De nationalistische spanningen onder Balkanlanden, een overblijfsel van de Joegoslavië-oorlog, zijn ook niet van het EK in Duitsland weg te houden. Bij de Europese voetbalbond UEFA regent het vanuit verschillende voetballanden klachten vanwege politieke uitingen en wangedrag van fans.
Zo zouden de Kroatische en Albanese fans woensdagavond gezamenlijk haatdragende teksten hebben gezongen over Servië tijdens hun onderlinge duel (2-2) in Hamburg. De Servische bond eist dat het gezang — met de tekst „dood, dood, dood de Serviër” — stevig door de UEFA worden aangepakt. De Servische voetbalbond zinspeelde donderdag bij monde van de secretaris-generaal zelfs op een vrijwillige aftocht van het Servische nationale team indien de klacht die de bond bij de UEFA indiende geen vervolg krijgt.
Woensdag al legde de UEFA de Albanese en Servische voetbalbonden elk een boete van 10.700 euro op voor de spandoeken van hun fans, waarop nationalistische kaarten stonden afgebeeld. Zo ontrolden Albanese supporters zaterdag tijdens het verloren duel (2-1) met Italië in Dortmund een spandoek met een ‘uitgebreide’ Albanese landkaart. Ook Servische fans maakten een spandoek zichtbaar met daarop het grondgebied van Kosovo — waarvan de onafhankelijkheid internationaal erkend is — met de slogan ‘No Surrender’ tijdens de wedstrijd tegen Engeland (1-0 verlies) in Gelsenkirchen. De Europese voetbalbond spreekt van „provocerende boodschappen die niet geschikt zijn voor een sportevenement” en houdt de nationale voetbalbonden verantwoordelijk voor het gedrag van hun fans.
Daarnaast trok de UEFA de media-accreditatie van de Kosovaarse journalist Arlind Sadiku in, nadat hij in Gelsenkirchen de de zogeheten ‘adelaarsgroet’ maakte richting Servische fans. Het nationalistische symbool — de dubbelkoppige adelaar staat ook afgebeeld op de Albanese vlag — kan als provocerend worden gezien vanwege het slepende vijandschap met Servië. Het land erkent de onafhankelijkheid van Kosovo, dat voor 93 procent uit Etnische Albanezen bestaat, niet. Ook op het WK van 2018 in Rusland legde de FIFA de Zwitserse voetballers Xherdan Shaqiri en Granit Xhaka, die een Kosovaarse achtergrond delen, een boete op voor dezelfde nationalistische uiting.
‘Kosovo is het hart van Servië’ De UEFA opende daarnaast ook een afzonderlijk onderzoek naar vermeende discriminatie door Servische fans, na een formele klacht van de Kosovaarse voetbalbond. Volgens de Kosovaarse journalist Sadiku, die de afgelopen dagen doodsbedreigingen ontving via sociale media, klonk vanuit het Servische vak onder meer de leuze „Kosovo je srce Srbije” („Kosovo is het hart van Servië”).
Ook ander wangedrag van supportersgroepen werd bestraft. Zo liep de boete van de Albanese federatie op tot een totaal bedrag van 27.375 euro, vanwege onder meer het afsteken van vuurpijlen en vuurwerk, het gooien van bierbekers en het betreden van het veld door fans. Die van Servië bleef beperkt tot een bijkomende geldsom van 4.500 euro, bovenop de 10.000 euro vanwege de spandoeken, voor het gooien van bierbekers.
Het is druk in de Lange Elisabethstraat. Studenten zijn op weg naar de universiteit, een man wurmt zich met zijn BMW langs een hoogwerker. Gehaast komt wethouder Eelco Eerenberg (Ruimtelijke Ontwikkeling, D66) aangefietst, met voorop een kinderzitje met Nijntje-knuffel. Hij verontschuldigt zich voor zijn vertraging. Er moest nog een kind naar de sportdag worden gebracht.
Utrecht wil bouwen – móet bouwen. De stad verwacht tussen 2024 en 2040 te groeien van 374.000 naar 450.000 inwoners. In het Utrecht van de toekomst moet iedere inwoner binnen tien minuten wonen van winkels en voorzieningen als een huisarts of school. Maar hoe zet je tienduizenden extra woningen snel neer, zonder over tien of twintig jaar spijt te hebben van wat er allemaal is gebouwd, en waar? Een stad vol blokkendozen en andere ‘lelijke’ functionele architectuur, dat is het doembeeld van de gemeente.
