N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hollandse kost In de winter groeit boerenkool in Nederland daadwerkelijk als kool. Wat is er behalve stamppot allemaal nog meer mogelijk met de bladgroente?
Hoewel boerenkool zich de laatste jaren heeft ontwikkeld tot ‘superfood’ (denk aan die smoothies waarop je moet kauwen), wordt de bladgroente nog vaak geassocieerd met de oer-Hollandse stamppot. Zilveruitjes, rookworst, spekjes erbij, afmaken met een kuiltje jus. Klinkt goed? Culinair recensent Janneke Vreugdenhil is niet de allergrootste liefhebber van boerenkoolstamppot. Maar omdat ze wél uit de voeten kan met de bladgroente zelf, zet ze zeven boerenkoolgerechten op een rij die géén stamppot zijn.
1Boerenkool met chorizo en kabeljauw
In Nederland is boerenkool echt een wintergroente, in andere keukens is het iets voor elk seizoen. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld worden de krullerige bladeren beschouwd als leafy green, min of meer seizoenloos bladgroen. Het geheim van dit eerste gerecht zit hem voor een deel in de pittigheid en kruidigheid, die ontstaat door de pepersoorten isot biber en pul biber. Beide zijn milder dan gewone chilivlokken en hebben een aangename rokerigheid. Ze zijn eventueel te vervangen door ¼ – ½ theelepel gewone gedroogde chilivlokken.
In 2016 startte al de trend in groenteland dat alles fris en crispy moet zijn, rauw of ultrakort gegaard. Ook Janneke hing lange tijd het geloof aan dat groenten naarmate ze korter garen, beter smaken. Maar na enige tijd merkte ze: dit leidt tot (ernstige) blikvernauwing. Want het feit dat sperzieboontjes zo charmant zijn wanneer ze nog een beetje knappen tussen je tanden, wil niet zeggen dat ze niet ook heel lekker kunnen zijn wanneer ze door en door gaar zijn. En dat geldt voor meer groentesoorten, vooral als je ze lange tijd op lage temperatuur helemaal door laat garen.
Begin 2021 deed Janneke, in navolging van andere culinair journalisten een duit in het zakje wat betreft trendwatching. Wat zouden de eettrends gaan worden van het tweede coronajaar? Eigenlijk lagen ze beide voor de hand: herwaardering van de horeca én herwaardering van langer de tijd nemen om een maaltijd te koken. Het recept dat ze vervolgens publiceerde had daar niet zozeer mee te maken, maar wel met de door The New York Times voorspelde foodtrend: meer groente!
Caldo verde, groene soep, is een gerecht uit de al even groene, noordelijke Portugese provincie Minho, maar je kunt het gerust de nationale soep van Portugal noemen. Het is heimweesoep, hét gerecht waar ontheemde Portugezen smartelijk naar verlangen wanneer ze aan thuis denken, zo beschrijft Edite Vieira het in haar boek De Portugese Keuken. Oorspronkelijk gemaakt met couve galega, een koolsoort die buiten Portugal nauwelijks verkrijgbaar is, maar de soep smaakt ook prima met boerenkool als hoofdingrediënt.
Toen Janneke bijna tien jaar terug ‘dr. Cook’ uithing, waarbij mensen verzoekjes voor recepten bij haar konden indienen, kreeg ze de vraag naar een vet, zetmeelrijk troostgerecht, mét wat vitamines. Voor avonden na drukke dagen die vragen om snelle vetten en koolhydraten en waarop niets anders voldoet. Janneke kwam met het idee van een klassieke pasta carbonara, waar ze die winterdag boerenkool aan toevoegde.
Heb je je weleens afgevraagd wat ze in Italië eten in de winter? Janneke was nog nooit in een winters Italië, maar heeft wel een vermoeden: dikke soep met kool. Polenta. Macaroni met wildragout. Stevige kost in ieder geval, eten waar je het warm van krijgt. Bereid met producten die het seizoen en de grond bieden, want in Italië eten ze wat er is. Janneke geeft een recept voor precies zo’n gerecht: geroosterd brood met bonen, gestoofde kool en ansjovis. In Italië zouden ze voor zo’n gerecht cavolo nero gebruiken, maar omdat die in Nederland soms nog lastig te verkrijgen is, volstaat boerenkool ook.
