N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Natuurramp Volgens de gouverneur van de getroffen deelstaat Rio Grande do Sul, ondergaat zijn regio de „ergste klimaatgebeurtenis” in de geschiedenis. Brazilië is vanwege grootschalige verstedelijking extra kwetsbaar voor natuurrampen.
De cycloon die sinds dinsdag het zuiden van Brazilië treft, heeft al aan minstens 37 mensen het leven gekost. Dat melden Braziliaanse media, waaronder de krant O Globoop basis van overheidscijfers. Woensdag riep Eduardo Leite, de gouverneur van de getroffen deelstaat Rio Grande do Sul, de noodtoestand uit. Hij vreest dat het dodental zal oplopen omdat het noodweer de komende dagen blijft aahouden.
O Globo spreekt van de grootste natuurramp van de afgelopen veertig jaar in Rio Grande do Sul. Volgens Leite ondergaat zijn regio zelfs de „ergste klimaatgebeurtenis” uit de geschiedenis. De uitzonderlijke regenval en harde wind trof al zeker vijftigduizend Brazilianen. Ruim tweeduizend mensen verloren hun woning en zeker 3.500 inwoners zijn tijdelijk ontheemd. Met name de hevige regenval, die overstromingen en aardverschuivingen met zich meebrengt, richt grote materiële schade aan.
Het stadje Muçum — dat zo’n vijfduizend inwoners telt — werd met vijftien geborgen lichamen het hardst getroffen. Volgens persbureau AFP zou zo’n 85 procent van Muçum bedekt zijn door het water van de uit haar oevers getreden Taquari-rivier. Hoewel de landelijke autoriteiten brandweereenheden en politiediensten mobiliseerden, blijft het moeilijk om bepaalde gebieden te bereiken, vanwege hun afgelegen karakter.
Veel gebieden in Brazilië zijn extra kwetsbaar vanwege de verstedelijking in het land. Ongeveer 9,5 miljoen van de 203 miljoen inwoners wonen in regio’s waar de risico’s op overstromingen of aardverschuivingen veel hoger zijn. Op sommige plaatsen is het waterpeil zo sterk gestegen dat „een groot aantal mensen nog steeds hun toevlucht zoeken op de daken van hun huizen”, waardoor reddingswerkers een race tegen de tijd voeren, aldus de gouverneur.
De Librije in Zwolle is het enige restaurant in Nederland dat van de inspecteurs van Michelin drie sterren heeft gekregen. In Maastricht werd maandag de selectie sterren voor 2024 bekendgemaakt. Tien restaurants zijn voor het eerst bekroond met de prestigieuze culinaire onderscheiding, waarmee Nederland in totaal nu 122 sterrenrestaurants telt. Dat zijn er drie minder dan vorig jaar.
De Librije is het enige restaurant dat de hoogste onderscheiding in het restaurantwezen behoudt. De eetgelegenheid kreeg in 2004 drie sterren en heeft die sindsdien jaar op jaar weten vast te houden. Tot vorig kreeg ook Inter Scaldes in het Kruiningen drie sterren, maar deze kwamen na het vertrek van chef-kok Jannis Brevet te vervallen.
Het Zeeuwse restaurant maakte een doorstart en wist maandag binnen een jaar na de overname wederom twee sterren in de wacht te slepen. De nieuwe eigenaren brachten Inter Scaldes in korte tijd „opnieuw naar de top van de Nederlandse gastronomie”, oordeelde Michelin. Daarmee heeft het restaurant al veertig jaar zeker twee Michelinsterren.
Achttien andere restaurants behouden hun twee sterren. Acht restaurants kregen daarnaast voor het eerst een groene ster toegekend, waarmee ze zijn erkend als koploper op het gebied van duurzaamheid. In totaal dragen 23 restaurants deze onderscheiding. Restaurant Lutum in Wijk bij Duurstede kreeg zowel een groene als een ‘gewone’ Michelinster.
Vorige week maakte Michelin al bekend dat Nederland vijftien nieuwe Bib Gourmand-restaurants telt. Deze onderscheiding is bedoeld voor restaurants waar de prijs-kwaliteitverhouding zeer goed uitpakt.
