Zelfvertrouwen kweken. Karakter kweken. Daar gaat het om bij kickboksen

„Okeeee iedereen ready?” De trainer op blote voeten kijkt zijn pupillen in de dojo streng aan. „Hoeken, trappen, alles mag. Is-dat-duidelijk?”

„Ush!” klinkt uit alle kelen tegelijk.

Osu, is het eigenlijke woord, uit te spreken als ‘ush’. Een samenstelling van de Japanse karakters voor ‘duwen’ en ‘verdragen’, verwijzend naar doorzettingsvermogen. Persoonlijkheid. Discipline. De innerlijke kracht die je nodig hebt om, nadat je op conditie en techniek de eerste rondes in een kickbokswedstrijd bent doorgekomen, de derde en slopende finaleronde op je tandvlees te beslissen.

‘Ush’ is ook de kreet die uitdrukt dat je de instructie van de trainer hebt begrepen. In elke training komt het woord voortdurend voorbij. Tien jaar geleden, toen Frank van Gemert, criminoloog aan de Vrije Universiteit, op 56-jarige leeftijd begon met kickboksen, toen al de ‘opa’ van de groep, klonk het woord nog vooral uit de kelen van portiers, bouwvakkers, taxichauffeurs. Er hing op de kickboksschool waar hij destijds trainde zelfs nog een vleugje oude penoze. Want waarom was Rik de trainer plots een tijdje van de radar? Smoezen over je sensei (meester) is in deze wereld not done, maar in de kleedkamer ving hij toch wel flarden op van ‘België’, ‘geschoten’, ‘politie’.

En kijk nu eens met wie hij op deze doordeweekse avond in El Otmani Gym, een sportschool in Amsterdam-Slotervaart, samen ‘ush’ scandeert. Een it’er, een expat uit India, een imam uit Frankrijk, studenten uit Rusland en de VS, een alleenstaande Nederlands-Marokkaanse moeder die ermee begon toen haar puberzoon wat zelfstandiger werd en ze dacht: nu kies ik voor mezelf.

Kickboksen, ooit een groezelig wereldje vol duistere figuren, is salonfähig geworden. Tienduizenden Nederlanders beoefenen de sport. Onder hen koningin Máxima, schijnt.

Van Gemert deed onderzoek naar de maatschappelijke betekenis van de vechtsport en het boek dat hij erover schreef, Kickboksen; Een roerige Geschiedenis, verscheen deze week toevallig precies op een historisch moment in de ontwikkeling van de sport. Maandag heeft sportkoepel NOC-NSF tijdens een Algemene Vergadering ingestemd met toetreding van de Nederlandse Vechtsportbond (NVB) als lid. Daarmee krijgt kickboksen, de wereld van Rico Verhoeven en Badr Hari, voor het eerst in Nederland erkenning als topsport en zal het zich verder kunnen professionaliseren. Met overheidssteun, een talentenprogramma en een heus Nederlands Kampioenschap, misschien zelfs wel uitgezonden bij NOS Studio Sport. Daarmee heeft kickboksen nu dezelfde status als voetbal, tennis, badminton en roeien.

Meer dan een sportschool

„Ben je nog steeds hier?”

„Ja man, ik wacht nog effe.”

Terwijl op de eerste verdieping de onderzoeker en zijn trainingsmaten worden aangepakt, hangt beneden een stel jongeren in het halletje. Sporttassen op tafel, AA-drink binnen handbereik. Ze hebben net hun training achter de rug en praten wat na. Twee kijken een kickbokswedstrijd op een scherm, anderen staan buiten tegen de voorgevel geleund.

De belangrijkste ruimte van El Otmani Gym in Slotervaart is misschien niet de dojo boven met zijn scherpe zweetlucht, maar deze hal met enkele tafels, stoelen, een bar en een tv. Dit is de plek waar ouders op woensdagmiddag zitten te wachten tot hun kind klaar is met trainen alsof het zwemles betreft. Waar kinderen huiswerkbegeleiding krijgen en met het WK Voetbal de ruimte bómvol stond toen Marokko speelde. Dit is de plek waar jongeren gerust tot één uur ’s nachts kunnen blijven hangen en waar de wijkagent nog wel eens een kopje koffie drinkt om te horen wat er speelt. De plaats ook waar laatst een fundraising werd georganiseerd voor Nourdin el Otmani, de voormalig kickbokskampioen en oprichter van de sportschool. Hij heeft een hersentumor en hoopt op een kostbare behandeling in Amerika.

