Hij werd gepest: ‘Ik dacht: het ligt aan mij’
Toen Danny Steehouwer werd gepest, zocht hij de schuld bij zichzelf. „Wat deed ik verkeerd?”
Danny Steehouwer (33): „Een schizofrene jongen heeft mij vijf jaar lang gepest. Ik zat op een praktijkschool, in het speciaal onderwijs, door m’n langzame leertempo. Tussen 2003 en 2008 heeft die jongen mij het leven zuur gemaakt. En al die jaren heeft hij een clubje van een stuk of vijf meelopers om zich heen gehad.
„Achteraf heb ik vaak gedacht: hoe heeft dit ooit zo lang kunnen duren? Pas sinds een paar jaar begrijp ik dat. Ik schaamde me ervoor dat ik gepest werd. Ik wilde op school niet de uitzondering, niet het slachtoffer zijn. Daarom heb ik er thuis ook nooit iets over verteld.
„Dat ik gepest werd, kroop langzaam onder m’n huid. Ik dacht: het ligt aan mij, ik ben kennelijk anders dan de anderen. Maar hóé anders? Wat deed ik verkeerd? Ik had geen idee. Mijn zelfvertrouwen werd er tot de grond toe door afgebroken.
„Een jaar of tien geleden heb ik gechat met die jongen. Pas toen kwam ik erachter dat hij schizofreen was. Hij heeft zijn excuses aangeboden. Hij kon toen zijn eigen gedrag verklaren vanuit zijn ziekte. Nu schaamde hij zich diep.
„Ik heb het hem vergeven. Het online contact met hem heb ik afgesloten met woorden als: ’Vrienden kunnen we nooit worden, daarvoor is er te veel gebeurd. Maar ik snap je nu, en ik vind het heel sterk en moedig van je dat nu je je excuses maakt. Ik aanvaard die.’
„Dat sorry-zeggen is heel belangrijk geweest voor mij. Het heeft me ruimte gegeven voor mijn verdere ontwikkeling, waarmee ik toen overigens al een eind op de goeie weg was. Na de praktijkschool heb ik een mbo-opleiding kunnen volgen, waarbij ik me als een vis in het water heb gevoeld.
„In mijn jaren op het mbo heb ik geleerd: het gaat er niet om wat je doet, het gaat erom wie je bent. Nu kan ik uit volle overtuiging zeggen: ik wil niet leven met haat tegenover wie dan ook. Dat zou afbreuk doen aan mijn eigen persoonlijkheid en levensgeluk.
„Als ik nu terugdenk aan die jaren op de praktijkschool, dan zie ik mezelf in een soort horrorverhaal rondlopen. Ik heb hierover een boek geschreven, dat binnenkort uitkomt. Die schizofrene jongen was zó ziek, dat hij de rolverdeling tussen ons wist om te draaien: in zijn ogen was ik de dader en hij het slachtoffer.
„Tegen mij zei hij: ik heb vannacht gedroomd dat ik jou doodstak – op een soort verlekkerde toon, zo van: ‘pas maar op, jij!’ En dat niet één keer: ik was voortdurend degene op wie hij allerlei gewelddadige fantasieën losliet.
„Tegelijk ging hij naar de vertrouwenspersoon op school, om klachten over mij in te dienen, alsof ik hém met de dood bedreigde. Hij eiste dat ik van school gestuurd werd; hij bleef ziek thuis zolang dat niet gebeurd was.
„Die vertrouwenspersoon heeft mij toen wel gesteund: ‘Nee, zo is Danny niet, dit kan niet waar zijn…’ Die jongen is toen naar een psycholoog gestuurd, en kort daarna kwam hij weer op school. Hij is toen gewoon doorgegaan met z’n gepest, en ik bleef me schamen, ik bleef zwijgen.
„Het is vreselijk geweest om dit mee te maken, maar ik heb het gelukkig achter me kunnen laten. Ik weet nu heel goed wie ik ben, wat ik kan en wat ik wil.”
