Bij de explosie zaterdag in een Iraanse havenstad zijn ruim veertig doden gevallen en raakten meer dan 1.200 personen gewond. Dat melden Iraanse autoriteiten zondag, schrijven internationale persbureaus. Een kwart van de gewonden zou er ernstig aan toe zijn. De explosie vond plaats in Shahid Rajaee, een van de grootste havens van het land.
Meerdere containers in een opslagplaats van chemische stoffen zouden in brand zijn gevlogen. Op beelden, die onder meer door de BBC zijn geverifieerd, is te zien hoe de brand vlak voor de explosie steeds heviger werd. Na de knal, die vijftig kilometer verderop te horen en te voelen zou zijn geweest, is te zien hoe mensen wegvluchten. Ramen en deuren van gebouwen zijn vernield en auto’s raakten beschadigd, meldt het Iraanse persbureau Fars.
Scholen en kantoren in de omgeving bleven zondag gesloten. De Iraanse president Masoud Pezeshkian heeft een dag na de explosie de haven bezocht. De brand is nog niet onder controle. Rusland meldt dat het vliegtuigen stuurt om te helpen blussen.
Het Iraanse regime ontkent dat de krachtige explosie iets te maken heeft met stoffen die dienen als brandstof van ballistische rakketten. In de haven zou in maart een lading natriumperchloraat zijn gelost, meldt persbureau AP op basis van informatie van het Britse beveiligingsbedrijf Ambrey. Verkeerd gebruik van de stof zou tot explosies kunnen leiden. De Financial Times meldde eerder dat twee schepen brandstof vanuit China naar Iran hadden vervoerd.
Op de dag van de explosie onderhandelde Iran voor de derde keer in Oman met de Verenigde Staten over het Iraanse nucleaire programma.
Onze tienerdochter zit bij ons in de auto en belt op speaker met een vriendin. Het gesprek lijkt geen einde te kennen. Gespreksonderwerpen volgen elkaar in rap tempo op en starten altijd met een vraag. „Wie komt naar het feest?” „Is dit een mooi topje?” „Wanneer moet jij ‘bio’ herkansen…?”
Mijn man ruikt zijn kans om het gesprek te stoppen en roept: „Zeg moet jij niet nog voor een stapel toetsen leren?”
„Ja”, antwoord de vriendin verheugd, „maar ik heb een uitstekende planning en die start morgen!”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
De wereldwijde uitgaven aan defensie zijn in 2024 met 9,4 procent gestegen in vergelijking met 2023, de sterkste stijging sinds begin jaren negentig toen de Koude Oorlog ten einde kwam. Gezamenlijk gaven alle landen in de wereld 2.718 miljard dollar uit aan militaire middelen. Daarmee wordt wereldwijd 2,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan defensie uitgegeven. Dat blijkt uit jaarlijkse onderzoek van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) dat deze maandag is gepubliceerd.
In de afgelopen tien jaar was elk jaar sprake van een stijging. Het onderzoeksinstituut schrijft dit toe aan de grote geopolitieke spanningen en militaire conflicten, in het bijzonder die tussen Rusland en Oekraïne en in het Midden-Oosten. Voor het tweede jaar op rij stegen de uitgaven in alle regio’s van de wereld. De Verenigde Staten, China, Rusland, Duitsland en India – de vijf landen met de hoogste militaire uitgaven – waren goed voor 60 procent van het totaal, met wereldwijd een gecombineerde uitgave van 1.635 miljard dollar. Op basis van begrotingen en plannen, voorspelt het SIPRI dat de stijging zich de komende jaren zal doorzetten.
De grote toename van defensie-uitgaven in Europa schrijft het SIPRI niet geheel verrassend toe aan de oorlog in Oekraïne. Rusland voerde de militaire bestedingen in 2024 fors op naar 7,1 procent van het bbp. Het ging om 149 miljard dollar, een stijging van 38 procent ten opzichte van 2023 en een verdubbeling in vergelijking met 2015. Van alle overheidsuitgaven geeft Rusland 19 procent uit aan defensie. De uitgavenkloof met Oekraïne, zo stelt het instituut vast, nam zo fors toe: de regering-Zelensky kon de militaire uitgaven met slechts 2,9 procent laten stijgen, naar 64,7 miljard dollar. Oekraïne geeft 34 procent van zijn bbp, en daarmee volgens het SIPRI alle belastinginkomsten, uit aan zijn verdediging.
Over Rusland stelt het instituut dat het moeilijk is de uitgaven precies in te schatten en dat die mogelijk hoger zijn omdat er regionale budgetten en andere bronnen dan die van de landelijke overheid worden aangesproken. Een andere belangrijke nuance is dat de Russen zelf in grote hoeveelheden en in vergelijking met bijvoorbeeld NAVO-landen relatief goedkoop wapens produceren.
Rusland wendt zijn extra militaire middelen niet allemaal aan voor de oorlog in Oekraïne. De Nederlandse Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) kwam afgelopen week met het bericht dat Rusland zijn nieuwste tanks níet naar Oekraïne, maar vooral in de richting stuurt van de grens met de NAVO, bijvoorbeeld bij de Baltische staten. De Russische oorlogsindustrie, zo constateerde de inlichtingendienst, produceert inmiddels meer militair materieel dan Moskou nodig heeft aan het Oekraïense front.