Eens zag Janneke de Libanese film Caramel. De titel verwijst naar suikerwax, waarmee de vrouwen in de film zich in een schoonheidssalon regelmatig laten ontharen. En hoewel Janneke toen ze weer eens aan de film terugdacht makkelijk geinspireerd had kunnen raken om een recept met karamel neer te pennen, werd het iets totaal anders: een licht, Libanees voorjaarsgerecht met veel groene bladgroente en krokante uien.
Moeder: „Ik heb een dochter van 13 die heel fel reageert als ze wordt aangespoord iets te doen. Dit is niet in de puberteit ontstaan, ze is al jaren vaak chagrijnig en boos. Ze is gediagnosticeerd met ADHD en heeft onze begeleiding nodig om bijvoorbeeld huiswerk te gaan maken of op tijd op school te komen. Zodra we haar helpen of op iets wijzen, wordt ze kwaad. Ze reageert met stemverheffing, en is brutaal. Wat het ingewikkeld maakt, is dat ze ook angstig is. Sinds de dood van haar opa is ze bang ’s nachts, heeft ze nachtmerries. Ze klampt zich dan echt aan mij vast. Op onze zoon van 11 na, zijn we een temperamentvol gezin. Ik heb zelf als psycholoog mijn korte lontje leren reguleren, maar mijn man kan in een welles-nietesdiscussie verzeild raken. Door haar heftigheid is het vaak niet gezellig bij ons thuis, en dat vind ik verdrietig.”
Naam is bij de redactie bekend. (Deze rubriek is anoniem, omdat moeilijkheden in de opvoeding gevoelig liggen.) Wilt u een dilemma in de opvoeding voorleggen? Stuur uw vraag of reacties naar [email protected]
Eerst luisteren
Annalotte Ossen: „Zo’n felle reactie zegt iets over hoe uw dochter zich voelt. Ga samen met uw partner met haar op een ontspannen moment in gesprek. Vraag haar: ‘Als je zo reageert, wat gebeurt er dan met je?’ Probeer echt naar haar te luisteren, en ga niet ‘fixen’. Kinderen vinden het fijn om echt gehoord te worden, en ruimte te ervaren. Het kan zijn dat jullie aansporingen komen op een moment dat ze al heel veel stress heeft.
„Geef grenzen aan: ‘Jouw reactie is voor ons niet prettig. We willen graag dat je rustiger reageert, hoe kunnen we je daarbij helpen?’ Bespreek welke hulp van jullie voor haar helpend is, en welke niet.
„Dat hoeft niet allemaal in één gesprek te gebeuren, kinderen hebben nadenk- en verwerkingstijd nodig. Kom er af en toe op rustige ogenblikken op terug.
„Wat betekenen die heftige toon en ruzies voor u persoonlijk? Op zich is kibbelen en geruzie namelijk een gezond onderdeel van de ontwikkeling. Hebben de anderen in het gezin daarvan evenveel last als u?
„U kunt dezelfde gesprekken voeren over haar angst. Ga die niet fixen of bagatelliseren, luister, en blijf emotioneel aanwezig.”
Positieve bril opzetten
Kimberley Roerdink: „We weten dat positieve aandacht voor de ontwikkeling van een kind heel belangrijk is. Een kind met ADHD roept snel correcties op. Als je een dag zou turven hoeveel vermaningen ze thuis krijgt, en hoeveel blijken van waardering, is dat waarschijnlijk helemaal uit verhouding. Ze heeft vast het gevoel dat ze de oorzaak is van het gedoe in het gezin.
