N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: voorlezen aan kinderen met een taalachterstand.
‘Wie is deze rare mevrouw”, dachten Mohammad (8) en Hazim (7), toen de Bredase Manouk de Weert (33) voor het eerst bij hen thuiskwam. Lezen op school vonden ze maar niks. En dan kwam zij hen ook nog eens buiten school met boeken lastigvallen. „Waarom?!”
Maar De Weert deed er alles aan om het lezen léúk te maken. Zij hield zich niet bezig met leesprotocollen en AVI-niveaus. Ze hadden gewoon lol met taal. Aan het einde van de dag speelden ze bijvoorbeeld met het hele gezin een potje memory met letters.
Iedereen is dan ook enthousiast als De Weert aanbelt. Zusje Sila (3), in prinsessenjurk, gilt van plezier als de deur opengaat. De jongens geven een boks. En ook moeder Asia (32) is opgetogen. Ze kreeg op school de tip om zich aan te melden bij de VoorleesExpress, zegt ze. Een stichting die vrijwilligers koppelt aan gezinnen wier kinderen moeite hebben met taal. Zij is met haar gezin acht jaar geleden uit Syrië gevlucht en kon de hulp goed gebruiken. Inmiddels is de taalvaardigheid van haar jongens stukken vooruitgegaan.
De Weert meldde zich aan bij de VoorleesExpress tijdens de coronaperiode. Gewoon spontaan, zoals ze wel meer dingen spontaan doet. De Weert is een woordkunstenaar, zegt ze. Een poëet. Ze probeert met haar verhalen de kloof tussen verschillende bevolkingsgroepen te dichten. Ze vond het leuk om op een op andere manier met taal bezig te zijn, en om uit haar „bubbel” te stappen en andere culturen beter te leren kennen. Bij dit Syrische gezin viel ze gelijk „met de neus in de boter”.
Ze mocht vanaf dag één aanschuiven bij het avondeten, werd later uitgenodigd bij een verlovingsfeest en is zelfs mee op vakantie naar Turkije gevraagd. Zij stelde de gezinsleden veel vragen, maar zij waren ook heel nieuwsgierig naar haar. Waarom ze geen relatie heeft bijvoorbeeld. En hoe vaak ze haar moeder ziet. „Eens in de drie weken? Dan is ze je moeder niet!” De Weert heeft veel geleerd over het belang van samenzijn, en organiseert inmiddels vaker gezellige avonden bij haar thuis.
Maar nu zit ze gezellig bij het gezin op de bank. „Ik haat lezen!”, roept Mohammad baldadig, om een paar minuten later tegen De Weert aan te kruipen en Jip en Janneke aan haar voor te dragen. Ze voeren gesprekken over kuikentjes („Wat is broeden?”), maar ook over minder vrolijke onderwerpen („Wat gebeurt er als iemand de doodstraf krijgt?”).
Officieel wordt een gezin na twintig leessessies ‘afgesloten’, zegt De Weert, als ze vertelt dat ze inmiddels aan haar derde voorleesgezin toe is. Maar Mohammad vindt dat maar een vreemde uitdrukking. „Wij hebben jou niet afgesloten!” En zo is het.