In de financiële wereld praat iedereen erover: Donald Trumps dreiging en intimidatie richting bondgenoten zouden onderdeel zijn van een groots en riskant plan.
Er circuleert namelijk een essay, geschreven door het nieuwe hoofd van de Council of Economic Advisers van Trump, dat in detail voor lijkt te schrijven wat Trumps grote strategie zou moeten worden. Maarten en Marike hebben het enorme document braaf doorgeploegd en ontdekten een ingrijpend en potentieel gevaarlijk stappenplan dat de positie van de dollar als reservemunt van de wereld op het spel zet en in het extreemste geval zelfs een financiële crisis zou kunnen ontketenen. Een strategie die berust op intimidatie en chantage van andere landen. Maar ook een inkijkje in hoe de mensen rondom Trump naar de verhoudingen in de wereld kijken.
Een dag nadat Haagse politici besloten om consumentenvuurwerk te gaan verbieden, begon in Maastricht het jaarlijkse congres van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG). Daar loopt ook de grootste voorvechter voor dat verbod rond, glunderend. NRC zocht hem op.
Kinderoogarts Tjeerd de Faber (69) is op zegetocht. Uitgerekend in Zuid-Limburg, de streek waar hij opgroeide, en waar ze de Nederlandse liefde voor vuurwerk maar slecht begrepen. „Wij zagen misschien een of twee pijlen in de hele straat. Je gaat daar – paf, weg – toch niet al je geld aan uitgeven? Hier spaarden mensen voor carnaval, dat was hét feest. En van het geld voor een paar pijltjes kon je ook twee biertjes kopen.”
De vrouw bij de balie van het congrescentrum zei dat ze „een groot zwak” voor u en uw campagne heeft. U wordt gevierd.
„Ja, ja. Laat ik het zo zeggen: veel mensen feliciteren me. Het is eindelijk gelukt, zeggen ze dan. Dit is de kroon op mijn carrière. Als ik zie hoe lang we hiervoor hebben moeten strijden…”
De Faber opereerde in de jaren negentig op 2 of 3 januari zoveel jonge vuurwerkslachtoffers in het Rotterdamse Oogziekenhuis dat hij wel eens wilde kijken hoe het er tijdens de jaarwisseling aan toeging. „Ground zero”, noemt hij dat. Helaas is 31 december óók de trouwdag van De Faber en zijn vrouw. „Ik heb in mijn leven één hele goede beslissing gemaakt, en dat was om met mijn vrouw te trouwen. Maar dat deed ik wel op de verkeerde datum. Ik heb sinds 2000 geen trouwdag helemaal met mijn vrouw kunnen vieren, behalve toen we 25 jaar getrouwd waren.”
U begon vuurwerkslachtoffers te turven, eerst alleen in Rotterdam en toen u voorzitter van het NOG werd pakten jullie het landelijk op. Was een vuurwerkverbod toen al een thema binnen uw beroepsgroep?
„Twintig jaar geleden was ik een roepende in de woestijn, een ouwe zeiksnor. Dan was het 1 januari en schreef de pers: het was weer een rustige jaarwisseling. En dan dacht ik: goddomme, moeten jullie eens hier komen kijken. Het ene jaar had je een ramp in Utrecht, dan in Nijmegen, dan weer in Den Haag. Al die kindertjes… en dan hun ouders erbij.”
Waarom grijpt hun leed u zo aan?
„Ik heb met mijn eigen kinderen het nodige meegemaakt. Mijn oudste zoon werd geboren met een ernstige handicap aan zijn handen. Zijn klasgenootjes vroegen of dat door vuurwerk kwam. En mijn dochter is na vijf maanden overleden aan wiegendood. Dan krijg je toch antennes voor het verdriet van andere ouders. Die machteloosheid, die is zo herkenbaar. Een kind verliezen is het ergste wat een ouder kan overkomen.”
Het ging van kinderlijk onschuldig naar een jaarlijks terugkerende horrornacht
Hoe zag u de vuurwerktraditie de afgelopen twintig jaar veranderen?
„Dat ging van kinderlijk onschuldig naar een jaarlijks terugkerende horrornacht. In mijn jeugd zei men: tel je vingers na. Je vingers, dat was het eigenlijk, want er was vooral knalvuurwerk. Het zit in ons menselijk wezen om onszelf ieder jaar te willen overtreffen, denk ik. Het moet altijd harder. Op een gegeven moment is die vuurwerktraditie helemaal uit de hand gelopen, het werd een vrijbrief voor anarchie.”