„Hanteer de vuistregel dat voor iedere negatieve interactie zes positieve momenten van waardering staan. Door de heftigheid rond een tiener denken ouders: ik zeg wel niks meer, en dan zijn dit de momenten die als eerste sneuvelen. Benoem de kleinste dingen: ‘Goed dat je uit bed bent’, ‘Dank voor het opruimen’, ‘Wat goed dat je op tijd bent!’
„Hebben jullie met uw dochter al overlegd wat jullie van haar verwachten? Beperk u tot twee of drie dingen die voor jullie als ouders belangrijk zijn. Bijvoorbeeld dagelijks naar school, en elkaar niet uitschelden. Overleg dat met uw kind: ‘Dit zijn de dingen die we van jou verwachten. Hoe hunnen we je daarbij helpen?’
„Laat haar liefdevol onderuitgaan. Zeker een kind met ADHD moet vaak leren van eigen fouten om ander gedrag te leren. Zij leert niks als u haar steeds uit bed trekt. Laat haar de consequenties voelen in een veilige bedding zonder dat ze veroordeeld wordt. En ja, dat is een hell of a job.”
Annalotte Ossen is als orthopedagoog verbonden aan de praktijk Mevrouw Maan. Kimberley Roerdink is gezinstherapeut en begeleidt ouders in de opvoeding.
Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement.
Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.
Nelli Cooman (60) is een van de snelste Nederlandse atletes ooit. Ze werd twee keer wereldkampioen sprint (60 meter indoor) en deed twee keer mee aan de Olympische Spelen. Haar dochter Ronéll Rosier (24) liep drie jaar geleden háár eerste sprintwedstrijd en werd twee jaar geleden tweede op de Nederlandse Studentenkampioenschappen.
Zo moeder, zo dochter, zou je denken. Maar zo simpel is het niet. Ronéll mocht van haar moeder nooit op atletiek. Alle sporten mocht ze doen, behalve atletiek. Pas op haar negentiende begon ze met hardlopen. Ze deed dat bij Henk Kraaijenhof, de voormalige trainer van haar moeder. Sportjournalist André van Kats beschrijft hun samenwerking in zijn onlangs verschenen boek Het Sprintexperiment.
Nelli Cooman werkt als wijkregisseur in Rotterdam, Ronéll Rosier is bijna afgestudeerd in bewegingswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. We spreken elkaar in een café op het Media Park in Hilversum, waar ze eerder die middag te gast zijn geweest bij een radioprogramma.
Waarom mocht Ronéll van u niet op atletiek?
Nelli: „Mijn atletiektijd had mindere kanten, ik kreeg veel tegenwerking. Geen auto, geen geld, geen trainingskampen. Bij mijn eerste jeugdkampioenschap in Utrecht kwam ik binnen in een kamer vol meiden die al vijf, zes jaar bezig waren. En daar kwam ik, uit het niets tweede van Nederland geworden. Je voelt gewoon dat je er niet bij hoort.”
Ronéll: „Ze wilden ook niet bij jou op de kamer.”
Nelli: „Ik ben heel erg gekwetst. Het verdriet dat ik heb gehad, wilde ik haar niet laten gebeuren. Je gunt je kind alles maar je wilt haar ook beschermen.”
Vond jij het erg dat je niet op atletiek mocht?
Ronéll: „Helemaal niet, ik deed andere sporten. Ik mocht doen wat ik wilde – als ik het maar twee jaar volhield. Ik heb gezwommen. Paardgereden. Op karate gezeten. Tennis. Hockey. Sport was altijd wel een uitlaatklep voor mij. Even lekker relaxen na school.”
Wat betekende atletiek voor je?
Ronéll: „Eigenlijk niet veel.”
Wist je dat je moeder sprintkampioen was geweest?
Ronéll: „In de supermarkt zeiden mensen soms tegen haar: ‘ik heb mijn ogen uitgekeken toen je zo hard liep’. Maar ik stond er nooit echt bij stil. Tot een man me een keer een filmpje liet zien van een race van mijn moeder, een jaar of twaalf was ik toen. Ik moest huilen omdat ik het zo mooi vond. Echt kippenvel van: dat is mijn mama. Zoveel power zat erin, ze ging zo snel.”
