch verantwoord. Voorbeelden zijn een leugentje om (andermans) bestwil of een stichtende leugen die een volk bij elkaar houdt (hoewel het idee van een ‘volk’ op zichzelf een soort leugen is). Of bluffen als een manier om een beter mens te worden: fake it till you make it.

Je vraagt je wel af: is Trump niet de grootste bluffer van allemaal, zoals hij zichzelf het centrum van de macht in heeft gepocht? Meester zegt van niet, want Trumps leugens zijn onbeholpen en schadelijk, goed gedaan noch goed bedoeld. Maar doet hij daarmee niet toch een beroep op een waarheid – de waarheid van het goede?

Schijnstudent

Dat je niet zo makkelijk van de feiten afkomt, laat Job van Ballegooijen de Jong zien in Morgen vertel ik alles, het relaas van zijn leven als ‘schijnstudent’. Dat is iemand die wel ingeschreven staat aan een universiteit of hogeschool, maar nauwelijks studeert of studiepunten haalt.

Van Ballegooijen de Jong ging bijna ten onder aan het door hemzelf opgetuigde bouwwerk van leugens dat de schijn in stand moest houden, tot er nog maar één ding opzat: de waarheid vertellen. Al het gefilosofeer over de onbetrouwbaarheid van de waarneming ten spijt is hier geen twijfel mogelijk: de ene waarheid na de andere doet hij de das om, tot hij zelf bijna stikt in zijn schijnwereld.

Meeslepend vertelt Van Ballegooijen de Jong, tegenwoordig werkzaam in de advocatuur, hoe het zover heeft kunnen komen. Het begint niet uitzonderlijk. Ieder kind leert al jong dat het kan liegen. Het is een vormend moment: je blijkt een individu in bezit van een eigen perspectief, met kennis die anderen niet hebben. Later ontwikkelt het geweten zich en leert het kind dat eerlijkheid het langst duurt. Maar het liegen stopt nooit helemaal.

Alle drie de boeken gaan terug naar deze oorsprong van de leugen in de kindertijd. Maar wat het kind daarvan meeneemt, kan enorm verschillen. Van Ballegooijen de Jong laat zien hoe liegen in dienst kwam te staan van zijn verlangen om zich aan te passen aan de rest. Onzeker over zijn seksuele geaardheid, met zorgen thuis door een zieke vader en klein gehouden door ouderwetse leraren was het makkelijker om vrienden en vriendinnen nooit de hele waarheid te vertellen. Zo werd hij klaargestoomd voor het leven van schijnstudent.

Ook Wytske Versteeg beschrijft haar ‘obsessie met waarheid’ in relatie tot kwetsbaarheid. ‘Mijn werkelijkheid is nooit echt constant geweest, mijn waarneming wankelt voortdurend’, schrijft ze. Op psychisch fragiele momenten met de neus op het feit gedrukt dat er verschillende werkelijkheden bestaan, waar je al dan niet toegang toe hebt, kun je nooit meer terugvallen op een stabiele bodem.

Liegen kan dan een vorm van zelfbescherming zijn, een manier om controle te houden, zoals bij Van Ballegooijen de Jong. Tot de leugen een sneeuwbal wordt die de berg afrolt, steeds groter en zwaarder van gewicht, uitgegroeid tot een lawine waar de leugenaar zelf onder bedolven raakt.

Meester presenteert een lijst van ‘lieggeboden’ die de lezer op het pad naar het (goede) bluffen moeten brengen. In combinatie met Morgen vertel ik alles geeft de lijst een ongemakkelijk gevoel. Van Ballegooiijen de Jong heeft geen van deze geboden geschonden. Hij had met zijn leugens over zijn niet-bestaande studie de juiste intenties, deed het voor een deel voor anderen zoals zijn ouders, volgde de strategie van fake it till you make it, in de hoop dat alles goed zou komen. ‘Goed liegen’ was niet aan de orde – de feiten stonden in de weg.

De grens tussen goede en malafide leugens blijkt zo scherp nog niet. En als het alleen gaat om behaald succes, dan is Trump alsnog de beste van allemaal.

Psychologische weetjes

Het interessante van deze drie boeken over waarheid en leugen is dat de passages over de feiten – de vele sociaal-psychologische onderzoeken die alle drie de auteurs aanhalen – het saaist zijn. Het verhaal van Job-de-schijnstudent zegt in al zijn tragiek veel meer over de betekenis van de leugen dan de aangehaalde experimenten in labsetting. Uit de intrigerende verslagen van Versteeg over haar bezoek aan een medium dat met geesten communiceert of de andere wereld die ze al lopend met haar hond ontdekt, blijkt beter hoezeer de werkelijkheid eenduidigheid mist dan uit de psychologische weetjes.

Waar is „datgene wat zich niet door onze gedachten of dromen laat dwingen”, schrijft Versteeg, de wereld waar die niet meegeeft, dat wat nog steeds het geval is als het niet van jou afhangt. Een onverwoestbare steen waar we samen op staan en symbolen in kerven, op het gevaar af hem uiteindelijk toch te klieven. Vandaar ook dat gevoel op zichzelf geen bron van waarheid kan vormen.

Versteeg daagt de lezer uit om die gedeelde waarheid te betasten en te beproeven, er het hoofd aan te stoten. Het gezamenlijke onderzoek leidt tenslotte tot een rijk en levend begrip van de waarheid. Waarheid is niet óf persoonlijk óf gedeeld, maar beide tegelijk. Je moet je ertoe verhouden.

Van Ballegooiijen de Jong sluit net als Meester af met een lijst aanbevelingen. Daartussen staat niet: vertel de waarheid. Eerder is zijn conclusie: geef ruimte aan het verhaal of aan de verschillende verhalen die bestaan over de waarheid. Dat is ook hoe ik de boodschap van Versteeg lees. Om uit te komen bij een gedeelde waarheid, zul je eerst open moeten staan voor de feitelijke dan wel gevoelde waarheid van de ander. Haar boek is te lezen als een uitnodiging om vele van zulke verhalen met elkaar te delen.

Het impliceert wel dat we dat nog wensen, een gedeelde waarheid (of zelfs maar een gedeelde leugen). Willen we nog wel met elkaar op één en dezelfde steen verblijven? Misschien kunnen we beter over de waarheid denken als een weefsel dat de boel bij elkaar houdt en waarvan de draden ons verbinden, hoe losjes ook, met lijnen waarlangs we verhalen en perspectieven delen. Een web dat hier en daar meegeeft zonder direct te scheuren.

Onlangs zei Werner Herzog in een interview in deze krant: „Waar het voor mij vooral om gaat, is de zoektocht naar waarheid. De zoektocht is belangrijk, niet de definitie van de waarheid zelf.” De waarheid ligt ergens daarbuiten, zou je kunnen zeggen, je moet in beweging komen om haar te vinden. Het probleem met leugenaars is dat ze gestopt zijn met zoeken, ze willen vooral de leugen voor zichzelf in stand houden. Ook de bluffer lijkt me als individu te opereren, al heeft hij nog zulke goede intenties.

Versteeg laat overtuigend zien dat je de zoektocht niet in je uppie moet ondernemen. Het lukt niet zonder de perspectieven en ervaringen van de ander, hoe gebluft of onwaarachtig die misschien ook mogen lijken.