N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hoorn van Afrika
De euforie was groot toen vooral jonge Soedanezen in 2019 in een volksopstand president Omar al-Bashir wisten af te zetten. Zo’n dertig jaar lang had Bashir met ijzeren hand over het zwakke hart van Oost-Afrika geregeerd. Natuurlijk zou de overgang naar democratie lastig zijn. Maar dat twee concurrerende regeringslegers, elk met eigen leiding, de opstand destijds hielpen mogelijk te maken was ondanks de hoopvolle sfeer een accident waiting to happen.
Al na twee jaar kaapten de twee militaire groepen de Soedanese revolutie door het overgangsbewind van burgers en leger omver te werpen. Nu staan de eerder samenwerkende partijen lijnrecht tegenover elkaar in een hevige strijd om macht die ongewisse gevolgen heeft voor Soedan zelf en voor de regio als geheel. De rol op de achtergrond van Golfstaten, Egypte en Rusland laat andermaal zien hoe de geopolitieke orde van de laatste decennia op drift is geraakt.
Soedan heeft veel binnenlandse gewapende conflicten gekend, maar slechts zelden bereikte het geweld ook hoofdstad Khartoem. Nu wel. De inwoners ontwaakten zaterdagochtend met het geluid van geweervuur, inslaande mortieren en overscherende gevechtsvliegtuigen. In korte tijd vielen tientallen doden, inmiddels zijn al zo’n 200 mensen om het leven gekomen. Het dagelijks leven kwam voor veel burgers subiet tot stilstand. Stroom viel uit, water kwam niet meer uit de kraan.
De situatie op straat is volgens ooggetuigen zo gevaarlijk dat mensen nauwelijks in de gelegenheid zijn om eerste levensbehoeften te kopen. En beloftes om tot een humanitair staakt-het-vuren te komen, zijn tot nu toe schandalig snel geschonden. In een toch al kwetsbaar land dreigt een humanitaire ramp, waarschuwen de Verenigde Naties. Dat de gevechten zich over de rest van Soedan verspreiden is meer dan zorgelijk.
Lees ook: Buitenlandse steun en geld wakkeren de machtsstrijd in Soedan aan
De kemphanen die de strijd aanwakkeren, zijn aan de ene kant Abdel-Fattah al-Burhan van het nationale leger (en tot nu de de facto leider van Soedan), en aan de andere kant Mohamed Hamdan Dagalo, alias Hemedti, van de zogenoemde Rapid Support Forces (RSF). Dat is een groep die is voortgekomen uit de Arabische Janjaweed-milities te paard die bijna twintig jaar geleden in de westelijke Darfur-regio samen met regeringstroepen huishielden tegen opstandelingen van Afrikaanse afkomst en vooral ook heel veel burgerslachtoffers maakten. De RSF is in een poging tot verdeel-en-heers nog door Bashir deel gemaakt van de nationale strijdkrachten, zonder dat de strijders daadwerkelijk geïntegreerd werden. Bij door de Amerikanen gefaciliteerde besprekingen over een nieuw overgangsregime was onlangs afgesproken dat dit in tien jaar zou gebeuren, terwijl Burhan vindt dat dit al in twee jaar klaar moet zijn.
Het conflict gaat niet alleen om politieke macht en de erfenis van Bashir, maar ook om economische. Hemedti (een „crimineel”, volgens Burhan) is eigenaar van een goudmijn in Darfur en hij heeft banden met het mijnbedrijf dat onder controle staat van de overal in Afrika opduikende Russische paramilitaire Wagnergroep. Hemedti krijgt vooral steun uit de Verenigde Arabische Emiraten, Burhan van buurland Egypte en Saoedi-Arabië.
Geen van al die betrokken landen heeft belang bij een nieuwe vernietigende burgeroorlog in Soedan. Juist ook diplomaten uit nieuwe machtscentra zouden, voor zover ze invloed hebben, alles op alles moeten zetten om te voorkomen dat dit potentieel explosieve conflict verder uit de hand loopt en overslaat op de regio. Dat de opstand in 2019 direct tot democratie zou leiden was wellicht een naïeve gedachte. Maar de toch al zo geplaagde Soedanezen verdienen beter dan oorlog en geweld.