Die filmpjes had u haar nooit laten zien?
Nelli: „Nee.”
Ronéll: „Papa ook niet.”
Nelli: „Het was voor mij een afgesloten hoofdstuk. Ik keek er ook niet met plezier op terug.” Lachend: „We hebben haar alleen onze trouwfilms laten zien.”
Wat deed jou besluiten om ook te gaan hardlopen?
Ronéll: „Bij hockey kreeg ik altijd te horen dat ik heel snel was. Toen ik naar Amsterdam ging om te studeren – ik ben opgegroeid in Zeeland – zei ik tegen mijn moeder: jouw trainer woont toch in de buurt van Amsterdam? Ik dacht: ik wil dat hij een keer kijkt of ik echt snel ben. Hij heeft er verstand van.”
Kraaijenhof, al jaren gestopt als atletiektrainer, concludeerde uit tests dat ook Ronéll genetisch in staat is een topsprinter te worden. Ze besloot dat samen met hem te gaan proberen, met als doel dit jaar een medaille op de Olympische Spelen in Parijs.
Ronéll: „Ik mocht van mijn moeder alleen atletiek gaan doen als ik zou trainen met Henk.”
Nelli: „Zijn trainingen zijn niet zomaar trainingen. Hij past zich aan je aan. Ik heb weleens midden in de nacht tegen hem gezegd: Henk, ik voel me goed, ik wil trainen. Zei hij: kom! Geen enkele training van hem heeft mij ooit verveeld.”
U zegt in ‘Het Sprintexperiment’ dat Ronéll misschien te lief is voor topsport.
Nelli: „Laat ik het zo zeggen: ik ben in Rotterdam opgegroeid, in de grote stad. Ik heb een jeugd gehad van knokken voor jezelf, voor jezelf opkomen. Mijn neefje tackelde me toen ik van hem aan het winnen was bij het hardlopen, ik sloeg hem een bloedneus. Zij heeft een meer beschermde jeugd gehad. Ik was te beschermend, vinden sommigen, maar dat interesseert me niet.”
Ronéll: „Zij liet me niet zomaar naar dingen toe gaan. Wat ook wel logisch was. Als we feestjes hadden op een boerenerf moest je door de polder fietsen. Dan zei zij: je gaat niet alleen terug. Je zorgt maar dat er iemand met je meefietst, of ik haal je op.”
En jij hebt nooit iemand een bloedneus geslagen?
Ronéll: „Eén keer, per ongeluk, bij karate. Er lag wel een tand uit.”
Nelli: „Je hebt ook een keer op school iemand een tik gegeven.”
Ronéll: „Op de basisschool ben ik heel lang gepest. In het laatste jaar pakte een meisje mij bij mijn nek. Ik draaide me om en sloeg haar in het gezicht. Echt keihard, zodat ze op de grond viel. Ik zei: nu ben ik er klaar mee. Ik kwam wel met trillende handjes thuis, ik was echt geschrokken van mezelf.”
Op wat voor manier werd je gepest?
Ronéll: „Het was vaak: je mag niet meespelen want je bent bruin. En: je bent een kind van de duivel. Dat kwam dan van de zoon van de dominee. Het was Zeeland, mensen zijn zwaar gereformeerd. Ik heb zelfs een keer aan mama gevraagd: waarom ben je eigenlijk bruin? Kon je niet blank zijn?”
Dat klinkt niet als een prettige plaats om te wonen.
Nelli: „Zeeland is mooi. We wonen op een gouden plekje. We hebben zulke leuke mensen in de buurt.”
Ronéll: „Onze buurvrouw is ook zwaar gereformeerd, maar wij gaan goed met elkaar om. Zelf zijn we ook van de kerk, maar van een andere kerk. Ik zeg altijd: hoe jij het praktiseert is jouw ding, hoe ik het praktiseer is mijn ding. Maar we geloven in een en dezelfde God en ik heb jou ook lief.”
Hoe vond je atletiek toen je er eenmaal mee begon?