Nu ligt er een stedenbouwkundige visie, waarin de gemeente vastlegt aan welke voorwaarden nieuwe gebouwen en grootschalige renovaties moeten voldoen. Stedenbouwkundige bij de gemeente Utrecht Sanneke van Wijk en wethouder Eerenberg laten deze ochtend – op de fiets – plekken in de stad zien die in het verleden goed, of juist minder goed zijn gelukt. Te beginnen in de Lange Elisabethstraat.
LOCATIE 1Herenmodezaak Broekman
Boven herenmodezaak Broekman zijn twaalf appartementen gebouwd. Een goed voorbeeld van stedelijke verdichting, vindt Van Wijk. „Boven winkels zit nu nog vaak opslagruimte, terwijl je daar ook woningen kunt toevoegen. Zo krijg je meer inwoners op hetzelfde oppervlak.” De gekozen steensoort past in het straatbeeld. Ook wijst ze op de gevel, die grotendeels open is: „Voorbijgangers moeten in een straat lopen die aangenaam is. Dichtgeplakte gevels met reclame van de winkel zorgen voor een gevoel van onveiligheid.”
„Hoe geef je de stad liefde, hoe maak je de stad?”, vraagt Eerenberg. „Veel beleid gaat over hoeveel woningen erbij moeten, welk percentage sociale huur er moet zijn, hoe groot en hoe hoog gebouwen mogen zijn”, vertelt de wethouder. „We willen een stad die niet alleen groeit, maar ook fijn blijft. Het is het verschil tussen een plek waar je kunt leven en spelen, en een plek waar je alleen kunt wonen.” Daarom dus die stedenbouwvisie.
De tocht gaat verder naar de Zijdebalen, waar ooit de Utrechtse zijdefabriek stond. Van Wijk legt uit dat aan de hand van het visiestuk projectontwikkelaars en inwoners al vroeg in het bouwproces kunnen letten op de impact van hun plannen op de stad. „Je hebt in Utrecht wel de commissie Omgevingskwaliteit, maar die beoordeelt de plannen pas als ze al grotendeels vaststaan. Dan kunnen vaak alleen de details nog worden aangepast.”
LOCATIE 2Zijdebalen
Een woontoren steekt zo’n acht verdiepingen boven het gebouw ernaast uit. Op straat liggen fietsen. „Als het hier waait is het akelig, een windgat”, zegt Van Wijk. Wil Utrecht de hoogte in, dan kan een ontwikkelaar beter kiezen voor ‘getrapte bouw’. „Als je de bovenste verdiepingen ‘teruglegt’, verder van de straat, ten opzichte van de rest, dan neemt de overlast van wind af. Daarnaast voelt het vriendelijker, de toren valt niet over je heen.”
Het naastgelegen appartementenblok lijkt het toonbeeld van de hedendaagse stedelijke woonvorm: een groene, gemeenschappelijke binnentuin zorgt voor een oase van rust. Maar schijn bedriegt, zegt stedenbouwkundige Van Wijk: „Bewoners vinden de akoestiek niet goed, waardoor de plek weinig gebruikt wordt.” Een les voor toekomstige bouwprojecten, vindt ze.
Even lijkt de fietstocht voortijdig te eindigen. De deur naar de groene binnenplaats van het appartementenblok is dichtgevallen. Terwijl een meegefietste landschapsarchitect op zoek gaat naar een uitweg, valt Eerenbergs oog op Lego in een raamkozijn. „Daar woont vast de stedenbouwkundige van de toekomst”, grapt hij. Al snel komt de architect terug, hij heeft een poort gevonden.
Toen Utrecht in 2021 de Ruimtelijke Strategie voor 2040 presenteerde, kon niet iedereen zich daarin vinden. Sommige inwoners vonden dat de gemeente te gemakkelijk aannam dat de stad met tienduizenden mensen zou groeien. Hoewel een petitie voor een referendum over de verdichting van de stad niet de benodigde tienduizend handtekeningen haalde, drong de kritiek door bij politici in het stadhuis. De gemeente zou te weinig oog hebben voor het behoud van de leefbaarheid van de stad, en bovendien inwoners te weinig hebben betrokken.
