Haar oude leermeester heeft het boek nog niet gelezen. De uitgever had wel een exemplaar opgestuurd naar Richard Dawkins, de beroemde evolutiebioloog bij wie ze dertig jaar geleden in Oxford zoölogie studeerde. Bij haar vorige boek had hij een lovende quote geleverd. Maar ditmaal kreeg ze nul op rekest. „Te druk”, luidde het antwoord.
„Natuurlijk is dat een valide excuus”, zegt Lucy Cooke (1970) in een videogesprek. En toch is er die onuitgesproken vraag – of er wellicht nóg een reden was dat hij Bitch niet las? Meermalen verwijst ze in haar onlangs in Nederland verschenen boek (ondertitel: ‘Een revolutionair handboek over sekse, evolutie en het vrouwtjesdier’) kritisch naar Dawkins’ klassieker De zelfzuchtige genen. „Excessief copuleren zal een vrouwtje niet echt veel kosten, maar het doet haar geen goed”, schrijft hij daarin. „Een mannetje kan daarentegen nooit genoeg copuleren met zo veel mogelijk verschillende vrouwtjes: het woord ‘exces’ bestaat niet voor mannetjes.” Cooke, op haar beurt, in Bitch: „Deze biologische wet heeft me altijd hoofdpijn (en hartzeer) bezorgd. Hoe kon de ene sekse promiscue zijn en de andere kuis? Met wie hadden al die mannetjes dan seks als die vrouwtjes allemaal zo zedig waren? Ik vond het zo onlogisch.”
In Bitch gaat Cooke de zogenaamde ongelijkwaardigheid tussen de seksen met verve te lijf. In ruim driehonderd pagina’s weerlegt ze met fantastische voorbeelden – van stokstaartjes en vogelspinnen tot gevlekte hyena’s en woestijnrenhagedissen – de nog altijd heersende vooroordelen over de vrouwelijke helft van het dierenrijk. „Al is ‘helft’ ook een vooroordeel, want tijdens mijn zoektocht ontdekte ik dat biologische sekse lang niet zo binair is als ik altijd dacht.”
Daarin staat Cooke niet alleen. „Op den duur wordt mijn boek hopelijk overbodig. Dan gaan wetenschappers niet meer mee in patriarchale frames. Maar zo ver zijn we nog niet. Er moeten flink wat mythes uit de weg worden geruimd.” Een interview in tien misvattingen binnen de zoölogie.
1. Testosteron is een mannelijk hormoon
„Halverwege de vorige eeuw deed de Franse endocrinoloog Alfred Jost onderzoek aan konijnenfoetussen. Hij concludeerde dat testosteron een cruciale rol speelde bij de ontwikkeling van testikels en mannelijke geslachtsorganen. Als hij de hormoonproducerende geslachtsklieren van een mannelijke foetus verwijderde, ontwikkelde die plotsklaps een vagina en een clitoris. Als de geslachtsklieren van een vrouwtjesfoetus werden verwijderd gebeurde er niets. Voor Jost was dat het bewijs van testosteron als scheppende, mannelijke kracht. Op een congres verkondigde hij zelfvoldaan: ‘Mannelijk worden is een langdurig, ongemakkelijk, riskant avontuur; het is een soort strijd tegen een inherente neiging tot vrouwelijkheid.’
„Dat vooroordeel hield lang stand. Vrouwen zouden de ballen missen om man te worden, vrouw-zijn zou simpelweg op een gebrek aan testosteron duiden. Het hormoon oestrogeen, dat in relatief grote hoeveelheden bij vrouwen voorkomt, werd als onbelangrijk en oninteressant beschouwd. Maar testosteron is niet het allesbepalende wonderhormoon waar Jost het voor hield. Sterker nog: er bestaat geen specifiek mannelijk of vrouwelijk hormoon. Zoals hoogleraar Christine Drea het in Bitch uitlegt: ‘Het enige verschil tussen mannen en vrouwen zijn de relatieve hoeveelheden enzymen die het ene geslachtshormoon in het andere omzetten en de distributie en gevoeligheid van de hormoonreceptoren.’ Toch wordt testosteron nog te vaak omschreven als ‘mannelijk hormoon’.