Ronéll: „Ik moest echt wennen. Bij hockey doe je met z’n allen een warming-up, je staat daar met z’n elven. Bij atletiek ben je een einzelgänger. Je staat op de baan en denkt: shit, nu moet ik het alleen doen. Maar ik kreeg snel de smaak te pakken.”
Had je er achteraf eerder mee willen beginnen?
Ronéll: „Daar heb ik over na zitten denken. Dan had ik nooit mijn studie afgerond en nu niet een eigen bedrijf gehad.” (Ze verkoopt een voedingssupplement)
Is dat je meer waard?
Ronéll: „Niet per se. Maar de studie is misschien wel mijn springplank geweest. Ik heb zoveel geleerd over gezondheid, over bewegen, over het menselijk lichaam. Dan kan ik supergoed gebruiken in mijn sport.”
Haar persoonlijk record op de 60 meter is 7,78 seconden, dat is 0,78 seconden boven de toptijd van haar moeder.
Is het je doel om harder te lopen dan je moeder?
Ronéll: „Het zou natuurlijk mooi zijn. Dan ben ik niet meer ‘dochter van’ maar is zij ‘moeder van’. Maar ik heb mijn eigen doelen. Ik blijk bijvoorbeeld goed te zijn op de 200 meter. Mijn moeder was dat helemaal niet.”
Nelli: „O nee, dan ga ik tien keer dood. Als ik haar zie lopen, denk ik: ze doet het zo makkelijk vergeleken bij mij. Pats pats pats.” Ze geeft tikjes op tafel. „Het kost haar geen moeite. En ik was bom bom bom.”
Ronéll: „Ik loop misschien wat efficiënter. Henk zegt altijd: jij loopt als een hinde.”
Nelli: „Ik loop als een… nou niet als een olifant, wel als een cheetah.”
Ronéll: „Bij mama was de start volle bak power.”
Nelli: „Maar daarna was de benzine op.”
Ronéll: „Ik merk wel dat ik soms bang ben om op de voorgrond te treden. In trainingen loop ik harder dan in wedstrijden. Er is een soort onbewuste rem om goed te zijn. Daarom is het ook strijden tegen mezelf.”
Nelli: „Die rem had ik niet. Ik wilde de beste zijn, daar moest alles voor wijken. Op de atletiekbaan dan, niet daarbuiten.”
Met zijn trainingen probeert Henk Kraaijenhof haar weerbaarder te maken, zegt Ronéll. Hij laat haar in bomen klimmen, kickboksen, ze heeft zelfs een dag meegetraind met de Dienst Speciale Interventies. „Ik moest boksen, freeclimben, een kamer binnenlopen met een pistool in mijn handen. Er stond iemand tegenover me en ik mocht pas schieten als diegene zijn wapen pakte. En dan gaan zij kijken: schiet ze? Of bevriest ze?”
En?
„Ik schoot. Als het een echte kogel was geweest, was hij dood geweest.”
Nelli lacht. „Dát moet je inzetten in de atletiek.”
Waarom heb je op zo’n oefendag wel die killermentaliteit?
Ronéll: „Het is ook een man-vrouwding. Als ik in zo’n kazerne ben, denk ik: ik ga niet onderdoen voor die mannen. Hetzelfde als ik hardloop tegen mannen. Zo, ik ga even jouw ego krenken, denk ik dan. Ik zie hoeveel moeite ze doen om me voor te blijven. Dan zie ik ze verkrampen en denk: nu heb ik je. Dat soort gedachten heb ik nog niet genoeg als ik tegen vrouwen loop.”
Hebben de negatieve ervaringen van je moeder invloed op je gehad?
Ronéll: „Dat zij dat heeft meegemaakt, wil niet zeggen dat ik het ook mee moet maken. Daar heb ik me altijd aan vastgehouden.”
Nelli: „Achteraf gezien projecteerde ik op haar wat negatief was geweest voor mij. Dat is menselijk, hè. Je denkt dat je er goed aan doet. Nu heeft ze zelf ervaren hoe het is. En nu heeft ze mijn zegen.”