Nu heeft de gemeente extra aandacht gehad voor participatie door Utrechters, met enquêtes en „diverse verdiepende gesprekken”. Volgens Van Wijk heeft dat vier stelregels opgeleverd voor stadsontwikkeling. De mens moet voorop staan, er moet ruimte zijn voor „rust, ruis en reuring”, de omgeving moet groen en aangenaam zijn en er is ruimte voor ontmoeting. Voortuintjes bij nieuwbouw zoals in de Laan van Chartroise moeten daaraan bijdragen.
LOCATIE 3Ondiep
De ruimtelijke structuur van volkswijk Ondiep werd begin vorige eeuw ontworpen door de beroemde architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934). Langs de Laan van Chartroise staat een lang lint aan nieuwbouw, met elementen van de kenmerkende Amsterdamse school. Behalve het oog voor detail en de ramen gericht op de straat roemt Van Wijk ook de zogeheten „intermediaire zone” tussen de woning en de openbare ruimte. De huizen hebben een klein voortuintje van een paar vierkante meter, waar bewoners een bankje kunnen plaatsen of juist tegels kunnen wippen voor meer groen. „Zo’n ruimte zorgt voor ontmoeting”, stelt ze. „Anders ga je van buiten meteen naar binnen.”
De focus op kwaliteit kan in stedenbouw ook ongewenste effecten hebben. Hoe meer eisen of beperkingen, hoe hoger de kosten. Voor een projectontwikkelaar kan het reden zijn om af te zien van de bouw van een groot wooncomplex. Van Wijk erkent dat mogelijke gevolg: „Het zal misschien duurder uitvallen, maar de woningen gaan wel honderd jaar mee. In die tijd moet de stad leefbaar blijven.” Bovendien, stelt ze, veel van de eisen worden de afgelopen jaren al gesteld bij inmiddels opgestarte projecten in Utrecht.
De wethouder vreest niet dat ontwikkelaars zullen afhaken en projecten in andere steden zullen verkiezen boven bouwen in Utrecht. „Spelregels helpen ontwikkelaars ook: het zorgt voor meer samenhang in de omgeving, en minder gedoe bij de bouw.” Of de gemeentelijke visie zal leiden tot minder burgers die bezwaarprocedures starten vanwege woningbouwplannen in hun achtertuin? „Dat weet ik niet. Er zal altijd een laatste bezwaarmaker zijn die naar de Raad van State stapt.”
LOCATIE 4Wisselspoor
Op het oude bedrijventerrein van de NS, vlak bij Utrecht Centraal, verrijst een nieuwe woonwijk, Wisselspoor. „Een gebied dat altijd gesloten was, wordt nu bij de stad betrokken”, zegt Van Wijk. Het is er autoluw, elementen van oude industrie zijn hergebruikt en bewoners hebben de vrijheid gekregen om woningen met een aansprekende architectuur neer te zetten. Even verderop wordt wat meer de hoogte in gebouwd, met daarbij dertig procent sociale huur.
De fietstocht eindigt bij het stationsgebied, waar de torens de lucht in klimmen. Eerder stelde Utrecht al een hoogbouwvisie vast, waarin per stadsdeel is vastgelegd tot welke hoogte mag worden gebouwd. 105 meter, bijna de hoogte van de Domtoren, is daarbij het maximum, een enkele uitzondering daargelaten. „Vanaf 2005 was the sky the limit, nu zijn we weer iets strenger”, zegt Van Wijk.
LOCATIE 5Stationsgebied
„Als de stad verdicht, is dat een kans voor woningzoekenden en een zorg voor huidige bewoners”, zegt Eerenberg naast de groene gevel van nieuwbouwcomplex Wonderwoods. „Maar als de hele wijk er groener van wordt, dan is de weging van mensen al anders. We moeten weg bij discussies die alleen gaan over hoeveelheden en percentages.”
Woontoren Wonderwoods is volgens Van Wijk het schoolvoorbeeld van hoogbouw. Het dertig verdiepingen tellende gebouw is trapsgewijs gebouwd, is klimaatadaptief en er groeit een hectare aan groen langs de gevel. Ook de skyline van het stationsgebied is volgens haar een voorbeeld: „Je wilt bouwen op verschillende hoogtes, waardoor de stad echt een compositie wordt.”
