Zo streefden Nederlanders de Belgen in aantal voorbij


Scheefbevolkt België had begin 19de eeuw meer inwoners dan Nederland. Tegenwoordig zijn er 6 miljoen meer Nederlanders dan Belgen. Het geboortecijfer bleef in Nederland lang hoog, en de beide wereldoorlogen speelden een rol.

Demonstratie tegen de sluiting van steenkolenmijnen in de Waalse streek de Borinage in 1959. Door het zware werk in de mijnen lag het sterftecijfer hoger dan in Vlaanderen.
Demonstratie tegen de sluiting van steenkolenmijnen in de Waalse streek de Borinage in 1959. Door het zware werk in de mijnen lag het sterftecijfer hoger dan in Vlaanderen.

Foto Nederlands Fotomuseum/ANP

Wie de kaart van de Nederlanden uit 1815 bekijkt – het jaar waarin België, Nederland en het groothertogdom Luxemburg één koninkrijk begonnen te vormen – zou het meteen moeten opvallen. In het zuiden woonden beduidend meer mensen dan in het noorden – 3,4 miljoen tegenover 2,1 miljoen. Vandaag de dag is dat overduidelijk andersom; op 1 januari 2022 woonden in België 11,5 miljoen mensen, bijna 6 miljoen minder dan in Nederland. Hoe kunnen de Nederlanders de Belgen in minder dan tweehonderd jaar voorbij zijn gestreefd?

In België en Luxemburg leefden rond 1815 de meeste mensen op het platteland, vanwege de intensieve landbouw. In Nederland trokken mensen van oudsher juist massaal naar de steden. Daar was handel te drijven. En de welvaart was er groter. Al eerder, op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw, woonde één op de drie Nederlanders in de stad. Nergens in Europa lag dat getal zo hoog.

Rond 1850, twee decennia na de Belgische onafhankelijkheid, kende België ondanks het kleinere grondgebied nog altijd een grotere bevolking – 4,4 miljoen mensen versus 3 miljoen in Nederland. Maar op de achtergrond was al een proces gaande dat in de negentiende eeuw overal in West-Europa plaatsvond: de demografisch transitie, waarbij de sterfte daalde en het aantal geboortes ook, hetzij later minder snel. Daardoor groeide de bevolking.

In Nederland daalde het aantal geboortes in de negentiende eeuw echter spectaculair minder snel dan in bijvoorbeeld België. „Daarin is Nederland echt uniek”, zegt Isabelle Devos, historisch demograaf aan de Universiteit van Gent. „Jullie waren een laatkomer op het vlak van geboortebeperking en de transitie duurde ook langer.”

Een van de verklaringen zou volgens Devos liggen in de religieuze verschillen in Nederland, en dan vooral de spanning tussen katholieken en protestanten. „Men wilde de eigen groep zoveel mogelijk laten groeien.” Dat had je in België niet. Daar was men hoofdzakelijk katholiek.

Betere hygiëne

De geboortecijfers lagen in die periode in beide landen nog hoog, omdat de kindersterfte ook hoog was, zegt Devos. Die twee getallen hebben vaak met elkaar te maken. „Kinderen hadden toen een economisch nut; met hun arbeid leverden ze een bijdrage aan het gezinsinkomen. Vrouwen hadden gemiddeld vijf à zes kinderen. Maar tot laat in de negentiende eeuw stierf bijna de helft voor de leeftijd van tien jaar. Na verloop van tijd nam de kindersterfte af, vanwege betere hygiëne, een stijgende welvaart, een betere en meer gevarieerde voeding en de vooruitgang van de geneeskunde. Ook het verbod op kinderarbeid speelde een rol.” Omdat het aantal geboorten lange tijd hoger lag dan de sterfte, groeide overal in West-Europa de bevolking.