Wanneer merkte u dat de publieke opinie begon te kantelen?
„Samen met collega’s heb ik in 2014 op advies van Ahmed Aboutaleb een website opgericht met een vuurwerkmanifest dat mensen konden ondertekenen. Het eerste jaar hadden we zo’n tienduizend handtekeningen. Dat waren vijfduizend échte mensen en vijfduizend namen van huisdieren. In 2020 kregen we er na die ramp in Arnhem, waar een vader en zijn zoontje om het leven kwamen door vuurwerk, in één klap vierhonderdduizend handtekeningen bij. De sneeuwbal werd steeds groter.”
Had u dat verwacht, dat ‘uw’ vuurwerkverbod er zou komen tijdens het meest rechtse kabinet ooit?
„Toen deze regering afgelopen zomer aantrad, dacht ik: dat wordt nog eens vier jaar wachten. Ik had altijd het plan mijn pensioen uit te stellen totdat het was gelukt, maar ik wilde niet nog eens vier jaar wachten omdat er een rechts kabinet zit. Maar ik ben afgelopen jaarwisseling toch weer gaan werken, dat werkt voor mij als een soort supercharger, ik was daarna weer helemaal opgeladen. Toen zeiden na de jaarwisseling ook de politie, brandweer en hulpverleners: zo kunnen we niet meer door. Dat is waar de politiek nu voor zwicht.”
Als je het nog een jaarwisseling laat doorrotten, wacht ons een oerknal
Het is nog niet zeker of het verbod dit jaar of pas volgend jaar wordt ingevoerd.
„Als je het nu weer een jaarwisseling laat doorrotten, dan zal dit een van de ergste jaren ooit worden. Want iedereen denkt: dit is de laatste keer, dan maar dubbel inkopen. Dan wacht ons een oerknal. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.”
Hoe dan ook: u kunt met pensioen.
„Ik heb altijd gezegd: mijn patiënten in het ziekenhuis kunnen me nog niet missen en thuis ben ik nog niet welkom. Maar komende jaarwisseling zit ik met mijn familie in het buitenland. Dan zijn mijn vrouw en ik 43 jaar getrouwd. De jeugd mag het van mij overnemen, en jullie zullen steeds minder van mij zien.”
Lees ook
Een vuurwerkverbod hangt in de lucht. Maar hoe duur is dat? ‘Vernietiging alleen al kost 250 miljoen’
Piep, piep, pieppieppiep. „Ja, kom maar even hier staan”, zegt de beveiliger op de kermis in Beverwijk tegen een tiener met krulletjes, joggingbroek en gympen. Hij is net door een detectiepoortje gelopen. „Jas open, armen uit elkaar.” Hij voelt aan de rug van de jongen, hij glijdt even met zijn handen langs de benen. „Nu je tasje even open.”
Niets te zien. Hij mag door.
„Wacht”, roept Jake Hampel, de baas van beveiligingsbedrijf BJ Security & Protective Services. „Dit is een groepsleidertje dat gisteravond negatief opviel. We gaan even een gesprekje met hem voeren.” De jongen krijgt te horen: Als je vanavond vervelend doet, mag je de hele week de kermis niet op.
Dan komt een andere jongen met petje in joggingbroek aanstormen. Hij snauwt: „Hij deed niets man.” Hampel: „Nee, jij houdt je er buiten.” De jongen roept: „Doe rustig man, doe rustig!” Hampel fel: „Jij moet rustig doen en niet zo tegen mij praten.” Niet veel later staat de jongen buiten de kermis toe te kijken hoe zijn vrienden verdwijnen in het tumult van ronddraaiende attracties, opzwepende muziek en knipperende lichten.
Het kermisseizoen is begonnen en het zal bezoekers opvallen dat kermissen beveiligd worden. Door ingehuurde beveiligingsbedrijven en niet door politie – die zijn er voor de openbare orde maar niet voor de veiligheid op een particulier evenement. Het is bovendien een harde eis van gemeenten: geen beveiliging, geen vergunning. Hoeveel toezicht er is, hangt af van de grootte van de kermis en de plek. Op een kermis bij een dorpsfeest in Helmond lopen een paar surveillanten rond, in de Randstad zoals in Beverwijk, is meer nodig. Hier zie je: hekken om de kermis, metaaldetectiepoortjes, palen met camera’s verspreid over het terrein. En overal beveiligers met portofoons.