Ronell, droogjes: „Dank u.”
Wat heeft uw topsportcarrière u uiteindelijk gebracht?
NellI: „Dat ik nog steeds herkend word. Het klinkt misschien gek, maar ik realiseer me nu pas wat die zeven seconden gedaan hebben. Eerder dacht ik: zeven seconden, lekker boeien.”
Hoe zou u ze nu omschrijven?
Nelli: „Grandioos. Grandioos.”
Voor wie?
Nelli: „Voor mezelf. Maar ook voor het team van mij en Henk. Je doet het samen. Samen huilen, samen lachen, samen vieren. Dat hebben wij gedaan.”
Ronéll Rosier haalde geen medaille op de Olympische Spelen in Parijs. Het lukte haar zelfs niet om deel te nemen.
Is het sprintexperiment mislukt?
Beiden: „Nee, nee.”
Ronéll: „In mijn ogen is het nu pas begonnen. Ik heb net mijn studie afgerond. Nu pas kan ik me volledig concentreren op mijn sport.”
Nelli: „Het gaat door zolang ze bepaalde doelen voor ogen heeft.”
Ronéll: „Je verliest van jezelf of je wint van jezelf. Ik ben van plan om te winnen van mezelf. En wat de uitkomst ook is: als ik twee dagen alleen op een kamer kan zitten en ik ben nog steeds blij met mezelf, dan heb ik gewonnen.”
Op een grasveld in Beesd staat student Daan van Heumen (22) een gele Golf te bewonderen. Hij heeft nog geen auto, maar deze zou zijn bucketlist kunnen halen. „Een icoon in de autowereld”, vindt hij.
De Golf. Vijftig jaar in productie, nog steeds begeerd door jonge automobilisten. Dan ben je cultuurgeschiedenis. En daar hoort een feestje bij. Ter gelegenheid van zijn gouden jubileum heeft Volkswagen-importeur Pon een vloot Golfjes van oud tot nieuw afgevaardigd naar het auto-evenement Wheels Mariënwaerdt op het gelijknamige landgoed nabij Beesd.
Het spectrum is zo divers als het Golfpubliek. Er staan simpele, spartaans ingerichte Golfjes voor gewone burgers. Maar ook een nieuwe plug-inhybride Golf en de 270 kilometer per uur snelle 333 Limited Edition met vier uitlaatpijpen, een ruig cadeau voor de sportieve automobilist die VW sinds de eerste Golf GTI van 1976 aan zich wist te binden.
De Golf is nu eenmaal veel tegelijk. Hij was de opvolger van de Kever. Hij legde de grondslag voor een genre. Het C-segment, het officiële label voor de hatchbacks in de kleine middenklasse, wordt in de autowereld meestal aangeduid als Golf-klasse. Alle soortgenoten van Opel Kadett tot Ford Focus traden in zijn voetsporen. De Golf zou vaker geschiedenis schrijven, hoewel hij nooit baanbrekend was. Veel innovaties die VW zijn toegeschreven, waren door anderen bedacht, maar door de populariteit van de Golf kregen ze momentum. Zijn biografie is voor altijd verbonden met twee mijlpalen; de snelle hatchback en de snelle diesel.
Luidruchtig maar bliksemsnel
Met de GTI populariseerde Volkswagen de hot hatch, de betaalbare hatchback met de prestaties van een sportwagen, al bouwden Alfa Romeo, Ford en Simca eerder snelle auto’s voor bescheiden prijzen. De eerste GTI had met 110 pk het vermogen van de huidige instap-Golf, maar door zijn lage gewicht van iets meer dan 800 kilo haalde je er een voor de tijd spectaculaire topsnelheid van 180 mee. De GTI is er nog steeds. Prestaties en prijzen demonstreren de evolutie van zijn genre. De duurste, met inmiddels 333 pk, kost nu 82.000 euro.