„Bij zoogdieren zijn er zat vrouwtjes die veel testosteron aanmaken. Drea ontdekte dat gevlektehyenavrouwtjes uitzonderlijk hoge testosteronniveaus hebben. Dat blijkt afkomstig van een prohormoon, A4, dat onder invloed van placenta-enzymen kan worden omgezet in testosteron of oestrogeen. Bij een gevlekte hyena die in verwachting is van een dochter verandert A4 in testosteron, wat bij die dochter zorgt voor een grotere lichaamsbouw en een clitoris van twintig centimeter die oogt als een penis.
Een ander voorbeeld is de vrouwtjesmol, van wie de geslachtsklieren bedekt zijn met zowel eierstokweefsel als testikelweefsel. Dat laatste zit vol testosteronproducerende cellen. De spiergroei die daarmee gepaard gaat, komt haar goed uit bij het graven.”
2. Er is een duidelijke scheidslijn tussen de seksen
„Binnen de zoölogie is sprake van een strikt binair dogma: een dier is mannelijk of vrouwelijk. Het is tijd die tunnelvisie los te laten. Tijdens het schrijven ben ik zóveel vormen van fluïde soortbegrip tegengekomen. Bruine kikkers die geboren worden als vrouwtje maar uitgroeien tot man. Zeepokken die hun sekse aanpassen aan de situatie: minuscule zeepokmannetjes ontwikkelen eierstokken als er geen vrouwtjes in de buurt zijn. Of neem mannelijke anemoonvissen die – als hun dominante eega overlijdt – zélf veranderen in een vrouwtje en aanpappen met een jonger mannetje. Dat proces begint in de hersenen en is pas na jaren zichtbaar in de veranderde geslachtsklieren. Zo’n vis is dus jaren in transitie.”
3. Vrouwen zijn van nature monogaam
„‘Wees als de heggenmus – mannetje en vrouwtje onberispelijk trouw aan elkaar’, citeer ik in Bitch de negentiende-eeuwse dominee Frederick Morris. Hij besefte niet dat hij daarmee zijn vrouwelijke toehoorders toestond om er een minnaar bij te nemen. Want zeker bij vogels blijken seksuele monogamie en sociale monogamie twee heel verschillende dingen. Ook al blijven veel soorten levenslang bij dezelfde partner, uit dna-onderzoek blijkt dat zo’n 90 procent van de vrouwtjesvogels stiekem met meerdere mannetjes het nest induikt.
„Hoe flamboyanter het mannetje, des te groter de kans op overspel. Bij Australische ornaatelfjes is maar liefst driekwart van de jongen niet verwekt door de sociale, trouwe partner van de vrouw. Die heeft voor de genen van haar kroost liever het zaad van de éxtra uitbundig ogende buurman.
„En vrouwtjesvogels zijn niet de enige overspeligen onder de dieren. Uit onderzoek van Sarah Blaffer Hrdy blijkt dat vrouwelijke hoelmans uitermate promiscu zijn. Dat geslacht van Indiase apen staat erom bekend aan infanticide te doen: mannetjes die een groep overnemen doden de jongen die niet van henzelf zijn om concurrentie tegen te gaan. Als zo’n nieuw mannetje de groep binnenvalt, vrijen de vrouwtjes er vaak lustig op los. Hrdy vermoedt dat ze daarmee de bloeddorst van de mannetjes stillen: als hij niet zeker weet of hijzelf de vader is, slaat zo’n man minder snel aan het moorden.”
4. Zoölogie is een mannenwereld
„Kort na verschijning van Charles Darwin’s klassieker De afstamming van de mens kwam predikant en wetenschappelijk autodidact Antoinette Brown Blackwell al met een repliek waarin ze schreef dat Darwin hun ‘die in de mannelijke lijn zijn geëvolueerd onterechte prominentie’ toekende. Ze had medestanders, maar de kritiek werd onder het tapijt geveegd.