Metaaldetectiepoortjes bij de ingang van de Kermis in Beverwijk. Foto Merlin Daleman
En dat is niet voor niets. De afgelopen jaren waren er serieuze incidenten op en rond kermissen. De kermis in Houten moest vorige week eerder dicht omdat de politie bang was voor ongeregeldheden. Vorig jaar gooiden jongeren daar met vuurwerk, het jaar daarvoor met bakstenen. Twee weken geleden gingen vijftig jongeren op een kermis in Apeldoorn met elkaar op de vuist.
En vorig jaar ging het mis in Etten-Leur, Heerhugowaard, Groningen, Emmeloord, Rotterdam, Alphen aan den Rijn, Weert, Terborg, Gennep, IJsselstein, Duiven, Dordrecht. Allemaal vechtende jongeren, tegen elkaar en tegen de politie. Hans van Tol, bestuurslid van Kermisbond Bovak, wil het graag nuanceren: het gaat over het algemeen goed hè. „Bij 10 à 15 procent van de 4.000 kermissen in het land moeten we extra opletten.” In de 42 jaar dat hij met zijn attractie ‘de spin’ (waarbij gondels aan een draaiende arm alle kanten opvliegen) op kermissen staat, heeft hij naar eigen zeggen nog nooit iets ernstigs meegemaakt.
Messen in jaszakken
Voor ondernemer Frans Stuy is dat anders. Hij organiseert al dertig jaar kermissen en in 2022 ging het flink mis in Osdorp. Jongeren gooiden vuurwerk naar de politie, ze vochten met elkaar en hulpverleners werden belaagd. De ME kwam erbij. „Zodra dat gebeurt, is de kermis overleden”, zegt Stuy. „Geen ouder die zijn kind daar nog naartoe laat gaan.” Sindsdien laat Stuy zijn kermissen beveiligen door Jake Hampel. Laatst nog in Amsterdam Westerpark, nu dus in Beverwijk. En dat bevalt uitstekend, zegt hij. „Geen gedoe, goede sfeer.”
Op een ijzeren plaat naast de botsauto’s zitten twee jongens van zeventien uit Krommenie. Ze noemen Beverwijk een getto, „maar hier is het gewoon relaxt”. Ze horen wel eens verhalen over twaalfjarigen met machetes. „Dus ik snap de beveiliging wel.” Klopt, beveiligers vissen, ook bij jonge jongens, bij elke kermis tien à vijftien messen uit jaszakken, vertelt Hampel. Maar het worden er steeds minder. „De detectiepoortjes leveren rendement.”
Dat is ook de ervaring van Jordy Grijpink van Security Services Nederland. Hij beveiligt sinds vijf jaar zo’n twintig kermissen per jaar, grotendeels in de Randstad. Hij heeft kapmessen, schroevendraaiers, keukenmessen en stanleymessen ingenomen. „Het aantal neemt af.”
„Het gaat niet goed met de jeugd”, zegt Stuy terwijl hij bij een kraam met suikerspinnen en versgebakken churros kijkt naar het binnendruppelende publiek. „Je leest het ook in de media: kinderen die elkaar neersteken, jongeren die wapens op school hebben.” Het is volgens hem de schuld van de coronatijd. „Jongeren hebben opgesloten gezeten. We konden ze niet bereiken, niet helpen en niet in de gaten houden.” Stuy kreeg in 2019 de Andreaspenning, een onderscheiding van de gemeente Amsterdam, omdat hij zich inzet voor kansarme jongeren. Hij leidt hen op en geeft ze werk op de kermis of bij andere evenementen. „Nu zijn de kinderen losgeslagen. Als je er eentje aanspreekt krijg je te horen: raak me niet aan want ik neuk je moeder.”
Door sociale media staan jongeren continu met elkaar in contact. Ruzies kunnen heel snel escaleren
Herkenbaar, zegt Sebastian Vonk van Buro de Kermisgids, een familiebedrijf dat al sinds 1952 kermissen organiseert, zo’n 120 per jaar. „Kinderen hebben een grote bek. Gezag bestaat niet meer.” Waar dat vandaan komt, weet Vonk niet. Hij ziet wel de invloed van sociale media. „Binnen vijf seconden weet de hele wereld waar je bent en wat je doet. Jongeren staan continu met elkaar in verbinding, ruzies kunnen makkelijk escaleren.” Hij ziet: in dorpen is er meer saamhorigheid en sociale controle, in de grote steden is het grimmig en harder.