„Sinds ik mij met stedenbouw bezighoud, zie ik overal interessante ontwikkelingen. Ook op vakantie moet ik altijd even dat ene wijkje in”, zegt wethouder Eerenberg. Dan stapt hij weer op de fiets. Op naar de volgende afspraak.
‘De onvermijdelijke draadzanger: dat is de geelgors; de beste draadzanger: dat is de boompieper; en het mooiste draadvogeltje: dat is de roodborsttapuit.” Neerlands meest vermaarde natuurbeschermer Jac. P. Thijsse blies stevig op de loftrompet toen hij in 1897 de aantrekkelijke kanten van de moderne telegraafdraden besprak. Zóveel vogels die zich gaarne op die draden ophielden! Met zijn binocle zag hij soms wel een dozijn geelgorzen op een rij.
Het staat in de tweede jaargang van het tijdschrift De Levende Natuur en het moet veel lezers het behaaglijke gevoel hebben gegeven dat lang niet alle vooruitgang zich tegen de natuur keerde. Aan het genoegen werd in 1914 weer een eind gemaakt door natuurbeschermer Jan Drijver die in hetzelfde DLN een lelijke keerzijde van de medaille beschreef. Ja, boerenzwaluwen en spreeuwen en ook torenvalkjes zaten graag op de telegraaflijnen, maar voor veel andere vogels waren die een dodelijk gevaar. Als ze er in de zwarte nacht tegenaan vlogen braken ze hun vleugels en volgde een wisse dood. Vooral trekvogels, die het terrein niet kenden, liepen een groot risico. In één jaar had Drijver langs een telegraaftraject van nog geen zes kilometer meer dan twintig dode vogels geteld.
Telegraafdraden
Hij plaatste zijn waarneming in perspectief: Nederland had in 1911 een telefoonnet van 3.071 km en een rijkstelegraafnet van wel 7.600 km. Sommige telegraafleidingen bestonden uit wel honderd draden. Daar kwamen dan de telegraafdraden van de spoorwegen nog bij. Er stond nog geen 10 volt spanning op maar de draden van koper of gegalvaniseerd ijzer waren dun en moeilijk zichtbaar, dat was het probleem. Duizenden vogels werden er jaarlijks het slachtoffer van.
De net genoemde ‘telegraafdraden’ zijn in de loop van de twintigste eeuw allemaal weer opgeruimd, maar de aanduiding schoof door naar het type bovengrondse laagspanningsleidingen waarmee het platteland van elektriciteit wordt voorzien. Ook de hier veel geciteerde fysicus Marcel Minnaert had het in de jaren zeventig nog onbekommerd over ‘telegraafdraden’. Zo gaat dat met taal.
Hoe het zij: een paar weken geleden ontstond een fel verlangen om in Waterland nog eens een ouderwetse foto van een stel boerenzwaluwen op telegraafdraden te maken, bij voorkeur met wat wuivend riet en cumulonimbus. Dit is op een rare teleurstelling uitgelopen: ook de elektriciteitsdraden zijn verdwenen, nergens meer te bekennen, Waterland krijgt zijn stroom tegenwoordig ondergronds aangeleverd. En niet alleen Waterland, met de rest van het platteland is dat al net zo. Rij met het Google Street View-autootje de landweggetjes af en je ziet het vanzelf: niks meer. Rij België binnen en je vindt ze weer volop. Landelijk netbeheerder Tennet had het al gezegd: het laag- en middenspanningsnet van de regionale netbeheerders ligt bijna overal onder de grond, alleen beheerder Stedin heeft in dorpjes rondom Gouda nog wat bovengrondse leidingen. Precies, zegt Stedin, we hebben nog zo’n 100 km boven de grond en er staat 400 volt op. „Overigens noemen we de leidingen liever lijnen, leidingen zijn dingen waar gas en water door stroomt.”
Spanningsloze draden
Zo moest de focus wel verglijden naar het bovengrondse hoogspanningsnet dat door Tennet zelf wordt beheerd, maar de kans om daar zwaluwen aan te treffen leek niet groot. „Vogels zitten nooit op hoogspanningsleidingen”, schreef een kritische lezer alweer lang geleden, toen deze rubriek net had gezegd dat dit wél zo was. „Hoogstens zitten ze op de spanningsloze draden die als bliksemafleider dienst doen.”