„Nog altijd hebben vrouwelijke zoölogen te maken met bizarre tegenspraak. Patricia Gowaty, die onderzoek deed aan de vreemdgaande vrouwtjesvogels, werd na haar onderzoek gekleineerd door mannelijke collega’s. Aan de universiteit van Oxford zijn sommige van haar teksten, waarin ze het werk van de vermaarde mannelijke fruitvliegonderzoeker Angus John Bateman bekritiseert, nog altijd verboden ‘vanwege hun uiterst politieke’ lading.
„En de Canadese ornitholoog Bridget Stutchbury, die keek naar de seksuele autonomie van vrouwelijke monnikszangers, kreeg haar artikel bijna niet gepubliceerd doordat het zo baanbrekend was – mannelijke reviewers schroomden niet om haar ‘een beetje dom’ te noemen. Maar al die mansplaining laat juist zien hoeveel behoefte er is aan vrouwelijke zoölogen én aan ruimdenkende mannelijke zoölogen.
„Ik was een groot bewonderaar van primatoloog Frans de Waal, hij durfde als een van de eersten in te gaan tegen het paradigma van patriarchale dominantie. En Darwin is nog steeds een held van me. Maar zelfs iemand die zo voorzichtig en slim te werk ging als hij had blinde vlekken. Het is goed om dat ook als hedendaagse wetenschappers te beseffen.”
Lees ook
De man die mens en aap dichter bij elkaar bracht
5. Vrouwen houden niet van seks
„Beweren dat alleen mannen van seks kunnen genieten is net zoiets als beweren dat alleen mannen van eten kunnen genieten. Darwin stelde dat mannetjesdieren ‘hevigere hartstochten’ hebben, en dat vrouwtjesdieren vaak ongewillig zijn. Dat beeld paste in de victoriaanse opvoeding van die tijd. En halverwege de twintigste eeuw zette Bateman met zijn fruitvliegonderzoek Darwins theorieën nog eens kracht bij. Hij zag een ‘onkieskeurige gretigheid’ bij de mannen en een ‘kieskeurige passiviteit’ bij de vrouwen, en extrapoleerde dat voor het gemak maar even naar álle andere dierensoorten, inclusief de mens. Afwijkende voorbeelden – van bronstige leeuwinnen tot chimpansees die tijdens hun ovulatie tot wel vijftig keer per dag seks hebben tot berberaapvrouwtjes die om de zeventien minuten van bil gaan – werden genegeerd, tot onder anderen Patricia Gowarty dus een en ander rechtzette.
„Darwins goddelijke reputatie heeft daarbij niet geholpen. De generaties biologen na hem zochten gedreven naar bewijzen die uitsluitend het passieve vrouwelijke prototype bevestigden. Zelfs de beroemde Britse antropoloog Desmond Morris omschreef het menselijke vrouwelijke orgasme tot ‘uniek onder de primaten’, ter versterking van seksuele monogamie. Maar de werkelijkheid suggereert iets anders: waarom zijn er anders zoveel primatenvrouwtjes die masturberen?”