Dan de diesels. De Golf was in 1976 niet de eerste kleine auto met een dieselmotor – Peugeot was eerder. Maar de eerste Golf-diesel werd voor de spaarder wat de GTI voor sportieve automobilisten was, een voor die tijd aantrekkelijke combinatie van betaalbaar en vlot met een nu aandoenlijke 50 pk. Later kwam er een turbodiesel met meer vermogen, maar echt opwindend werd dieselrijden voor de Golf-gemeente pas in 1991 met de direct ingespoten turbodiesel, de TDI. De wederom niet door VW maar door Fiat uitgevonden techniek liet diesels extreem zuinig rijden maar presteren als een benzinemotor. De TDI debuteerde met 90 en 110 pk in de Golf III, die ook de eerste Golf met zescilinder werd. De rij-ervaring was verbluffend, luidruchtig maar bliksemsnel bij een verbruik van 1 op 20, een GTI met veel meer trekkracht. De brave, volkse Golf werd steeds meer een hebbeding, waardoor ook kopers met hogere budgetten in zijn ban werden geslagen. Hij verbreedde zijn bereik zonder zijn bescheiden inborst te verloochenen. Je kon hem krijgen zoals je hem hebben wilde.
Angela Merkel
De belangstelling voor de Golf-expo op Mariënwaerdt is zo levendig als de verhalen van bezoekers. De motivatie van hun Golf-liefde is verregaand eensluidend. De eenvoud. De vertrouwdheid. Het design, hoekig en simpel. De omgangsvriendelijkheid. Als ex-Golfrijder en kleinzoon van een Golf rijdende grootvader herken ik het Golf-gevoel op meerdere fronten. Ik herken, ten eerste, wat Golf-rijders zeggen over de omgangsvormen van de auto. Een Golf rijdt altijd makkelijk. Simpele bediening, soepele versnellingsbak, voorspelbaar rijgedrag, saai maar degelijk. Het clubgevoel herken ik ook. Het bindt de Golf-rijder, ook als hij Golf-meetings mijdt, op een hoger niveau van saamhorigheid tot tijdloze gemeenschap van gelijkgestemden. De brede aantrekkingskracht van de Golf op mensen uit alle geledingen van de samenleving heeft iets geheimzinnigs. Waar een concurrent als de Opel Kadett toch altijd meer voor de gewone man was, kwam je in de Golf van laag tot hoog en jong tot oud alle rangen en standen tegen. De beroemdste Golf-rijdster? Angela Merkel. Wereldberoemd maar doodgewoon gebleven, krek haar auto.
De Golf is de partij van de zelfbeheersing, en misschien is dat wat hem al 50 jaar uniek maakt
Zo werd de Golf het universeel representatieve, klasseloze vervoermiddel voor mensen die hun levensstijl welvaartspeil niet van de daken schreeuwen. Je kocht de zekerheid waarvoor een beroemde reclameslogan van Volkswagen exact de juiste woorden had: ‘Da weiss man, was man hat’. De Golf is de partij van de zelfbeheersing, en misschien is dat het wat hem al vijftig jaar uniek maakt. Je kon hem kopen met een simpele viercilinder met 60 of als V6 met 204 of 250 pk en vierwielaandrijving, als vertegenwoordigersdiesel of discrete yuppenbak, in een spartaanse basisversie of als GTi met sportstoelen en een golfbal als pookknop. Ook daar stapten de meest uiteenlopende types in, van young executives tot petjes die hun spaarpot leegden voor hun jongensdroom. En ze zagen er vanbuiten bijna net zo keurig uit als minder vurige Golfs voor kleinere beurzen. In een Golf leek iedereen gelijk.