Zijn gloriejaren heeft Juraj Slovinski (73) al lang achter zich gelaten, en ook voor de Slowaakse stad Prakovce waar hij woont zijn ze al lang voorbij. Zijn hele leven werkte hij in de wapenfabriek van de stad. Die fabriek zorgde niet alleen voor werk, maar ook voor leven in Prakovce: een voetbalclub op het één na hoogste niveau in Slowakije, een cultureel centrum én een openbaar zwembad midden in de stad. Slovinski beheerde dat bad, waar de dorpsbewoners afkoelden na het werk en kinderen in het pierenbadje speelden.
Van het zwembad is weinig meer over. De bodem is begroeid met gras, de betonnen wanden zijn gescheurd en het enige water dat erin komt, is regenwater. Slovinski en zijn vrouw Daria gebruiken het zwembad als moestuin. Het zijn nu tomaten, courgettes en hommels die het pierenbadje vullen. „Toen de fabriek sloot, viel alles hier weg”, zegt Slovinski aan de rand van het zwembad. „Het is een drama, er is hier geen perspectief meer.”
Prakovce ligt midden in wat ze in Slowakije ‘de vallei van de honger’ noemen – hladova dolina. De stad floreerde tijdens het communisme dankzij de wapenfabriek, die rupsbanden maakte voor tanks en pantservoertuigen. Er werkten zeker drieduizend mensen.
Maar na het einde van de Koude Oorlog sloot de fabriek. Een derde van de bewoners van de stad werd werkloos, de meesten vertrokken naar het buitenland. Nu is er weinig meer over van het ooit zo bruisende Prakovce. Het aantal inwoners halveerde naar zo’n drieduizend, de voetbalclub degradeerde seizoen na seizoen tot het laagste amateurniveau en het cultureel centrum sloot. Vroeger was alles beter, klinkt het onder de bewoners. En in Prakovce was dat ook echt zo.
Toch is er hoop. De oorlog in Oekraïne heeft de Europese wapenindustrie nieuw leven ingeblazen en Slowaakse wapenindustrie profiteert daarvan. Dat is opvallend, aangezien premier Robert Fico tijdens de parlementsverkiezingen vorig jaar beloofde „geen enkele kogel meer naar Oekraïne te sturen”. Fico beweert continu dat westerse landen geen vrede willen en dat ze de oorlog in het Slowaakse buurland alleen maar verlengen door Oekraïne militair te helpen.
Zondag deed Fico een nieuwe belofte: onder zijn leiding zal Oekraïne niet toetreden tot de NAVO. Dat was een reactie op Mark Rutte, die als kersverse NAVO-chef zei dat Oekraïne „dichter dan ooit” bij een lidmaatschap van de NAVO zit. Voor NAVO-toetreding is groen licht nodig van alle tweeëndertig lidstaten, waaronder Slowakije.
In het desolate Prakovce hopen ze dat de oorlog hen weer voorspoed en welvaart zal brengen. Dat er uit de pijpen van de enorme fabriekshallen aan de rand van de stad snel weer rook komt en dat het getik van hamers op staal binnenkort weer door de vallei gaat klinken.
Tanks en raketten
Jozef Komora (75) weet nog goed dat de fabriek in Prakovce sloot. Het was Vaclav Havel, schrijver en de eerste president van post-communistisch Tsjechoslowakije, die al snel na zijn aantreden in 1990 besloot de wapenindustrie in te dammen. Als de grote wapenproducent Tsjechoslowakije geen wapens meer zou exporteren, zou de wereld een veiligere plek worden, was zijn belofte. Dat besluit ging vooral ten koste van de Slowaakse fabrieken, waar zware wapens zoals tanks en raketten werden gemaakt.
„Havel werd gekozen en meteen kregen we ontslag”, vertelt Komora, die vanaf 1965 in de fabriek werkte. „Van de ene op de andere dag was het gedaan met het werk.” De fabriek sloot en Komora trok net als veel van zijn collega’s naar Tsjechië, waar hij gingen werken in een fabriek van autofabrikant Skoda. Hij bleef er 25 jaar lang werken, telkens tien dagen daar en dan drie dagen thuis. Zijn kinderen heeft hij nauwelijks zien opgroeien. „Maar ja”, zegt Komora. „Je kunt niet leven zonder werk.”
