Dat was schrikken: maandag kelderde de koers van de Amerikaanse chipkampioen Nvidia met 17 procent. In het voorafgaande weekeinde bleek dat DeepSeek, een Chinees bedrijf in kunstmatige intelligentie, met verouderde chips en minimale investeringen een AI-programma had ontwikkeld dat ChatGPT naar de kroon stak. ByteDance en Alibaba, eveneens Chinees, openbaarden sindsdien haastig hun eigen AI-modellen.
Wég superioriteitsgevoel bij de Amerikaanse techsector? De waardering van de aandelen van Amerikaanse techbedrijven is de afgelopen jaren omhooggeschoten, en kreeg een extra impuls na de verkiezing van Donald Trump tot president. Maar dan moet die gouden toekomst wél uitkomen. Nvidia, inmiddels het duurste beursgenoteerde bedrijf ter wereld, verloor maandag 589 miljard dollar aan beurswaarde. Om dat in perspectief te zetten: alleen al dat verlies van maandag is gelijk aan tweemaal de totale beurswaarde van ASML, driemaal Shell of viermaal Unilever.
Nvidia herstelde met een koersstijging alweer een beetje van de schrik. Maar de gebeurtenis wees erop dat er op dit moment wel érg veel optimisme ingebouwd zit in Amerikaanse aandelen. Dat is te zien aan de ‘waarderingen’ die beleggers daar gemiddeld aan toekennen. Een aandeel in een bedrijf is in wezen het recht op een deel van alle winsten die dat bedrijf van nu tot in de toekomst maakt. Hoe sterker die winsten groeien, hoe groter de optelsom. Een ‘koers-winstverhouding’ geeft aan hoeveel beleggers bereid zijn nu voor die toekomst te betalen. En dat is op dit moment veel.
Een aandeel is óók een deel van het bedrijf zelf, met al zijn machines, klantenbestanden, patenten, gebouwen en menselijk kapitaal. Beleggers zijn eveneens bereid om voor zo’n bedrijfsdeeltje enorm veel te betalen. Kijk maar mee:
Wat opvalt is het enorme waarderingsverschil tussen Amerikaanse en Europese bedrijven. Is de Amerikaanse toekomst volgens beleggers dus meer waard dan de Europese? Het verschil in economische groei tussen de landen van de eurozone en de Verenigde Staten is structureel 1,1 procent over de afgelopen ruim veertig jaar. Cumulatief levert dat enorme verschillen op. Schrikbarend zelfs.
In 1992 waren de economieën van de landen die later de eurozone zouden vormen en de economie van de VS, allebei uitgedrukt in dollars, zo’n beetje even groot. Ruim veertig jaar later is de Amerikaanse economie op weg dubbel de omvang te krijgen van de Europese. De euro-dollar-wisselkoers speelt daar een rol bij, en – minieme – verschillen in inflatie. Maar ook de bevolking: die van de drie grootste Eurolanden samen, Duitsland, Frankrijk en Italië, groeide tussen 1992 en 2024 met 7,5 procent. Die van de VS met bijna 30 procent.
Zo tekenen de verschillen zich af: de VS hebben wat meer economische dynamiek, een dollarkoers die versterkte en ze hebben meer mensen, dus meer markt. Het meest schrijnende voorbeeld van die voorsprong komt uit de vergelijking tussen Duitsland en de VS.
Begin jaren negentig was de omvang van de Duitse economie nog een derde van die van de Amerikaanse. Berlijn was een macht om rekening mee te houden. En nu? Nog maar een zesde. Terwijl het zelfbeeld van Europa als macht om rekening mee te houden nog lange tijd onveranderd leek: als wij hier de standaarden voor producten en diensten zetten dan is onze markt zó groot dat alle internationale bedrijven wel mee moeten.
Dat was misschien waar toen de Europese Unie begin jaren negentig (nog inclusief het Verenigd Koninkrijk) een derde van de wereldeconomie uitmaakte. Maar tegen het eind van dit decennium is dat, volgens prognoses van het IMF, nog geen 14 procent.
Geen wonder dat beleggers hun heil zoeken in de VS en daar de koersen opdrijven. Dat gebeurt vooral bij de grote techbedrijven, de Magnificent Seven: Nvidia, Microsoft, Alphabet (Google), Meta (Facebook), Amazon, Apple en Tesla. Hun waarde maakt, zeker na hun koersexplosie van de afgelopen jaren, inmiddels meer dan een kwart uit van alle Amerikaanse aandelen samen. En dat maakt ook dat hun koersbewegingen de beurzen domineren. De staart (tech) kwispelt al een tijdje met de hond (de hele beurs).
Maar als je de Magnificent Seven weglaat, dan blijkt de rest van de Amerikaanse aandelen óók prima te presteren, veel beter dan de Europese.
De gouden toekomst van de VS zit dus ingebakken in het grootste deel van de beurskoersen. Is dat terecht, en rechtvaardigt het de hoge koersen? Dat is, letterlijk, onweetbaar. Maar die hoge koersen maken beleggers wel gevoelig voor tegenslag. De plotselinge doorbraak van het Chinese DeepSeek is dan ook vooral een deuk in het vertrouwen en het zelfbeeld. En niet alleen van de betrokken bedrijven, maar misschien ook wel van hun beleggers.
Als grote bedrijven in nieuwe markten, zoals big tech, streven naar een monopolie in de eigen markt, worden zij dan niet lui? We verbazen ons over alle technologische doorbraken, maar zouden er niet al veel méér zijn geweest als er meer concurrentie was? Voorbeeld: komende herfst komt, zo valt aan te nemen, Apple’s Iphone 17 Max op de markt. Ja, smartphones worden steeds beter. Maar grote kans dat ie meer dan een beetje lijkt op de 11 Max. Uit 2019.