„Het klopt”, zegt de woordvoerder van Tennet, „vogels gaan bij voorkeur op de spanningsloze bliksemdraden zitten. Maar ze kunnen wel degelijk ook op spanningvoerende lijnen plaats nemen, dat is geen enkel probleem. Maar hoe hoger de spanning hoe minder dat voorkomt. Ze kiezen liever 110 kilovolt dan 380 kilovolt.”
Het blijkt dat vogels het elektrisch veld rond de lijnen kunnen detecteren, dat is al lang geleden aangetoond. Wat ze daarbij gewaar worden is niet duidelijk, Tennet houdt het op een soort prikkeling of tinteling. Misschien dat die suggestie komt van monteurs die in voorkomende gevallen moesten werken aan lijnen die nog onder spanning stonden. Live-line working (‘hotline maintenance’) is in Nederland wettelijk verboden.
De buitenstaander kan zich voorstellen dat de vogels ook de hitte van de hoogspanningskabels voelen, want die kunnen bij een hoge stroomsterkte en in windstil, droog weer flink warm worden. In Nederland zijn wel temperaturen van 70 of 80 graden Celsius gemeten, maar meestal is het verschil met de omgevingstemperatuur maar een paar graden, zegt Tennet. Wind kan heel effectief koelen.
Kabeltemperatuur
Op de vele thermografische opnames die van hoogspanningskabels zijn gemaakt is meestal weinig bijzonders te zien, tenzij een speciale ‘hoge-temperatuurgeleider’ was gefotografeerd. In het algemeen is het bezwaar van een hoge kabeltemperatuur dat die de doorhang (de zeeg) doet toenemen. Erg hete, doorhangende lijnen zouden in het buitenland wel bossen in brand hebben gestoken.
Ten slotte kunnen vogels nog op het spoor van hoge spanningen worden gezet door het geluid dat de hoogspanningslijnen produceren. Vooral bij vochtig, mistig of miezerig weer valt soms een zwak geknetter te horen dat wordt opgewekt door zogenoemde corona-ontladingen aan scherpe uitsteeksels. Hoe hoger de spanning hoe meer geknetter, zegt de literatuur. Het geluid dat de wind in de kabels opwekt staat natuurlijk los van de spanning, eerder heeft het een relatie met de dikte van de kabels, Minnaert legt dat uit. Het komt hoofdzakelijk van de luchtwervels (Von Karman-wervels) die de wind aan lijzijde opwekt. De strak gespannen telegraafdraden van weleer konden in trilling raken en dan gaan gonzen of zingen. Kinderen werd wijsgemaakt dat je dan de telegrammen hoorde voorbijkomen. De Tennet-lijnen zingen niet.
„Een burgemeester die toestaat dat antisemitische [sic] tuig mag demonstreren op de dag van de opening van het Holocaustmuseum in maart en tijdens de herdenking van de moord op onschuldige joden in Israël een jaar geleden, is ongeschikt voor haar functie. Aftreden en wegwezen dus.” Dat schreef PVV-leider Geert Wilders dinsdag op X naar aanleiding van pro-Palestijnse demonstraties in Amsterdam op maandag 7 oktober. Toen had hij al getwitterd dat Halsema „het land uit” moest.
Tijdens een debat hierover in de gemeenteraad leek de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema niet van haar stuk gebracht door Wilders’ oproepen. Zij opende de vergadering woensdag zelfverzekerd met invoelende woorden en een moment stilte „voor alle onschuldige slachtoffers die op 7 oktober en daarna zijn gevallen”.
Daarvoor werd ze vanuit de oppositie bedankt. Itay Garmy, een uitgesproken Joods raadslid van Volt, bedankte Halsema voor „moreel leiderschap”. Daan Wijnants, fractievoorzitter van de lokale VVD, voegde toe dat hij namens de hele raad kon spreken als hij zei dat ze „van ons niet het land uit hoeft”. Halsema riposteerde dat als hij van gedachten zou veranderen, ze een voorkeur had voor Barcelona.
Later grapte ze dat ze de afgelopen dagen wel eens had verzucht dat dit land niet alleen achttien miljoen bondscoaches kent, maar ook achttien miljoen burgemeesters van Amsterdam. De voorbije dagen had ze al steun ontvangen van vele andere burgemeesters in het land, Tweede Kamerleden, premier Dick Schoof en tv-presentator Johan Derksen.