Ook burgemeester Róbert Weisz (35, onafhankelijk) wijst naar Havel als schuldige voor de afgetakelde staat van zijn stad. Zijn grootouders werkten in de fabriek. „En elke keer als mijn opa Havel op de televisie zag, spuugde hij naar hem.”
Toen Tsjechië en Slowakije een paar jaar later onafhankelijk werden, zetten de Tsjechen een streep door het exportverbod en brachten ze de wapenindustrie weer op gang. Maar voor Slowakije was het toen al te laat: de meeste bedrijven waren al failliet. En dat merkt burgemeester Weisz. „Alle jonge mensen uit Prakovce vertrekken naar het buitenland”, zegt hij op zijn kantoor in het gemeentehuis. „Van mijn schoolklas met veertig kinderen wonen er hier nog vier.”
Vorig jaar zat premier Robert Fico tegenover hem. „Ik vertelde hem dat de stad leeg is, dat iedereen vertrekt en dat we de fabriek nieuw leven willen inblazen.” Even was er hoop voor een heropening van de wapenfabriek, er ging een gerucht rond dat er vijftig nieuwe banen zouden komen. „Maar in het afgelopen jaar zijn er misschien vijf tot tien banen bijgekomen in de toeleveringsbedrijven”, zegt Weisz. Bovendien bracht Fico’s bezoek niks. Weisz: „Er is geen cent extra naar Prakovce gekomen.”
Pro-Russische regering
Toch stemt het merendeel van de bewoners op de Smer-partij van Fico. Ook steunt een vijfde van Slowaken Rusland in de oorlog met Oekraïne. De vorige regering stuurde nog munitie, tanks en straaljagers naar Oekraïne en steunde alle sancties tegen Rusland, maar de komst van Fico bracht een grote koerswijziging met zich mee. De huidige regering is een van de meest pro-Russische in Europa en fel gekant tegen een toekomstige NAVO-toetreding van Oekraïne.
Des te opvallender is het dat de Slowaakse minister van Defensie, Robert Kalinak, vlak na zijn aantreden inzette op een versterking van de wapenindustrie. Zo wil het land bijvoorbeeld de munitieproductie voor tanks en artillerie verdubbelen. En die munitie belandt uiteindelijk in Oekraïne, zei voormalig minister van Defensie, Jaroslav Nad, onlangs tegen nieuwssite Politico. „Vrijwel de volledige productiecapaciteit voor de komende drie jaar is verkocht aan Oekraïne, hetzij rechtstreeks, hetzij via andere landen.”
Daarmee verbreekt Fico zijn belofte om geen kogel meer naar Oekraïne te sturen. De Slowaakse wapenindustrie profiteert namelijk van de oorlog. „De oligarchen uit de defensiesector, gelieerd aan Smer, hebben er veel baat bij dat ze hun producten in Oekraïne kunnen verkopen”, gaf oud-defensieminister Nad als verklaring. „Het was altijd al duidelijk dat ze hun leveringen zouden voortzetten.”
Maar onder de bevolking resoneert Fico’s boodschap tégen de wapensteun aan Oekraïne. Dat gaat juist ten koste van de wapenindustrie, ziet loco-burgemeester Norbert Krusinsky in het Zuid-Slowaakse stadje Moldava nad Bodvou, op ongeveer een uur afstand van Prakovce. Daar wilde de al bestaande wapenindustrie uitbreiden, maar de gemeenteraad hield het tegen. „De gemeenteraadsleden verklaarden dat ze voor vrede zijn en niet willen bijdragen aan de oorlog”, vertelt Krusinsky telefonisch. „Dat is dramatisch.” Het zou het stadje, dat net als Prakovce te maken heeft met een sterke bevolkingsafname, zeker honderd nieuwe banen opleveren.
Voor Prakovce lijkt de opleving van de Slowaakse wapenindustrie te laat te komen. Er waren recentelijk gesprekken met investeerders die de oude wapenfabriek wilden overnemen, vertelt burgemeester Weisz. „Maar de vereiste staaloven was verdwenen en de rest van de fabriek was te oud.” De fabriek moet volledig verbouwd worden om te voldoen aan de EU-emissieregels voor broeikasgassen. Ook de gepensioneerde fabrieksmedewerker Komora ziet het somber in. „De fabriek is in slechte staat en alle experts zijn vertrokken”, zegt Komora. „Nee, hier in Prakovce is geen toekomst meer.”