Vonk organiseert de kermis op het Malieveld in Den Haag die deze zaterdag opengaat. Tilburg heeft de grootste kermis verspreid over de stad, het Malieveld is de grootste kermis op één plek, met meer dan honderd attracties en een looppad van 1,6 kilometer. Jordy Grijpink doet de beveiling en ook hier: hekken, camera’s en beveiligers. Overdag komen gezinnen, ’s avonds de jeugd. Dus tegen een uur of zeven komen de detectiepoortjes tevoorschijn. En dat werkt hoor, zegt hij, sommige jongeren staan dan een uur zenuwachtig te dralen voor de ingang en uiteindelijk vertrekken ze. „Ik zie het elk jaar”. Soms verstopt iemand snel een wapen. „Een keer heb ik ergens, op een andere kermis, een vuurwapen aangetroffen in de bosjes buiten de kermis.”
Beveiligers bij de kermis in Beverwijk. Foto Merlin Daleman
Technologie
Wat gebeurt er met jongeren die toch vechten of iets op zak hebben? Die moeten met de politie mee. Ze kunnen een gebiedsontzegging krijgen, een taak- of celstraf, een boete of een bezoek aan bureau Halt. Ligt aan het vergrijp. Beveiligingsbazen Hampel en Grijpink hanteren een zerotolerancebeleid. „Ben je vervelend? Dan zetten we je buiten”, zegt Hampel. „En dat werkt geweldig.” De lijntjes met de politie zijn kort en goed, zeggen de mannen. Ondanks dat kermissen zelf hun beveiliging moeten verzorgen, zijn ze wel afhankelijk van de politie. Bewakers hebben immers maar beperkte bevoegdheden. Dus zonder politie geen kermis. De politie kampt momenteel met capaciteitsproblemen, onder meer door de voorbereidingen van de NAVO-top in juni. Daarom heeft de gemeente samen met politie en Vonk afgesproken dat de kermis op het Malieveld in de avond eerder sluit én een aantal dagen dicht is.
Het beveiligen van kermissen kost een hoop geld. De materialen, de mensen. Maar denk ook aan geavanceerde technologie, zegt Grijpink. De camera’s overzien het hele gebied en als er te veel mensen op één vierkante meter staan, of als een bezoeker gaat rennen of achter een attractie probeert te komen, dan krijgen de beveiligers direct een melding. Maar ook als een van de bewakers zelf gaat rennen geeft de portofoon een seintje aan de collega’s. In een grote keet op het terrein loeren bewakers naar schermen waar de beelden van de camera’s live op verschijnen.
Sebastiaan Vonk legt voor drie weken bewaking op het Malieveld in Den Haag ruim een ton neer. En Stuy betaalt voor anderhalve week Beverwijk 60.000 euro. De gemeente betaalt niet mee. De kosten worden deels doorberekend aan de kermisbezoekers. Op de meeste kermissen kost een ritje inmiddels 3,50 euro, zegt Vonk, maar op sommige grote kermissen zoals het Malieveld kan dat wel 5 of 6 euro zijn. „Maar we zorgen er wel voor dat de consument de beleving blijft houden.”
Sorry
Want laten we wel wezen, de kermis is een geweldige en veilige beleving, zegt Vonk. „We bouwen een soort Efteling bij jou in de buurt, een sprookje waar je van kunt genieten.” Bovendien is de beveiliging ook een service aan de bezoekers. Hampel: „Beveiligers zijn gastheren, ze geven je een paracetamol of plakken een pleister.” Mensen zijn ook heel blij met ons, zegt hij. Gisteren heeft hij nog een jongen naar huis gebracht, van Beverwijk naar Heemstede. „Hij was zijn vijanden tegengekomen en doodsbang. Dan ontferm je je natuurlijk over zo’n gozertje. We zorgen er voor dat het imago van de kermis niet beschadigd wordt.”
De jongen in Beverwijk met petje en joggingbroek die lijdzaam moest toezien hoe zijn vrienden de kermis opgingen, staat nu met twee beveiligers toch op het terrein. Hij wil wat zeggen tegen Hampel. „Sorry meneer.” Hampel geeft hem een schouderklop. „Goed zo jongen, ga maar feestvieren.”
Zes jaar en vele omgekeerde vlaggen na de befaamde stikstofuitspraak van 2019 dreigt een nieuw heet chemisch hangijzer. De Raad van State deed woensdag in hoger beroep uitspraak met mogelijk grote gevolgen voor de landbouw in het hele land. Het oordeel van de hoogste bestuursrechter: het is „niet uitgesloten” dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen negatieve gevolgen heeft op beschermde natuurgebieden. Bijvoorbeeld sterfte van beschermde soorten.