Men heeft lang gedacht dat het hoge geboortecijfer vooral te maken had met de industrialisatie. Er kwam daardoor meer werkgelegenheid en mensen konden op jongere leeftijd een eigen loon gaan verdienen, een eigen gezin gaan stichten. Devos: „Je zou zeggen: met meer mogelijkheden worden er ook meer kinderen geboren. Maar dat was niet zo. Men heeft in de jaren zestig en zeventig in een groot Europees onderzoek aan de universiteit van Princeton vastgesteld dat niet zozeer de industrialisatie maar culturele factoren hebben gezorgd voor een dalend geboortecijfer in de negentiende en twintigste eeuw. „Dit kwam door de secularisatie”, zegt Devos. „De invloed van de kerk werd veel minder groot. Behalve in Nederland. Bij jullie zorgde de strijd tussen protestanten en katholieken volgens sommige onderzoekers nog lange tijd voor een hoger geboortecijfer dan elders in Europa.”

Het was mede daardoor dat de Nederlandse bevolking vanaf het jaar 1930 groter werd dan de Belgische. De Nederlandse vrouw kreeg tot in de jaren zestig tot twee keer meer kinderen dan de Belgische. Uitzondering op de regel vormde Belgisch-Limburg, waar het aantal geboortes bijna in de pas liep met Nederland, zegt Patrick Deboosere, socioloog en demograaf aan de Vrije Universiteit van Brussel.

Overigens is hij er niet van overtuigd dat het katholicisme zo’n belangrijke rol heeft gespeeld in het langzamer dalende geboortecijfer in Nederland. Deboosere: „In het algemeen kan ook gesteld worden dat Belgische vrouwen meer werkten dan Nederlandse vrouwen en daardoor minder tijd hadden om kinderen groot te brengen.”

Het inwonersaantal steeg in Nederland ook harder dan in België omdat er aan het begin van de 20ste eeuw aanzienlijk minder mensen stierven. Dat had dan weer wel direct te maken met de industrialisatie, die in België als een van de eerste landen in Europa, na het Verenigd Koninkrijk, in volle hevigheid losbarstte, voornamelijk in de Waalse steenkolenmijnen en staalfabrieken en de Vlaamse textielfabrieken. „Daar was vaak sprake van een ongezonde arbeidssituatie en leefomstandigheden”, zegt Devos. En dus een korter leven. „In Nederland heeft dat veel minder sporen nagelaten, alleen in Zuid-Limburg.”

Meer kindersterfte aan de kust

Een overeenkomst is wel dat aan het begin van de 19de eeuw zowel aan de Vlaamse als aan de Nederlandse kust en in de polderstreken veel meer kinderen stierven dan elders in beide landen. Een mogelijke oorzaak is volgens Devos de slechte kwaliteit van het drinkwater in die gebieden. „Het water was er brak, dus zoet én zout, en dat zorgde voor veel darmontstekingen, funest voor kinderen in die periode.” Er kwam ook een inheemse vorm van malaria voor, ook wel aangeduid als polderkoorts, waardoor de sterfte hoog lag. En dan was er nog de vrouwenarbeid. Waar vrouwen in het Nederlandse en Vlaamse binnenland veel aan huisnijverheid deden – het spinnen van vlasgaren – en daardoor borstvoeding konden blijven geven, konden vrouwen dat in de kustgebieden minder vanwege de zwaardere landarbeid. Dat zorgde, denkt Devos, mogelijk voor een hogere zuigelingensterfte.


Ook de beide wereldoorlogen zorgden volgens Patrick Deboosere voor demografische verschillen tussen België en Nederland. Verschillen die nog altijd doorwerken. „Nederland was in de Eerste Wereldoorlog neutraal. Voor België was dit een ander verhaal. Er sneuvelden ruim 13.000 soldaten en nog eens 24.000 Belgische burgers, en het aantal geboorten viel ook enorm terug. Een deel van de vluchtelingen bleef na de oorlog in Frankrijk en Nederland en keerde niet meer terug naar België. De provincie West-Vlaanderen heeft daardoor bijvoorbeeld lange tijd de sporen van ontvolking vertoond. Belgische mannen zijn ook sigaretten gaan roken in de loopgraven. Dat heeft voor een veel vroegere en intensere tabaksepidemie gezorgd bij Belgische dan bij Nederlandse mannen.” Ook in de Tweede Wereldoorlog daalde het aantal geboorten in België scherp vergeleken met dat in Nederland. Waarom kan Deboosere niet goed plaatsen. „In Nederland is het aantal overlijdens in de hele twintigste eeuw nooit hoger geweest dan het aantal geboorten.”