Reddende engel
Daaraan dankt hij het positieve aura dat hem wellicht nog populairder maakte. Behalve voor de concurrentie is de Golf altijd voor iedereen goed nieuws geweest. In 1974 was hij de reddende engel van VW, dat net als nu toen in zwaar weer verkeerde. Het had te lang geteerd op het succes van de Kever, die decennia na zijn komst in 1948 uitstekend bleef verkopen, waardoor de in 1968 overleden VW-baas Heinrich Nordhoff dacht dat hij niks nieuws hoefde te verzinnen. Alle nieuwe VW’s na de Kever, van de VW-bus tot de 1500, volgden tot diep in de jaren zestig het snel verouderende Kever-recept van een simpel platform met achterwielaandrijving en de luchtgekoelde boxermotor achterin, terwijl de autowereld innoveerde. De Italianen stelden rond 1970 nieuwe normen met moderne voorwielaangedreven auto’s als de Fiat 128 en 127. Dus ging het roer om. Radicaal.
De Golf was een nieuwe wereld voor VW en het VW-publiek. Een voorwielaangedreven hatchback met een watergekoelde, dwarsgeplaatste motor en een zeker voor die tijd hypermodern, strak ontwerp van de Italiaan Giorgetto Giugiaro. Het succes was onmiddellijk en spectaculair. Het miljoenste exemplaar rolde binnen drie jaar van de band. Zoals zijn bolronde voorganger werd hij zijn eigen genre. Net als van een Kever hoef je er van een Golf niet bij te zeggen dat het een VW is. Hij was zichzelf en bleef dat, hoewel het huidige model, de achtste generatie, een compleet andere diersoort is. De Golf van 2024 is 58 centimeter langer, 18 centimeter breder, 8 centimeter hoger en afhankelijk van de uitvoering 500 tot 900 kilo zwaarder dan de nietige Golf I met zijn parkeervriendelijke lengte van drie meter zeventig. Zo populair als vroeger is hij ook niet meer, hoewel er inmiddels ruim 35 miljoen zijn gebouwd. De consument heeft veel meer keus dan vijftig jaar geleden. Voor de stevige prijs van een beetje opgetuigde Golf heb je ook een Tesla Model of een elektrische Kia Niro. Verder wonnen suv’s en crossover-modellen terrein, ook bij Volkswagen. Toch was de Golf over heel 2023 weer de bestverkochte auto van Duitsland. Nog altijd vertegenwoordigt hij taai dat burgerlijke ideaal van publieke discretie.
Degelijkheid mocht wat kosten en hedonisme moest in de seventies nog worden uitgevonden
Wel een vrij duur ideaal. De goedkoopste Golf kost nu 35.000 euro. Anderzijds; een koopje was hij nooit. In 1980 kostte het goedkoopste Golfje omgerekend 7.500 euro. Bij Fiat of Toyota kreeg je meer voor minder. Dat hield de doelgroepen van Volkswagens niet tegen. Degelijkheid mocht wat kosten en hedonisme moest in de seventies nog worden uitgevonden. Je betaalde voor het gemeenschapsgevoel. Wij, de weldenkenden.
Ik spreek uit ervaring. Ik heb twee Golfs gehad. Daarna hoorde ik erbij. Niet érgens bij. Overál bij. Een BMW kon argwaan oproepen, een Kadett medelijden. Met een Golf, ook een dure, kon je je overal vertonen. Je ging weldadig anoniem door het leven. Je reed wat iedereen reed. Je kocht altijd het perfecte gemiddelde van zin- en waardevolle eigenschappen. Je Golfje lokte geen sociale rancune uit. Het was betrekkelijk betrouwbaar. Je voelde je geen patser. Je was een degelijk mens. Je speelde niet met vuur. De Golfrijder past op zijn tellen, altijd en overal. In een Amerikaanse Golf-commercial – de auto heette daar Rabbit trouwens – laadt een jonge ondernemer zijn oude Rabbit in, of uit. Twee oude mannen kijken toe vanuit het koffiehuis. Die gaat het ver schoppen, zegt de een. Nee, zegt de ander met een blik op de auto; hij neemt geen risico.
Het is waar. Al schuurt die boodschap komisch met de zegetocht van de auto. Want de ironie is dat de Golf zo ver kwam door nooit risico’s te nemen. Hij is net als die ruim 35 miljoen kopers. Hij past zich aan, maar doet geen gekke dingen, en in de kern verandert hij nooit. Wat een geruststelling. Da weiss man, was man hat.