Langs de kant wachten vechters op de volgende training.
Foto Simon Lenskens

El Otmani Gym, gevestigd in een voormalige garage, is méér dan een sportschool. Er zijn projecten met scholen, werkgevers, reclassering en er worden buurtbijeenkomsten gehouden. De gym telt ruim zeshonderd leden en sommige buurtbewoners zijn er dagelijks te vinden. Groep na groep, avond na avond; het is hier nooit stil.

Langs de kant wijst Yassin Oulad ou Mar (31), het manusje-van-alles, op de kleur van de shirts waarmee de jeugd traint. Ze beginnen als groentje, letterlijk. Dan rood, dan blauw, dan goud. „Pas met goud mag je aan wedstrijden deelnemen.” En zelfs al ben je „de Messi van het kickboksen”, je komt geen stap verder als je niet óók op school je best doet en op tijd komt en discipline toont. „Laat ’m nog geen wedstrijden doen hoor, zei een vader laatst over zijn eigen zoon tegen Oulad ou Mar. Die jongen deed niets op school. Maar drie maanden later tikte ’ie me op de schouders met z’n grote broer erbij. Hij liet me z’n rapport zien: allemaal achten en negens. Nu heeft ‘ie een gouden shirt.”

Komt Nourdin el Otmani binnen, de grote roerganger, dan is iedereen muisstil. En als hij dan een peptalk geeft – ‘jullie kunnen het bést’- zie je kinderen na afloop glunderen, zegt Oulad ou Mar. „Zelfvertrouwen kweken. Karakter kweken. Daar gaat het om.” Luisteren ze thuis ook beter naar hun ouders. En put je ze flink uit, dan hebben ze ook geen zin meer om op straat rotzooi te trappen.

De kickboksschool als opleidingscentrum met Bildungsideaal. Lang niet overal hebben deze gyms zo’n functie, maar je vindt vergelijkbare voorbeelden in onder meer Alkmaar, Den Haag, Utrecht en Amsterdam-Oost. Vooral onder de Nederlands-Marokkaanse jeugd is de sport populair. Omdat ze er kansen zien en – anders dan bij voetbal – naar hun gevoel niet worden afgerekend op hun afkomst. Maar ze krijgen er tegelijkertijd te horen dat het succes in de ring relatief is, tekent Frank van Gemert op in zijn boek. „Ze zullen zich ook moeten richten op wat er daarbuiten gebeurt.”

Scene van vechters

En dan te bedenken dat kickboksers tientallen jaren werden beschouwd als „gajes”, types waar je „ver vandaan” moest blijven. Van Gemert sprak voor zijn onderzoek beoefenaars van het eerste uur die vertellen hoe ‘kickboxing’, een uit Japan overgewaaide full contact sport met low kicks, bij de introductie in Nederland midden jaren zeventig eigenlijk niet als sport werd beschouwd. Karate en judo, dat waren de gerespecteerde vechtsporten en kickboksen was toch meer ‘vechten’.

Effectief, dat wel. Vandaar dat het geharde jongens uit het Amsterdamse straatleven trok. In een paar gyms ontwikkelde zich een scene van vechters die hun sportieve loopbaan combineerden met een baan als portier. Ze hielden aan de deur van nachtclubs en cafés de drugshandel onder controle en bekleedden zo een strategische positie „aan de rand van de onderwereld”.

Aan de trainingen bij El Otmani Gym doen zowel mannen als vrouwen mee. Ze sparren in duo’s op de zwarte matten in de dojo.

Foto’s: Simon Lenskens

En geregeld eroverheen, schrijft Van Gemert. Want de lijst die hij bijhield van kickboksers met wie het niet goed afliep, is lang. Meer dan twintig namen. Meest bekende voorbeeld is André Brilleman, lijfwacht van drugsbaron Klaas Bruinsma, die in 1985 werd teruggevonden in een vat cement in de Waal.