Lees ook
Burgemeesters zien ‘halfhartige’ reacties in kabinet en coalitie na uithaal Wilders richting Halsema
Halsema kreeg het, kortom, niet echt moeilijk in de raad. Ze werd één keer boos, na vragen van JA21. Toen zei ze (in één adem): „Ik wil even opgemerkt hebben dat ik mij het verwijt van het faciliteren van antisemitisme niet meer laat aanleunen, zeker niet – en ik zeg het maar even in zijn algemeenheid – als dat van lieden komt die tegelijkertijd Marokkanen en moslims discrimineren en er daarmee blijk van geven niet te begrijpen wat de strijd tegen racisme betekent, waar antisemitisme onderdeel van uitmaakt.” Luid geroffel op de bankjes.
Halsema kon de paar kritische vragen ook eenvoudig pareren met een verwijzing naar het verloop van afgelopen 7 oktober. De pro-Israëlische demonstratie op de Dam, waaraan maandag zo’n duizend mensen hadden deelgenomen, was „zeer uitgebreid beschermd geweest” en „volledig goed verlopen”. De mensen hadden op de Dam geen overlast ervaren van pro-Palestijnse demonstranten, aldus Halsema.
Toen mensen daarna met een Israëlische vlag een pro-Palestijnse demonstratie in waren gelopen, had dat weliswaar tot een paar ongeregeldheden geleid, maar daar had de politie meteen tegen opgetreden. Meer dan driehonderd pro-Palestijnse demonstranten waren later die dag aangehouden, de meesten omdat zij geen gehoor gaven aan de oproep van Halsema om de demonstratie te ontbinden.
Law and order
Halsema mag volgens Wilders „geen knip voor de neus waard” zijn, maar in Amsterdam staat ze juist bekend om haar nadruk op law and order. Dit jaar kreeg ze vanuit de gemeenteraad bijvoorbeeld veel kritiek vanwege het stevige politieoptreden tijdens de pro-Palestijnse studentenprotesten aan de Universiteit van Amsterdam.
„Van het hele GroenLinks-idealisme merk ik bij Halsema weinig meer”, zegt iemand die veel met haar te maken heeft gehad binnen de driehoek van politie, Openbaar Ministerie en burgemeester. „Op het gebied van handhaving is ze rechtser dan menig VVD’er. Maar ze wordt wel extra op de persoon aangevallen omdat ze van GroenLinks is, én omdat ze vrouw is. Het is totale misogynie.”
Lees ook
Halsema verdedigt zich tegen kritiek, ‘kon niet ingrijpen bij protest bij Holocaustmuseum
Halsema werpt zich in deze landelijke discussie niet alleen op als tegenstander van inperking van het demonstratierecht, maar ook als hoeder van de democratische rechtsstaat. Zo zei ze dinsdag in de talkshow van Eva Jinek: „Het begint er steeds meer de schijn van te krijgen dat de heer Wilders alleen demonstraties wil toestaan waar hij het mee eens is. De volgende stap is dat hij op Prinsjesdag geen demonstraties wil tegen het kabinet.” Halsema noemde dit „een autoritair sentiment”.
Lees ook
VVD-leider Yesilgöz noemt pro-Palestijnse protesten op maandag 7 oktober antisemitisch
Volgens Halsema moet de mogelijkheid blijven bestaan om tegen elkaar te protesteren. „Je kunt er bezwaren tegen hebben – en ik had daar op 7 oktober ook bezwaren tegen: die tegendemonstratie was onsmakelijk – maar het is vastgelegd in de Grondwet en het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en je kunt mensen niet hun rechten ontnemen.”
Het lukte haar deze keer om geen denigrerende woorden te gebruiken in de richting van Wilders. Toen de PVV-leider naar aanleiding van het protest rond de opening van het Holocaustmuseum in maart naar haar had uitgehaald, zei ze tegen Het Parool: „Ik ben absoluut niet onder de indruk van zijn geblèr”.
Dinsdagavond zei de Amsterdamse burgemeester tegen Jinek: „Ik vind persoonlijke agressie in mijn richting soms wel ingewikkeld. Maar ik ben eigenlijk niet bereid naar dit niveau af te zakken.”