
Geloven is een bezigheid die niet snel verveelt. Het tegenovergestelde, niet geloven, is saai. Daarover ben je immers snel uitgedacht. Stel dat je gelooft dat God bestaat, wie of wat zou dan die God kunnen zijn?
Het antwoord op die vraag valt in de Bijbel moeilijk te vinden. De God daarin laat zich lastig kennen. Hij ontpopt zich als een wankelmoedig karakter, dat nogal vaak van gedaante verandert. Dan weer blind van woede en genadeloos straffend, dan weer poeslief en vergevingsgezind.
Van oorsprong droeg dit gespleten Opperwezen dan ook verschillende namen. Één daarvan is het raadselachtige JHWH. Het zou staan voor ‘Ik ben die zal zijn’. Opmerkelijk genoeg draait het woord Allah in zo’n zelfde cirkeltje rond: het betekent ‘Hij die aanbeden wordt’. Trouwens, reeds de oude Chinezen kwamen tot een vergelijkbare taalvondst: ‘Tao is Tao’, en daarmee ten diepste onbenoembaar en ongrijpbaar.
Onbevredigend? Dat valt op zich wel mee. Het biedt ruimte om zelf naar believen aan een godsbeeld te kneden. En nee, dit is géén godslastering. Immers, juist mensen die zichzelf bestempelen als diep gelovig staan in een lange traditie van godvergeten woorden- en wapenstrijd.
Voor wie zichzelf als ongelovig bestempelt, maar in deze donkere dagen toch ook wel eens mijmert over zingeving en/of alledaagse onzin, volgen hier enkele overpeinzingen.
1 Durf te geloven
Heus, metafysica bestáát. Wat dat is? Het woord zegt het al. Het is de ‘bovennatuur’, een werkelijkheid die niet valt waar te nemen met ogen, oren en technische snufjes. Voor sterfelijke mensen ligt er maar één weg open om deze raadselachtige realiteit te benaderen: die van creativiteit, voorstellingsvermogen, spiritualiteit.
2 Durf je te uiten over je geloof
We leven in een Insta-tijd van X-gekwetter. Bovenmatig veel zenders overstemmen weinig ontvangers. Dit wereldwijde wildpark zit vol gevaren, waaronder die van massacultuur, kuddegedrag, conformisme: van groepsdwang tot en met innerlijke leegte.
Om dit mentale en morele vacuüm te vullen, bedacht filosoof Martin Heidegger het woord ‘eigenlijkheid’. De betekenis komt in de buurt van een liedtekst van ruim een eeuw oud: ‘Mensch, durf te leven!’ – zonder angst voor eenzaamheid, tegenslag, ziekte en per slot de dood. Hoe dit te fiksen? Door een onderzoekend leven te leiden en vragen over zingeving niet uit de weg te gaan.
3 Durf moeilijke woorden te gebruiken
Zoals: transcendent en immanent. Die staan voor totaal verschillende perspectieven in geloofsbeleving. De eeuwige vraag hier is: wáár huist nu toch die goddelijke kracht? Staat die – transcendent – buiten deze aarde, en zelfs buiten het heelal? Of is die – immanent – vindbaar en voelbaar in alles wat ons vormt en omringt?
Het is van tweeën één. Wie een transcendente God aanhangt, verbindt zich met een fenomeen dat werkelijk alles, inclusief mensen, geschapen heeft, maar zelf onzichtbaar door een geestelijk luchtruim zweeft. Zijn immanente evenknie daarentegen is hier en nu, en overal, in alle levende en dode materie, voelbaar en beleefbaar.
4 Probeer Spinoza (1632-1677) te begrijpen
Voor een beginnend gelovige laat de immanente God zich eerder bevatten dan de transcendente. Hierbij helpt een stelling van de filosoof Spinoza (1632-1677). Verbluffend eenvoudig en diepzinnig tegelijk formuleerde hij deze stelling: ‘Deus sive natura.’ Vertaald: ‘God is gelijk aan de Natuur.’ Interpreteer het woord ‘Natuur’ hier niet smal, als flora en fauna, maar juist breed, als de Natuur die alomvattend is: van de oneindige kosmos tot en met de diepst verborgen kwantumdeeltjes, en alles wat daar tussenin gloeit en broeit.
Klinkt abstract? Het valt simpeler te zeggen. Hoor dat ene zinnetje, uit het ‘Onze vader’, waarmee Jezus zijn discipelen leerde bidden: ‘Uw wil geschiede…’ Waarvan afgeleid is: ‘Zo God wil’, ‘Deo volente’, ‘Inshallah’. Het heeft zich in het dagelijkse spraakgebruik genesteld als een verzuchting: ‘De tijd zal het leren, ‘Laat de Natuur zijn loop hebben’, of modieuzer gezegd: ‘We gaan het zien.’
Het is een vorm van overgave. ‘We zullen d’r maar het beste van hopen.’ Het idee dat hier een persoonlijke God aan de knoppen zit, mag voor velen een troostrijke gedachte zijn. Maar poets intussen dit inzicht niet weg, van Albert Einstein (1879-1955): ‘Ik geloof in de God van Spinoza, die zichzelf openbaart in wetmatige harmonie, en niet in een God die zich bemoeit met het lot en de handelingen van mensen.’
5 Maak kennis met natuurwetenschappers, als de theologen van deze tijd
Spinoza en Einstein doorzagen al wat grote geleerden nu ontdekken: exacte wetenschappen leiden, via fundamentele kennis, tot nóg dieper inzicht. Zoals het besef dat de letterlijk onbegrensde ruimte en eindeloze tijd zich niet laten vangen in lichtjaren en nanometers.
Ruimte en tijd, het universum, het heelal, de kosmos – ze zijn ómdat ze zijn, zonder begin en zonder einde, door niets en niemand geschapen, en niet op weg naar een einde der tijden.
Een glimp van wat dit betekent voor gelovige mensen verwoordt de Britse fysicus Julian Barbour (1937), auteur van het boek The End of Time (1999).
In een interview met NRC Handelsblad zei hij destijds, in religieus klinkende termen: ‘Ik interpreteer mijn theorie (..) in de betekenis die de oosterse mystiek eraan geeft: dat je oplost in het geheel der dingen, dat je deel uitmaakt van de kosmos, en daar leg ik me bij neer. Maar voor veel [mensen] is hun ego te belangrijk om op te geven. Het is een psychologische kwestie.’
6 Durf klein en kwetsbaar te zijn
Het lijkt eenvoudig: geloven in één levende God ‘die in de hemelen zijt’, maar hier op aarde leeft godsdienstige eenheid niet. Het is een probleem waarvan de oplossing voor het grijpen ligt. ‘God is gelijk aan de Natuur.’
Natuurlijk zijn mensen ‘kinderen van God’. Maar welke God?
Het kan niet de God zijn die zich alléén om mensen bekommert. Daarvoor zijn mensen te klein, en vooral: te kleingeestig. In de woorden van de Amerikaanse theoloog en cultuurhistoricus Thomas Berry (1914-2009): „Wij praten alleen tegen onszelf. We praten niet tegen de rivieren, we luisteren niet naar de wind en de sterren. Dit grote gesprek hebben we afgekapt. Daardoor hebben we [ons eigen] universum verbrijzeld. Alle rampen die nu over ons komen, zijn een gevolg van deze geestelijke afstomping.”
Zie daarom, midden in de winternacht, als de hemel opengaat, niet slechts die ene ster, die daagt in het oosten. Zie ze allemaal! De Natuur is Goddelijk. En mensen? Nietig klein en kwetsbaar zijn allen, als een pasgeboren baby.
Leeslijst