Ik heb gepest: ‘Ik liet blijken: hallo, ik ben er ook nog!’
Elza pestte met een groepje een meisje op school. Nu ziet ze het als een vorm van aandacht trekken.
Elza (47): „Ik was echt een pestkop. Waarom? Wil je een eerlijk antwoord? Ik pestte, omdat ik me kapot verveelde op school. Door te klieren bracht ik reuring in de tent. „Ik herinner me dat ik, met een clubje meiden, een dikkig kind pestte. Ilona. We waren een jaar of tien. Op een dag hadden we bedacht dat Ilona stonk en vol met luizen zat. Op het schoolplein botsten we zogenaamd toevallig tegen haar op, en dan riepen we keihard: ‘Getver, het stinkt hier! Wie is dat?’ En dan vals naar Ilona kijken, onze neuzen dichtknijpen, en hard wegrennen. „We pakten haar jas af. Die gooiden we dan naar andere kinderen. Als je daarmee iemand raakte, riep je: ‘Ha, ha, nou heb jij ook luizen, ga maar gauw onder de douche.’ Ilona janken natuurlijk, en wij lachen.
„Twee jaar later, in groep acht, raakte ik zo’n beetje bevriend met Ilona. Ze was na school altijd alleen thuis; haar ouders werkten. Ik vond het spannend om samen met haar in dat lege huis te zijn. Er lagen sigaretten, haar moeder rookte. Met Ilona heb ik mijn eerste sigaret gerookt. Er stonden flessen drank. Stiekem roken en drinken – zo speelden wij dat we volwassen waren.
„We voerden serieuze gesprekken. Zij vertelde hoe eenzaam ze zich voelde, als enig kind, met een vader die zelden thuis was door z’n werk en een moeder die altijd moe en chagrijnig was. Ik begon in te zien hoe gemeen het was geweest dat we Ilona eerder zo hadden gepest. Maar ik was daar dubbel in, besef ik nu. Ik betrok haar niet bij mijn vriendinnengroep. Als ik iets met Ilona afsprak, dan alleen met haar. Zo bleef ik toch ook afstand van haar houden. Ik was bang dat iemand tegen me zou zeggen: ‘Wat? Ga jij met die trut om?’
„Mijn eigen kinderen zijn gelukkig geen pesters geweest. Niet dat ik weet, tenminste; ik heb daarover ook nooit een klacht gekregen. Bij hen werd er in de les aandacht besteed aan pestgedrag. In mijn tijd was daar totaal geen aandacht voor. Natuurlijk zeiden mijn kinderen regelmatig dat ze een klasgenoot ‘stom’ vonden, of een ‘loser’. Daar was ik wel alert op. Dan zei ik: ‘Je hoeft niet met ieder kind bevriend te zijn, maar je gaat niet lopen klieren tegen elkaar. Dan ga je gewoon tien meter verderop spelen.’
„Ik denk dat geen enkel kind als pestkop geboren wordt. Er is meer aan de hand. Bij mij was het, denk ik, een vorm van aandacht trekken. Ik zat tussen kinderen die braaf gingen zitten rekenen, slimme vragen stelden, leuk konden tekenen. Ik deed niet mee, ik haatte stilzitten. Kennelijk wilde ik laten blijken: hallo, ik ben er ook nog!
„Dat is mijn grote frustratie over m’n schooltijd. Als een hondje kreeg ik er gehoorzaamheidstraining. Nooit heeft iemand aan mij gevraagd: waaróm doe je toch zo strontvervelend? En ik was te jong om mezelf dat af te vragen.
„Nog steeds wordt er, denk ik, veel te eenzijdig naar pestgedrag van kinderen gekeken. De schuld wordt bij kids gelegd. De school doet zogenaamd niks verkeerd. Ik zie dat anders. Je hebt nu eenmaal ook te maken met kinderen die zichzelf constant gepest voelen door al dat schoolse gedoe.”