Nu te zien, tot de zomer, in een vijftigtal Nederlandse theaters: de klassieker Who’s afraid of Virginia Woolf. Het stuk, uit 1962, van de Amerikaanse toneelschrijver Edward Albee, laat zich beleven als een spoedcursus ‘Ruziemaken voor gevorderden’.
Het echtpaar Martha en George vernedert elkaar tot op het bot. Ze haten hun kinderloos gebleven huwelijksleven. Misschien zit hun verdriet zó diep, dat ze hun eigen leven sowieso als ondraaglijk ervaren. Of rouwen ze om de dood van het onschuldige kind dat zij ooit zelf waren?
Gelaagd psychologisch drama is het zeker. Zoals ruzie per definitie zelden eenduidig te verklaren valt. Steeds zijn daarvoor minimaal twee ego’s nodig. Meestal doorgrondt een mens zichzelf amper; zie dan maar eens greep te krijgen op de ziel en bezieling van een medemens.
Iedereen die ruziemaakt, strijdt in wezen ook tegen zichzelf. Het is een luidruchtige vorm van grensbewaking. Ho! Tot hier, niet verder! Een volgende stap, naar grensoverschrijdend gedrag, is snel gezet.
Dat is de spiegel die Martha en George hun publiek voorhouden: ongeremde woordenstrijd gaat van kwaad tot erger, tot een doodse stilte erop volgt. Don’t try this at home! Alle reden dus om ruzies klein te houden, aan beide zijden van de spanningsboog. Maar hoe? Bijvoorbeeld met deze eenvoudige vuistregels.
1. Beschouw ruziemaken als een normale vorm van communiceren
Het woord ruzie stamt af van ruis (ouder: ruse). Het betekent: herrie, lawaai. Even een beetje kabaal maken werkt ontspannend. Het haalt de druk van de ketel en voorkomt oplopende irritaties.
2. Ontwikkel een verfijnd ruzie-repertoire
Scheldwoorden en vloeken dienen geen enkel doel. Een paar seconden kan dat opluchten.
Tegelijk valt daarmee de bodem uit ieder geschil. Niet langer gaat het dan over de inhoud, maar over de vorm. Twee roependen, één echoput – en geen van beiden hoort nog wie nu wat schreeuwde.
De Amerikaanse psycholoog Thomas Leary (1920-1996) heeft aangetoond hoe contraproductief dit is. In zijn theorie (verbeeld in een cirkel, ‘de Roos van Leary’) biedt hij een alternatief: reageer tegengesteld. Ga niet terugkrijsen als iemand tegen je schreeuwt. Integendeel, antwoord poeslief: ‘Zal ik een glaasje water voor je halen? En herhaal dan eens rustig wat je net zei.’
Wat ook helpt: expliciet aankondigen dat je de confrontatie zoekt. Vraag: ‘Mag ik even twee minuten zeuren over iets wat me dwarszit?’ Daarmee zeg je twee dingen tegelijk: ‘Er is iets dat mij stoort aan jou, en dat wil ik even met je bespreken.’ Zo kom je meteen tot de kern van de zaak, én beloof je dat je litanie kort en bondig zal zijn.
3. Stijlfiguren
Het betere ruzie zoeken is een kunstvorm. Zoals de literatuur haar stijlfiguren kent – ironie, hyperbool, beeldspraak – zo zit effectieve ruzietaal ook vol verfijning.
Vermijd hierbij de clichés, zoals: ‘Je gaat tekeer als een olifant in een porseleinkast’, of: ‘je haalt ouwe koeien uit de sloot’. Die verhelderen niks. Helemaal sterk af te raden is de jij-bak. ‘Hoezo vind jij het irritant dat ik altijd te laat kom? Kijk naar jezelf: jij ruimt nóóit de vaatwasmachine in!’ Een effectieve ruzie is een zuiver geschil over één probleem tegelijk. Heb jij ook wat te pruttelen? Morgen is het jouw beurt.
Gouden tip: humor is als wapen onverslaanbaar. Zoek ook naar woorden die een bevrijdende lach kunnen opwekken. Niets werkt zo verlammend als humorloos je beklag doen. Het helpt wanneer je ook jezelf een beetje kunt relativeren. Zo ontstaat een muizengaatje waar je samen doorheen kunt kruipen.
4. Zet jezelf op een ruzierantsoen
Wie snel en vaak in woede ontsteekt, maakt zichzelf tot karikatuur. Algauw zal niemand vreemd van je uitbarstingen opkijken. Ruim een eeuw geleden (in 1915) is door de Amerikaanse fysioloog Walter Bradford Cannon (1871-1945) al aangetoond hoe dit werkt. Op drie manieren kunnen mensen op het gebrul van een roofdier of -mens reageren: fight, flight, or freeze. Sta je voortdurend in de vechtstand, dan weten je belaagden: terugvechten heeft geen zin, dan blijf je bezig … Ze gaan je ontlopen, of naar buiten staren totdat je uitgeraasd bent. Ze nemen je, kortom, niet langer serieus. Vandaar: Choose your battles, pick your fights!
5. Doe niet aan ‘zegeltjes plakken’
De klassieke derde natuurwet van Isaac Newton (1643-1727), ‘actie is reactie’, laat zich ook toepassen in de hogere ruziekunde. Hier werkt het mechanisme als: ‘aanval is verdediging.’ Weinig mensen geven zich direct gewonnen bij een eerste tik op de vingers. Weliswaar heeft de aanklager z’n punt al gemaakt, maar de beklaagde vraagt doorgaans extra bewijsvoering. Zo kan een geschil direct een gevaarlijke wending nemen: die van de opgekropte frustratie. In een mum van tijd ligt er een volle spaarkaart met zegeltjes op tafel: ‘Een drie jaar geleden zei je ook al zus-of-zo, en vorige maand nog weigerde je dit-of-dat’, enzovoorts.
Niet vreemd wanneer je dan met gelijke munt terugbetaald krijgt.
6. Maak ruzie met kinderen
Beheersbaar ruziën kun je niet jong genoeg leren. Die wrijving ontbreekt vaak in het leven van kinderen, die te beschermd opgroeien. Ieder greintje tegenslag wordt hun bespaard. (‘O jee, het regent; ik zal je wel even met de auto naar school brengen.’) Overdreven complimenten volgen bij de geringste prestatie. Kanjer! Held! Súpergoed gedaan!
Wie een kind liefheeft, tuchtigt het (zie: Bijbelboek Spreuken 13:24). Daartoe behoort ook: ruziemaken met je kind. Zo niet, dan krijgt het een scheef beeld van conflictbeheersing. Namelijk: dat je als kind altijd in de aanval mag met gejengel en gedram, terwijl volwassenen vanuit het defensief de vrede wel weer zullen stichten. Gevolg: te vaak zijn ruzies een uiting van kinderachtig gedrag, ook van volwassenen. Dat krijg je ervan, als je zelf kinderachtig bent gebleven.