‘Zeepijn blijft voor mij zo inspirerend’

‘De eerste keer dat ik Zeepijn van Charlotte Mutsaers las, was in het najaar van 1999. Het was toen net uit. Ik was dat jaar overgestapt naar een groter advocatenkantoor en kwam daar voor het eerst op het kantoorkerstfeest. Tussen de feestende collega’s met flessen champagne in hun hand, droeg ik vanaf het podium een in Zeepijn opgenomen ‘menugedicht’ voor, met strofes als ‘hartverwarmende apéro Noël als eerlijke eetlustverwekker.’

Ik was toen al heel erg bezig met het zoeken naar een eigen, oorspronkelijk taalgebruik. Ook in mijn vak, intellectueel eigendom; rechtspraak en handboeken blijven nogal eens in abstracties hangen. Op dat punt in mijn leven, en nog steeds trouwens, zocht ik naar literatuur die inspireert om dingen vanuit een niet voor de hand liggende invalshoek te benaderen. Zeepijn is daar een lichtend voorbeeld van.

Want Charlotte Mutsaers schildert met woorden. Ze is een ware woordkunstenaar: in haar taal zit altijd iets beeldends verstopt. Haar woordenschilderingen in Zeepijn zijn, zoals de talloze naalden van een den, virtuoos tot in de kleine details. Hoe schrijf je de dennen, de zee en de vissen? Door ze te worden! Mutsaers literatuur inspireert mij ook bij het juridische schrijven. Zo heb ik Zeepijn gebruikt in een merkenrechtelijk artikel over geurkerstboompjes die op elkaar leken. Details doen ertoe. Ook in het recht.

Zeepijn begint met Charlotte Mutsaers’ zoektocht naar een verjaardagscadeau voor haar man, die vijftig wordt. In een schelpenwinkel in Oostende vindt ze een gele, porseleinen vis die op zijn rug een peper- en zoutstel draagt. Op de zij van die vis zijn een dennentak en twee dennenappels geschilderd. Het wonderlijke voorwerp is eigenlijk niet te koop, maar uiteindelijk doen de eigenaren het haar cadeau. Uit zoet altruïsme belooft ze een antwoord te vinden op de vraag „waarom het dennentakje op deze vis even logisch is als de kerstboom in jullie etalage”. Zeepijn is het resultaat van die ultieme zoektocht.

Je kunt de hoofdstukken als een samenhangend geheel lezen, maar ook als op zichzelf staande essays, verhalen en gedichten. Als een echte spoorzoeker bewandelt Mutsaers hoofd- en zijwegen en dwaalsporen, om al die paden uiteindelijk toch weer bij elkaar te brengen. In het rijk van dennen en zee is Mutsaers de evergreen.

Bij het herlezen heb ik veel meer samenhangende lagen ontdekt. Mutsaers beschrijft in Zeepijn heel treffend dat de drang tot herlezen niet zomaar uit de lucht komt vallen, maar dat het bij waarachtige literatuur pas echt genieten wordt als je de afloop kent. Zeepijn stal opnieuw mijn hart. Dat resulteerde in een tweede herlezing en nog meer plakkertjes.

Het hilarische gedicht ‘Kerstmis Metathesis’ uit Zeepijn is inmiddels uitgegroeid tot familiebezit dat regelmatig wordt voorgelezen. Daarin zingen ‘de hurders en de drie kinongen’ niet Gloria, maar ‘Glario‘!

Een derde herlezing ligt in het verschiet. In de zomerzon, onder een schaduwrijke pijn aan zee, laat ik me dan weer betoveren door deze waarachtige literatuur.”