Intussen nam mede door het internationaal succes van de Nederlandse vechters de populariteit van de sport alleen maar toe. Vanaf 1999 werden overal – tot in de Amsterdam Arena – kickboksgala’s georganiseerd. „Netwerkbijeenkomsten van de onderwereld”, werden ze door oud-burgemeester van Amsterdam Eberhard van der Laan genoemd, vanwege de agressieve sfeer die er vaak hing. Hij verbood de gala’s in 2010 in zijn eigen stad en na vechtpartijen in Hoorn (2011) en Zijtaart (2012), waarbij werd geschoten en een dode viel, werd duidelijk dat in het kickbokswereldje iets veranderen moest. Maar hoe?

Bij de pupillen komt er nu soms een jeugdlid niet opdagen omdat-ie te druk is met zijn vwo-diploma

Van de scene in Nederland zelf viel weinig te verwachten: die telde negen bonden, negen kampioenen, negen eigenwijze clubjes. Daarom greep de landelijke overheid in. Kickboksgala’s – in veel gemeenten tot voor kort verboden – mochten in het land alleen worden georganiseerd bij strenge toegangscontroles en een alcoholverbod. Kickboksscholen moesten aan voorwaarden voldoen om een vergunning te krijgen en ook werd in 2017 een toezichthouder geïnstalleerd, de Nederlandse Vechtsportautoriteit. Die heeft voor elkaar gekregen dat sinds januari dit jaar de negen bonden zijn opgegaan in één Nederlandse Vechtsportbond (NVB) en is aanjager van de erkenning door het NOC-NSF.

Of daarmee de sport helemaal gezuiverd is van alle agressie? Kickboksen bevindt zich nog altijd in een wonderlijke spagaat, tekent Van Gemert op. Wedstrijden worden op betaalde streamingdiensten miljoenen keren bekeken en animositeit verkoopt beter dan veiligheid. Glory, de grootste wedstrijdorganisator, pookt vetes tussen vechters graag wat op met affiches als ‘bad blood’ en ‘unfinished business’ en over ontsporingen binnen de ring, zoals toen Rico Verhoeven laatst bijna een trap kreeg van Jamal Ben Saddik, de begeleider van zijn tegenstander, wordt maanden nagepraat. Een wedstrijd van drie keer drie minuten heeft een verháál nodig.

‘Allemaal wat softer nu’

„Zo, dat zit erop”, zegt Frank van Gemert terwijl hij in het halletje van El Otmani Gym zijn bitje uit doet. „Wist je dat Nourdin el Otmani hier ook jongeren van de Mondriaan-groep aan het trainen heeft gekregen? Dat was een beruchte criminele groep uit Slotervaart.” Dat was tien jaar terug en zulke types ziet hij hier in de gym amper nog rondlopen.

Amsterdam-Slotervaart is van oudsher een wijk met bovengemiddeld veel sociale en economische problemen, maar ook in de El Otmani Gym zien ze de tijden veranderen. Bij de pupillen spreken ouders tegenwoordig prima Nederlands en als er een jeugdlid niet komt opdagen op de training is dat soms ook omdat-ie te druk is met zijn vwo-diploma.

„Het is allemaal wat softer nu”, zegt Sergio, een 28-jarige jeugdtrainer, tevens klasse A-vechter (hoogste niveau). Hij pakt een Capri-Sun vanachter de bar en gaat breeduit zitten. „Weet je, die hardheid, de discipline. Dat heeft mij wel geholpen. Ik kom zelf uit een harde omgeving, en dat was gewoon knókken. Op straat, thuis ook. De helft van mijn vrienden is dood, de andere helft zit vast.”

Zelf is Sergio op 11-jarige leeftijd begonnen met kickboksen. Het bracht hem „iets om naar uit te kijken”. Maar de verschillen met de nieuwe generatie zijn best groot. „In mijn tijd was het veel harder. Praten tijdens de les was een no go. Al zei je maar drie woorden: je kreeg gelijk klappen van de trainer en werd naar huis gestuurd. En dan waren ze thuis blij dat je zo was aangepakt. Maar als ik dat nu zou doen bij mijn pupillen…” Lachend: „Ik krijg gelijk die ouders op m’n dak”.

El Otmani Gym.
Foto Simon Lenskens