6. Alle vrouwen zijn vredelievend
„‘Stel je eens voor dat we nooit van chimpansees of bavianen gehoord hadden en de bonobo’s als eerste hadden ontdekt’, zei Frans de Waal toen ik hem jaren geleden sprak. ‘Dan zouden we hoogstwaarschijnlijk geloven dat vroege mensachtigen leefgemeenschappen vormden waarin vrouwen centraal stonden, waarin seks belangrijke sociale functies had en waarin oorlog niet of nauwelijks voorkwam.’ Maar dat matriarchale samenlevingen automatisch tot harmonie zouden leiden, is een illusie. Niet voor niets komt het woord ‘pikorde’ van het eerste onderzochte hiërarchische alfadier ooit: de kip. Van vrouwelijke antilopen en gorilla’s is bekend dat ze onderling knokken om een geschikte partner. En vrouwelijke stokstaartjes behoren tot de meest bloeddorstige dieren op aarde. Dominante stokstaartvrouwtjes die wedijveren om de leiding eten gerust elkaars nestjes op. Ook onder naaktemolratvrouwen gaat het er bij een strijd om troonopvolging moordzuchtig aan toe. En denk aan vrouwelijke spinnen die rücksichtslos hun partner opeten, tijdens of na de copulatie. Aan de bidsprinkhaan, die ik in Bitch omschrijf als ‘femme fatale die de afgebeten kop van haar minnaar verorbert terwijl zijn onthoofde lichaam dapper door blijft pompen’.
„Onder meer evolutiebioloog Stephen Jay Gould heeft stellig beweerd dat seksueel kannibalisme onvoordelig is, maar recent spinnenonderzoek wijst het tegenovergestelde aan: vrouwtjes die hun aanbidder opeten krijgen sterkere jongen met een grotere overlevingskans. Zelfs vrouwtjes die een andere snack eten, zoals een krekel, krijgen minder succesvol kroost. Er zit blijkbaar iets uniek voedzaams in die mannetjes.”
7. Vrouwen zijn passieve toeschouwers
„‘Bij de aanblik van een veer in een pauwenstaart word ik onpasselijk’, schreef Charles Darwin in 1860 aan de bevriende botanicus Asa Gray. Zo’n staart was zó groot en hinderlijk dat de pauw zich er moeilijker mee kon verstoppen of kon vluchten bij gevaar. Dat ging in tegen het idee van natuurlijke selectie, waarbij de meest gunstige kenmerken werden overgedragen op volgende generaties. Ténzij de staart een rol zou spelen bij de partnerkeuze en hij dus wel degelijk nut zou hebben. ‘Te oordelen naar verschillende feiten maakt het wijfje, hoewel betrekkelijk passief, over het algemeen een bepaalde keuze, en aanvaardt eerder het ene mannetje dan andere’, concludeerde Darwin. Bijvoorbeeld op basis van esthetiek.
„Geen populaire hypothese, want daarmee suggereerde hij dat vrouwtjes controle hadden over het evolutionaire lot van de mannetjes. Volkomen belachelijk, vonden zijn tijdgenoten – en ook Darwin zelf zat ermee in zijn maag, getuige zijn brief aan Gray. Na zijn dood verdween de theorie algauw van tafel en pas de afgelopen decennia is de vrouwelijke keuze weer algemener geaccepteerd en breder onderzocht. Toch worden vrouwelijke dieren nog te vaak weggezet als toeschouwer, die zich laten inpalmen door het uiterlijk vertoon van de mannetjes. Terwijl steeds duidelijker wordt dat ze met subtiele signalen júíst ook de mannen beïnvloeden.
„Hoogleraar Gail Patricelli doet in Californië al ruim tien jaar onderzoek aan het waaierhoen, familie van het korhoen, en ziet de paringen daar als een bazaar vol kopers en verkopers die met elkaar onderhandelen. En ook van bijvoorbeeld paradijsvogels is bekend dat vrouwtjes net zozeer invloed uitoefenen op de gedragingen van de mannetjes als andersom.”
8. Vagina’s zijn oninteressante holtes
„Heel lang was de publieke opinie: vagina’s zijn het bestuderen niet waard. Ze zouden dienen als passieve sperma-emmers, onmachtig om de evolutie van koers te doen wijzigen. Zodoende werd het gebrek aan data een selffulfilling prophecy – er was geen enkel onderzoek voorhanden dat aantoonde dat vagina’s wel degelijk bijzonder waren.
