‘Ze bleken buren toen ze elkaar leerden kennen bij het roeien’

‘Mijn moeder woonde vanaf 1940 op de Bernard Zweerskade 11, als een keurig Amsterdam-Zuid-meisje. Op het hoogtepunt van haar puberteit brak de oorlog uit en golden er veel restricties, maar van de sporten die ze beoefende ging het roeien gewoon door. In wisselende samenstellingen werden meerdaagse tochten gemaakt over de Amstel en de Vecht, richting Loosdrecht. Het groepje jongeren nam proviand mee en er werd overnacht bij boeren of gastgezinnen. Op de zolder werd een laken gespannen dat ’s nachts de jongens van de meisjes moest scheiden. Op één van die tochten leerde mijn moeder mijn vader kennen; Koos bleek een buurjongen van nummer 15. Toch hadden ze eerder geen contact. Ze vielen als een blok voor elkaar en beleefden heerlijke momenten, onder meer tijdens de roeitochten, zoals op de foto van rond 1942.

Mijn vader moest vanwege de Arbeitseinsatz onderduiken en de relatie werd op de proef gesteld, maar hun liefde overwon. Na de oorlog deed mijn vader een stagejaar bij een drukkerij in Edinburgh, mijn moeder werd stewardess bij KLM en hun relatie kwam opnieuw onder druk te staan. Uit hun briefwisseling van rond 1946 spreekt de warme band en het vurige verlangen om te trouwen. In algemene zin is aan de liefde niets veranderd, maar de hedendaagse appjes zijn veel beknopter en platter dan de overvloedige beschrijvingen in de vele brieven , vaak twee à drie per week, die zij over en weer schreven.

Koos en Elly trouwden in 1947 en kregen drie kinderen; eerst twee dochters, daarna ik. . De foto toont ondanks de moeilijke tijden een oprechte band, vreugde en trots. Mijn vader verloor later alleen zijn wilde haren.”

Opgetekend door