Zolang er aanwijzingen zijn dat pesticiden schade kunnen aanrichten aan beschermde natuur moeten telers aantonen dat hun pesticidegebruik géén negatieve effecten veroorzaakt. In sommige gevallen zal dat niet mogelijk zijn. Dan moet een teler een natuurvergunning aanvragen om pesticiden te spuiten, die door mogelijke schade aan natuurgebeiden geweigerd kan worden.
Het is gek hoeveel verantwoordelijkheid er nu naar een boer wordt geschoven
Lelieteelt in Vledder
De uitspraak van de Raad van State gaat in de eerste plaats over een lelieteler bij de Drentse plaats Vledder, dicht bij het Natura 2000-gebied Holtingerveld. In 2018 verzocht Milieudefensie het college van gedeputeerde staten van Drenthe om op te treden tegen bestrijdingsmiddelengebruik van de teler, omdat dat het nabijgelegen natuurgebied zou aantasten. Het college weigerde, maar in 2021 stelde de rechtbank van Noord-Nederland Milieudefensie in het gelijk. De provincie ging in hoger beroep, maar nu oordeelt ook de Raad van State grotendeels in het voordeel van de milieugroep.
In de kwestie over mogelijke schade aan beschermde natuur was de afstand tussen perceel en natuurgebied van belang. Zo voerde de provincie Drenthe aan dat een afstand van 250 meter tot een natuurgebied voldoende zou zijn om negatieve gevolgen uit te sluiten, maar de rechter ziet daar geen wetenschappelijke onderbouwing voor. Een recent onderzoek van de Universiteit Utrecht lijkt dat standpunt te ondersteunen: pesticideresten in de lucht en stof nemen in de eerste 250 tot 500 meter rond een perceel nauwelijks af. Het burgerinitiatief Meten=Weten, dat ook betrokken is bij de zaak, toont in eigen metingen dat pesticideresten „kilometers diep” in Natura 2000-gebieden te vinden zijn. De Raad ziet dat in Holtingerveld „concentraties gewasbeschermingsmiddelen zijn gevonden die mogelijk negatieve effecten kunnen hebben op onder andere insecten”.
Impact op lelieteelt
Onduidelijk is hoeveel boeren door de uitspraak geraakt worden. Volgens Henk Baptist, die als jurist van Meten=Weten de milieugroepen vertegenwoordigt, zal een vergunningplicht overal voor alle soorten landbouw gaan gelden – dus niet alleen in de lelieteelt. Maar „iedereen gaat het lezen op zijn eigen manier. Je zult allerlei vervolgdiscussies krijgen.”
„Ik kan er zeker in meegaan dat de uitspraak in bepaalde gevallen grote gevolgen kan hebben”, zegt Edwin Alblas, universitair hoofddocent milieurecht aan de universiteit van Wageningen. „In Nederland staat de natuur er zo slecht voor dat elk extra beetje impact de emmer verder doet overlopen. Maar het is niet zo dat de situatie nu voor elke boer op de tocht staat.” Hij verwacht dat de uitspraak „in principe voor lelieteelt” impact heeft – en dat het verkrijgen van een vergunning voor lelietelers lastig zal worden.
Toch lijkt de Raad van State een uitweg te bieden aan lelietelers, zoals die in Vledder, als zij kunnen aantonen dat hun middelen geen natuurschade veroorzaken. Maar Baptist heeft „geen idee” hoe een teler dat zou kunnen doen. „Het is gek hoeveel verantwoordelijkheid er nu naar een boer wordt geschoven.”
Om die reden noemt ook Land- en tuinbouworganisatie LTO de uitspraak „in praktijk onuitvoerbaar”. „Hoe onderbouwt een ondernemer dat ieder denkbaar, theoretisch risico uitgesloten kan worden? Deze uitspraak maakt van het ‘voorzorgsprincipe’ een verlammingsprincipe.”
De rechtspraak gaat het druk krijgen, verwacht Baptist. „Enerzijds is er nu een vergunningplicht, anderzijds zijn in de uitvoering tal van onduidelijkheden.” Hij verwacht „honderden” handhavingsverzoeken van verschillende milieugroepen. In die rechtszakenregen zal ook zeker zijn organisatie Meten=Weten een rol spelen.