Duitsland in top vijf
De 32 NAVO-landen lieten de defensie-uitgaven 8,9 procent stijgen naar 1.506 miljard dollar. De Europese landen droegen naar verhouding meer bij dan in 2023: hun aandeel in de totale NAVO-bestedingen nam toe van 28 naar 30 procent. Duitsland steeg op de wereldwijde ranglijst van plek 7 naar 4, vooral doordat uitgavenbeloftes en inkoopplannen werden uitgevoerd. In 2022 nam Duitsland het besluit om 100 miljard extra te investeren in de krijgsmacht. Recent stemde het Duitse parlement in met een budget van nog eens 500 miljard euro voor defensie.
Na Oekraïne geeft Israël met 8,8 procent van het bbp het meest uit aan de krijgsmacht, dat sinds oktober 2023 oorlog voert in Gaza en afgelopen jaar Zuid-Libanon binnenviel om Hezbollah te bestrijden. De militaire uitgaven van Israël in 2024 stegen met 65 procent, volgens het SIPRI de sterkste jaarlijkse stijging sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967.
De onderzoekers van het Zweedse instituut schrijven dat de forse groei van militaire uitgaven ook grote sociale gevolgen kan krijgen. „Het heroriënteren van sociale uitgaven of internationale hulp om middelen vrij te maken, kan de sociaal-economische bescherming negatief beïnvloeden en de economische en maatschappelijke ongelijkheid doen toenemen.”
Lees ook
De verwevenheid tussen defensiebedrijven in Europa en de VS ‘zal Trump overleven’ – en vier andere trends in de wapenhandel
‘Mensen verwachten van me dat ik schrijf. Verslag uitbreng. Documenteer. Maar soms weet ik niet eens hoe ik mezelf moet vinden.” Met zinnen die binnenkomen als mokerslagen, schreef Rita Baroud afgelopen week voor NRC een huiveringwekkend verslag uit Gaza, het eerste in een reeks. „Ik word soms wakker terwijl ik stik. Niet door stof, rook of hitte – maar door de angst dat ik nog leef.”
Baroud zit in een penibele situatie, als jonge vrouw met dromen die samen met haar familie wil overleven en leven, maar ook als journalist. Onder andere omstandigheden zou het dragen van een perskaart misschien bescherming bieden, maar juist in Gaza vormt het een extra risico. Tijdens Israëlische luchtaanvallen komen veel journalisten om, de teller die het Committee to Protect Journalists (CPJ) bijhoudt staat inmiddels op 176. Media mogen Gaza niet in, en in Gaza zelf wordt het steeds stiller.
De situatie in Gaza is in één woord ondraaglijk. In een week dat Nederland oorlogsdoden herdenkt met de woorden ‘nooit weer’, worden in een gebied ter grootte van Rotterdam oorlogsmisdaden gepleegd die het voorstellingsvermogen te boven gaan.
Bijna dagelijks voert Israël luchtaanvallen uit op opeengepakte, weerloze Gazanen. Intussen zijn er al meer dan 50.000 mensen gedood, onder wie ruim 15.000 kinderen, inclusief 876 nuljarigen. Ongetwijfeld treft Israël af en toe ook een Hamas-strijder, maar de vele burgerslachtoffers zijn op geen enkele manier te rechtvaardigen, ook niet met de uitleg dat Israël zich na ‘7 oktober’ mocht verdedigen. Proportioneel is Israëls reactie al lang niet meer. Een oorlog is dit ook niet meer te noemen, want dat veronderstelt een zekere mate van gelijkwaardigheid (land A bestookt land B, en andersom) die er in Gaza niet is.
Er is wel kritiek, maar geen wil om Israël écht onder druk te zetten, zoals dat wel is gedaan met Rusland
Sinds het einde van het staakt-het-vuren op 2 maart is er een acute dreiging bij gekomen: hongersnood. Israël heeft de noodhulp die daarvoor nog wel mondjesmaat binnenkwam geblokkeerd, en daarmee een proces van ontmenselijking in gang gezet. De voorraden die al wel in Gaza waren aangelegd zijn na twee maanden blokkade vrijwel volledig uitgeput, waarschuwen hulporganisaties.
Het verdelen van dat kleine beetje hulp is levensgevaarlijk. Net als journalisten zijn ook hulpverleners doelwit van meedogenloze aanvallen. En dus is er een schreeuwend tekort aan voedsel, water, medicijnen. Een half miljoen Gazanen is intussen op drift geraakt, omdat Israël extra no-go-zones heeft afgekondigd.
Lees ook
Dagboek uit Gaza: ‘Voedsel is niet langer een middel om te overleven. Het is een symbool van vernedering geworden’
Het voelt bijna absurd om in herinnering te roepen, maar het uithongeren, opjagen of collectief straffen van burgers is volledig in strijd met internationale wetten. Wat het nog ondraaglijker maakt is dat de vaandeldragers van het internationale recht, Nederland en de EU voorop, toekijken. Er is wel kritiek, maar geen wil om Israël écht onder druk te zetten, zoals dat wel is gedaan met Rusland. Ook vanuit Nederland blijft het bij speldenprikken, waar Israël geen bom minder om zal gooien.
VN-bestuurders, mensenrechtenorganisaties en internationale rechters waarschuwen of oordelen al langer dat wat Israël in Gaza doet, neerkomt of zou kunnen neerkomen op genocide. Als een land zo moedwillig burgers doodt en bedreigt met bommen en uithongering, het internationale recht op alle denkbare manieren met voeten treedt en hulpverlening actief en met grof geweld tegenwerkt, dan is die conclusie inderdaad nauwelijks te vermijden.
Lees ook
Groeiende onvrede over Israël leidt in Den Haag niet tot ander beleid