„Patricia Brennan, de coolste vrouw ooit, bracht daar verandering in. Van allerlei vrouwelijke dieren heeft zij, met behulp van glas of siliconen, vagina’s gekopieerd. Zo ontdekte ze onder meer dat vrouwtjeseenden net als vrouwelijke zeezoogdieren een soort labyrint als vagina hebben. Dankzij die rare spiralen met doodlopende steegjes zijn vrouwtjeseenden niet die evolutionaire losers waarvoor ze vaak worden aangezien. Ja, er vinden verschrikkelijke verkrachtingen plaats door woerden, maar een vrouwtje kan zich dan vaak alsnog in zo’n positie wringen dat zijn zaadcellen verdwalen in haar vaginale doolhof. Uit zo’n verkrachting wordt zelden een kuiken geboren. Alleen als het vrouwtje wél wil paren, neemt ze een ontvankelijke houding aan, plat in het water met opgerichte staart. De spiraal kan dus desgewenst dienen als natuurlijke cock blocker.”
9. Er bestaat een duidelijk moederinstinct
„Ik heb me altijd raar gevoeld dat ik geen moederinstinct had: ik heb nooit de behoefte gevoeld om een baby vast te houden, laat staan te baren. Maar nu blijkt er ook helemaal niet zoiets te bestaan als moederinstinct!
„Lauren O’Connell ontdekte bij een onderzoek aan de schilderskikker dat alleen de mannelijke dieren de kikkervisjes op hun rug laten liften. Dat bleek samen te hangen met de afscheiding van een zogeheten neuropeptide in de hersenen: galanine. Diezelfde switch blijkt aanwezig te zijn in de hersenen van onder meer mannetjesmuizen. Harvard-hoogleraar Catherine Dulac ontdekte dat er zowel een neuron is voor ouderlijk gedrag, galanine, maar ook voor infanticidaal gedrag, urocortine. Zo merkte ze dat jonge mannelijke muizen – die vaak babymuizen doden – met ‘een druk op de knop’ in zorgzame vaders kunnen worden veranderd door de galanineneuronen te activeren en daarmee de urocortineneuronen te remmen.
„En het opmerkelijke is: de knop werkt bij mannen en vrouwen hetzelfde. Als je bij vrouwtjesmuizen urocortine stimuleert, beginnen die hun jongen aan te vallen in plaats van te zogen. In plaats van moederinstinct kun je dus beter spreken van ouderinstinct.”
10. Elke vrouw heeft een man nodig
„Nog los van ‘lesbische’ soorten als de laysanalbatros – die nestelt op het koraalrijke eiland Laysan en vaak net zo lief een vrouwelijke als een mannelijke langetermijnpartner uitkiest nadat de bevruchting eenmaal heeft plaatsgevonden – bestaan er in het dierenrijk ook soorten die het vrijwel helemaal of helemaal zonder partner van het andere geslacht stellen. Denk aan bijenkolonies waar de darren slechts dienen als zaadleverancier, maar ook aan bepaalde geheel vrouwelijke termietenkolonies waarbij voortplanting plaatsvindt door klonen. Of aan de al meer dan vijf miljoen jaar oude uniseksuele salamandersoort Ambystoma, die aan kleptogenese doet: met zaadcellen van nauw verwante soorten stimuleren de vrouwtjes hun eitjes, maar ze hebben die cellen niet nodig voor de bevruchting. Hooguit eens in de duizend jaar neemt een vrouwtje dat ‘gestolen’ sperma op in haar genoom – dat kan omdat de soort polyploïde is, en dus meerdere sets chromosomen heeft – om zo te zorgen dat de genetische diversiteit gewaarborgd blijft.
„En los daarvan zijn er allerlei soorten waarvan bekend is die nu en dan aan parthenogenese doen – ongeslachtelijke, ‘maagdelijke’ voortplanting waarbij de vrouwtjes zichzelf kunnen klonen als er geen mannetje in de buurt is. Van marmerkreeften tot koningscobra’s tot hamerhaaien. Voor ernstig bedreigde soorten zou zulke latente kloonpotentie weleens uitkomst kunnen bieden.”