Binnen België zijn er in de loop der jaren ook grote verschillen ontstaan in de demografische samenstelling. Veel is anders aan weerszijden van de taalgrens. Aanvankelijk lag het geboortecijfer in Vlaanderen significant hoger dan in Wallonië. Dat had ook weer met het katholicisme te maken, dat in Vlaanderen dominant was. De Walen keken al naar Frankrijk, zegt Isabelle Devos. „En Frankrijk was het allereerste land dat een sterk dalend geboortecijfer kende. Dat had alles met de Franse Revolutie (1789) te maken, die een verschuiving in normen en waarden veroorzaakte, waardoor het seculariseringsproces versnelde, er eerder aan geboortebeperking werd gedaan en er uiteindelijk minder kinderen werden geboren.”

In Wallonië ligt het sterftecijfer sowieso hoger dan in Vlaanderen, vanwege de zware industrie die zich daar vestigde. De effecten daarvan zijn nu nog zichtbaar; mannen die tot de sluiting in de jaren zestig in de Waalse steenkolenmijnen en staalfabrieken hebben gewerkt, sterven nog altijd op jongere leeftijd dan zij die in de Vlaamse textielfabrieken werkten, en later kantoorfuncties in Vlaanderen bekleedden.

Dat laat zich het duidelijkst uitdrukken in de levensverwachting aan weerszijden van de taalgrens; in 2021 werd de gemiddelde Vlaamse vrouw 84,9 jaar en de gemiddelde Waalse 82,5 jaar. De Vlaamse man werd 80,4 jaar, de Waal 77,2. Volgens Patrick Deboosere is dat getal gekoppeld aan de grote verschillen in welvaart en sociaal-economische positie tussen de Vlaming en de Waal; als je het over België hebt, spreek je in feite over twee landen.

Zware industrie, zoals hier in Charleroi, Wallonië, verhoogt het sterftecijfer.

Foto Flip Franssen

De werkloosheidsgraad bijvoorbeeld, was vorig jaar in Wallonië met 9 procent meer dan twee keer zo hoog als in Vlaanderen (4 procent). Met het sluiten van de mijnen en fabrieken in jaren zestig in Wallonië en de trek van multinationals naar Vlaanderen werden de Walen op sociaal-economisch vlak door de Vlamingen voorbijgestreefd.

Niet alleen kommer en kwel

Toch is het niet alleen maar kommer en kwel in Wallonië, zegt Deboosere. „Langs de as Vlaams-Brabant naar Louvain-la-Neuve, Luxemburg in het zuidoosten is de levensverwachting beter. Dat heeft ook weer alles met dat betere sociaal-economische profiel te maken, gelinkt aan de universiteiten. Je ziet daar ook dat het geboortecijfer lager ligt; hoe meer welvaart, hoe lager dat getal. Vrouwen blijven er langer studeren en beginnen er later aan kinderen. Aan de andere kant van de taalgrens zie je hetzelfde gebeuren rond de Vlaamse universiteitsstad Gent.”

Nationaal gezien zal het aantal inwoners in België, net als in Nederland, alleen maar blijven toenemen. Volgens het Federaal Planbureau telt België in 2070 zo’n 12,9 miljoen mensen – anderhalf miljoen meer dan nu. De levensverwachting zal toenemen naar 90 jaar voor vrouwen en 88 voor mannen in het jaar 2070, vanwege een steeds betere geneeskunde, betere levensomstandigheden en een stijgende scholingsgraad. De bevolkingsgroei halveert al wel sinds vorig jaar; van jaarlijks 52.000 naar 27.000 nieuwe inwoners. Belgische vrouwen krijgen nog slechts 1,55 kind, exact evenveel als de Nederlandse vrouw. Het Planbureau verwacht dat het aantal sterfgevallen in België vanaf 2040 het aantal geboorten zal overtreffen.

De enige oorzaak van bevolkingsgroei is dan nog migratie, net als in Nederland. Dat thema komt dan ook vaak terug in de Belgische politiek. Over een vol België gaat het dan weer niet zo vaak als in Nederland. Alleen als de betaalbaarheid van de pensioenen ter sprake komt. Dan voelt men ineens dat ook België in rap tempo aan het vergrijzen is.