Al wil de burgemeester benadrukken dat niet alles achteruit gaat in Prakovce. „De voetbalclub is afgelopen seizoen gepromoveerd”, zegt Weisz, die ooit voorzitter was van de club, trots. Naar de zesde klasse, het een na laagste niveau in Slowakije.
Lees ook
De toekomst van de Slowaken is in één klap veranderd
Bij de koeienboerderij van Heleen en Arie staat een bordje „te koop” in de tuin. Presentatrice Yvon Jaspers van Onze boerderij – Als alles verandert (NPO1) kan het niet geloven. Het bedrijf liep toch juist zo goed? En ze hebben toch zo’n schattig winkeltje met ijsjes en kruidenboter? Maar ja, eerst moest de veestapel krimpen van de Fosfaatwet, toen vielen de bouwkosten van de nieuwe winkel tegen en nu zitten ze in de schulden.
In het achtste seizoen van dit programma – deels boerenlobby deels reality – bezoekt Jaspers boeren die de problemen in de landbouw het hoofd trachten te bieden. Een deel van hen zat eerder in haar andere programma, Boer Zoekt Vrouw. Regels uit Den Haag, lage melkprijs, klimaatverandering. Sommige stoppen, sommige ploeteren voort, en andere passen zich aan – vorige keer zagen we boeren die een kaas-automatiek en een kerkhof begonnen.
Dit keer zijn de aanpassers Jaap en Christien. Ze zijn voor de helft biologisch gaan verbouwen. Die mededeling doet het goed op verjaardagen, zeggen ze. Maar eigenlijk loopt het niet. Bovenmatige regenval, vorst, hoge ‘onkruiddruk’. Bovendien kunnen ze geen kopers vinden voor hun biologische voederbieten en boekweit. De boeren in de omgeving lachen hen uit, en Yvon Jaspers eigenlijk ook, zegt ze.
Je voelt als burger wel dat al die langskomende problemen samenhangen: de klimaatcrisis, de pogingen van de overheid om daar maatregelen tegen te nemen, het risico op ziektes bij intensieve veeteelt, lage prijzen, het kredietbeleid van de banken – maar dat wordt verder niet uitgelegd. Liever krijgt de politiek de schuld, of wordt de tegenslag gezien als een natuurramp. „Gewoon pech” zegt een van de boeren.
Mammoetgras
In schril contrast met dit sombere verhaal staat de Tegenlicht-aflevering Bouwen met de boer (NPO2). Het VPRO-programma begint ongeveer hetzelfde als Onze boerderij: boer Koos Vos heeft net zijn 350 koeien opgegeven. Aangedaan staat hij naast de lege stal. Maar naast de stal groeit de toekomst. Koos Vos gaat voortaan mammoetgras verbouwen.
Tegenlicht kijkt graag met „radicale hoop” naar de toekomst. Meestal word ik daar alsnog somber van, of op zijn minst sceptisch, maar dit keer liet ik me meenemen door het optimisme. Regisseur Geert Rozinga laat zien hoe pionierende boeren en bouwers bezig zijn om nieuw, biobased bouwmateriaal te verbouwen en te gebruiken. Geen vervuilend beton en staal uit het buitenland, maar in Nederland verbouwd mammoetgras, bamboe, hennep. Hiermee zouden twee sectoren die te kampen hebben met klimaatregels tegen CO2- en stikstofuitstoot, uit de brand geholpen zijn.
Het programma toont de hele tijd enthousiaste pioniers die niet kunnen wachten tot de nieuwe tijd is aangebroken. „We kunnen in overvloed leven!” juicht recycle-architect Césare Peeren. En de New-Yorkse landschapsontwerpen Julia Watson, die een soort zelf groeiende natuurhuizen promoot, zegt: „Klimaatverandering is ook een kans, om samen te werken met de natuur.”
Dus als de tobbende boeren van Yvon Jaspers vanochtend nog met de pioniers van Tegenlicht gaan bellen, dan ziet het er zonnig uit voor de landbouw.