‘Y-chromosoom is de sleutel tot succes’

‘Ik voel me verbonden met het slachtoffer”, zegt forensisch geneticus Sofie Claerhout in haar werkkamer op de KU Leuven in Kortrijk. Ze doelt op Ingrid Caeckaert die 33 jaar geleden met 62 messteken om het leven werd gebracht voor de deur van haar appartement. De dader is nooit gepakt. „We zijn beide West-Vlaams, ik hoorde voor het eerst over de zaak toen ik 26 was. Het slachtoffer was 26 toen ze gedood werd. Dna-verwantschapsonderzoek is de laatste hoop om deze zaak op te lossen, maar we moeten niet te lang meer wachten. De papa is 88, de mama is 84.”

Claerhout hoopt de zaak op te kunnen lossen dankzij haar onderzoek naar het mannelijk geslachtschromosoom, ofwel het Y-chromosoom. Het is bijna het kleinste chromosoom dat er is en het enige dat bijna volledig intact overerft van vader op zoon. Bijna. Want juist de minieme verschillen gebruikt Claerhout in haar onderzoek om te bepalen hoeveel generaties twee personen van elkaar verwijderd zijn. „Zelfs na veertig generaties is het chromosoom nog terug te leiden naar een voorvader. Ik noem het Y-chromosoom dan ook wel de sleutel tot succes.”

Claerhout kijkt onder andere naar short tandem repeats (STR): regio’s op het dna die zich meerdere keren herhalen. Die repeterende stukjes zitten bij iedere man op hetzelfde stuk van het Y-chromosoom. Wat kán verschillen is het aantal herhalingen. „Een vader heeft bijvoorbeeld veertien herhalingen en zijn zoon heeft er dertien door een kopieerfoutje. Doordat het verschil maar één herhaling is, weet ik dat het nauwe familie is.”

Hoe bepaal je dan aan de hand van die herhalingen wat de relatie tussen die twee mannen is?

„Dat was de eerste vraag tijdens mijn promotieonderzoek. Hoe weet je bij een match tussen een persoon en de dader of het verre achterneven zijn of broers? Ofwel: hoe snel verandert het Y-chromosoom door de tijd? Daarvoor ontwikkelde ik met mijn partner – die ingenieur is – een verwantschapsrekenmachine die ik YMrCA noem. Die schat in hoeveel generaties er tussen een match en de dader zitten.”

Naast de STR’s kijkt Claerhout naar puntmutaties in het dna. Deze mutaties ontstaan heel zelden en verschillen daardoor niet op individueel niveau maar wel op populatieniveau. Onderzoekers gebruiken ze om iemands afkomst te bepalen, want ze kunnen hiermee tot wel 300.000 jaar terug in de tijd kijken.

Hoe belangrijk is die kennis?

„Door de combinatie van puntmutaties kun je zien of iemand bijvoorbeeld Afrikaanse of Aziatische roots heeft. De methode werd voor het eerst door het LUMC gebruikt in de zaak Marianne Vaatstra. De gemeenschap waar zij vandaan kwam, dacht dat een van de bewoners van het asielzoekerscentrum de dader moest zijn. Door te kijken naar de puntmutaties bepaalde onderzoekers dat de dader uit Noordwest-Europa kwam en dus niet uit het asielzoekerscentrum.”

Om de interessante STR’s en de puntmutaties te selecteren, ontwikkelde Claerhout een tweede methode: CSYseq. Wat nieuw is aan haar methode is dat ze niet één maar bijna 100 dna-samples tegelijkertijd kan analyseren en dat ze naar 240 STR’s kijkt en naar 20.000 puntmutaties. Bij de huidige methode in Leuven zijn dat 46 STR’s en 80 puntmutaties.

In welke gevallen is het nodig om naar zoveel regio’s te kijken?

„Als je bijvoorbeeld maar een paar druppels bloed van de dader hebt, zou ik de nieuwe methode gebruiken. Met minder input, krijg je veel meer output. Verder zou ik bij grootschalig verwantschapsonderzoek eerst een grove selectie maken op basis van die 46 STR’s en daarna een verdere selectie met de CSYseq. De beste matches, haal je vervolgens door de verwantschapsmachine.”

Door naar het Y-chromosoom te kijken, kun je alleen mannen opsporen. Zou je eenzelfde methode kunnen ontwikkelen voor mitochondriaal dna, dat via de moeder overerft?

„Negentig procent van de moorden in België wordt door mannen gepleegd, dus wat dat betreft coveren we met onze methodes al veel van de zaken. Los daarvan zou het kunnen om naar mitochondriaal dna te kijken. Samen met mijn doctoraatsstudente ben ik daar ook mee bezig, maar het is moeilijker. Mitochondriaal dna heeft maar 16.000 letters, terwijl het Y-chromosoom er 60 miljoen heeft. Doordat het zo klein is, heeft het geen STR’s. Er zijn wel puntmutaties, dus we kunnen wel de evolutionaire roots in de moederlijke lijn bepalen. We onderzoeken nu hoe het door de tijd verandert en of we naar andere kenmerken kunnen kijken. Een tweede punt wat dit onderzoek lastiger maakt, is dat het de familienaam niet volgt, want die gaat nog vaak via de vaderlijke lijn. Dat maakt stamboomonderzoek erg lastig.”

Worden jouw methodes al in rechtszaken gebruikt?

„De CSYseq zijn we nu aan het valideren in het lab. We weten dat hij goed in het lab werkt. Maar we moeten hem nu valideren met materiaal uit forensische zaken waarbij het dna bijvoorbeeld gedegradeerd kan zijn of bevuild met ander dna. Die resultaten verwacht ik over een maand.

„Ik heb wel al een vraag uit Nederland voor een zaak om de methode te gebruiken. De YMrCA gebruik ik al wel voor Nederlandse zaken. Niet voor Belgische zaken, want hier mag dat nog niet. Ik hoop dat daar donderdag verandering in komt.”

Claerhout doelt op de Belgische dna-wet uit 1999 waarin staat dat er alleen gekeken mag worden of er een honderd procent match met het dna van de dader is. Onderzoekers mogen dus niet kijken of familie van de dader in de nationale databank met dna van veroordeelden zit. En verwantschapsonderzoek is ook niet mogelijk.

Dat lijkt me heel frustrerend.

„Heel frustrerend. Als wetenschapper weet je dat je zaken vooruit kunt helpen. Ik draai wat onderzoek betreft mee met de top van mijn vakgebied maar mag niets met die kennis.”

Jarenlang lobbyde Claerhout in de politiek in de hoop de wet te wijzigen. Ze dook op bij een lezing van de voormalig minister van Justitie en gaf een presentatie op het ministerie. Vervolgens mocht ze adviseren over de inhoud van de nieuwe wet die deze week wordt besproken in de plenaire vergadering van de Kamer.

Als het daar doorkomt, kun je aan de slag. Wat dreef jou om dit zo te doen?

„De ouders van Ingrid. Die gaan nog dagelijks door een hel. En ik wist dat ik om iets te veranderen bij de politiek moest zijn. Als in jullie land Peter R. de Vries niet had gestreden voor een wetswijziging die verwantschapsonderzoek mogelijk maakte in de zaak Marianne Vaatstra, was die wijziging er in 2012 misschien niet gekomen. Ik moest zijn voorbeeld volgen.”

Nu is het bijna zover. Hoe is dat?

„Het maakt me emotioneel, trots en opgelucht. Ook al is het een formaliteit, het blijft spannend dus ik zal er donderdag zeker bij zijn.”