Xi Jinping staat in de lange machtstraditie van de Chinese keizers

Toen Xi Jinping in 2012 aantrad als leider van China lanceerde hij vrijwel onmiddellijk een grote anticorruptiecampagne tegen de „tijgers” en de „vliegen”, respectievelijk hoge en lagere ambtenaren die zich bezondigen aan omkoping, zelfverrijking en machtsmisbruik. Inmiddels zijn volgens schattingen al zeker vier miljoen van die tijgers en vliegen opgepakt en vervolgd.

Xi plaatste zich daarmee in een lange traditie. Vele Chinese keizers bonden de strijd aan met corruptie, die zij net als Xi zagen als bedreiging voor hun heerschappij. Ming-keizer Hongwu, die van 1368 tot 1399 regeerde, liet betrapte hoge ambtenaren villen en hun huid tentoonstellen. Ook beperkte hij het aantal gangen bij banketten tot vier (en soep), een soberheidscampagne die Xi eveneens tot inspiratie diende.

Ook in een ander opzicht spiegelt Xi de keizers die hem voorgingen. In 2018 liet hij het Volkscongres de bepaling schrappen die China na de dood van Mao invoerde om de leider te beperken tot twee termijnen. Xi kan daardoor de rest van zijn leven aanblijven; een situatie die op het Chinese internet werd vergeleken met de Qing-dynastie. Het plaatst Xi wel voor hetzelfde probleem als de keizers voor hem: het opvolgingsvraagstuk, dat vaak met grof geweld werd beslecht.

Kennis van het verleden helpt om het moderne China te begrijpen. Hedendaagse Chinese nationalisten bewonderen keizer Qin Shihuang, die in de derde eeuw voor het begin van onze jaartelling China verenigde, en zo een inspiratiebron is voor wie de ‘hereniging’ van Taiwan met het moederland nastreeft of Oeigoers of Tibetaans separatisme vreest. Qin staat ook te boek als een wrede tiran, die tegenstanders meedogenloos uit de weg ruimde en alle historische geschriften liet vernietigen om de geschiedenis naar zijn hand te kunnen zetten. Zowel door zijn critici als door hemzelf werd Mao met deze keizer vergeleken.


Lees ook

Xi herschrijft China’s geschiedenis

Xi herschrijft China’s geschiedenis

Afgesneden mouw

In De kortste geschiedenis van China – in het Engels verschenen in 2021 en nu ook in Nederlandse vertaling verkrijgbaar – behandelt schrijver en sinoloog Linda Jaivin de wording van het huidige China van de Pekingmens die 780.000 jaar geleden leefde op de vruchtbare vlaktes langs de Gele Rivier, via de opeenvolgende keizerlijke dynastieën en de revolutie tot de heerschappij van Xi, wiens heerschappij ook dynastieke trekken begint te vertonen.

Zo’n chronologische aanpak zou gauw wat saai kunnen worden, maar Jaivin schrijft met veel vaart en lardeert haar boek met anekdotes. Daarbij is ze zo verstandig om weliswaar alle dynastieën, maar niet alle keizers te behandelen.

Jaivin gaat uitgebreid in op de culturele en filosofische tradities die ook nu nog een belangrijke rol spelen in de Chinese politiek en samenleving: aan een confucianistisch beroep op morele juistheid ontleent de Communistische Partij mede haar gezag, aan het legalistische systeem van belonen en bestraffen haar macht.

Ook besteedt Jaivin aandacht aan het belang van klassieke Chinese poëzie en literatuur. Een van de eerste slachtoffers van de Culturele Revolutie, die onder Mao aan miljoenen mensen het leven kostte, was historicus Wu Han, die een toneelstuk schreef over een rechtschapen ambtenaar ten tijde van de Ming-dynastie, die zich verzette tegen een corrupte keizer – waarin velen een kritiek op Mao zagen. Wu stierf in 1969 in de gevangenis.

Jaivin laat zien dat de Chinese geschiedenis rijk en divers is, en het resultaat van eeuwenlange uitwisseling met andere volkeren en culturen. De zijderoute bracht China in contact met Centraal-Azië en Perzië, de islam en het boeddhisme schoten er wortel, en de Mongoolse Kublai Khan vestigde de Yuan-dynastie die van Khanbaliq – nu Beijing – haar hoofdstad maakte.

Ook heeft ze oog voor de rol die vrouwen hebben gespeeld, zoals keizerin Wu Zetian (aan wier leven en heerschappij onlangs in Leeuwarden een fraaie tentoonstelling was gewijd), of voor de openlijk homoseksuele keizer Ai die, toen hij werd weggeroepen voor staatszaken, liever zijn mouw afsneed dan zijn geliefde te wekken die op zijn arm lag te slapen – de oorsprong van de nog altijd gebruikte term ‘duanxiu’ (afgesneden mouw) voor homoseksualiteit.

Klederdracht

Die diversiteit wordt ook in China zelf graag breed uitgemeten, bijvoorbeeld als het Volkscongres vergadert en ‘afgevaardigden van etnische minderheden’ in klederdracht hun opwachting maken in de Grote Hal van het Volk.

Maar dat in het China van Xi Jinping voor werkelijke diversiteit steeds minder ruimte is, laat journalist Emily Feng zien in haar boek Laat alleen rode bloemen bloeien. Chinezen, dat zijn in de hedendaagse definitie Han-Chinezen, die Mandarijn spreken en die niet dwarsliggen bij de vervulling van Xi’s Chinese Droom.

Feng, die van 2017 tot begin 2023 als correspondent voor de Financial Times en later de Amerikaanse publieke omroep NPR in China werkte, vertelt in haar boek de verhalen van de vele Chinezen die ze ontmoette die niet aan dat beeld voldoen, en daardoor steeds verder in de verdrukking komen.

Deels zijn dat bekende verhalen; de meedogenloze onderdrukking van de Tibetanen en de Oeigoeren, de systematische ontmanteling van vrijheid in Hongkong. Maar Feng vertelt ook over de Hui, een bevolkingsgroep zichzelf als door en door Chinees beschouwt en uiterlijk niet van de Han is te onderscheiden, maar de islam aanhangt en daarom door de autoriteiten wordt gewantrouwd.

Banaan

Bij de Chinezen die Feng portretteert – advocaten, vrouwen, boekverkopers – daalt langzaam maar zeker het besef in dat ze er niet echt bijhoren, ook al voelen ze zich Chinees en zijn ze loyaal aan het bewind. Zoals bij Adiya uit Binnen-Mongolië – een autonome regio waar de positie van de Mongoolse taal officieel wordt erkend en beschermd. Zelf leert hij als kind Mandarijn, maar als hij merkt hoe die taal het Mongools in zijn regio systematisch verdringt, begint hij taalklasjes voor kinderen en sluit zich aan bij protesten tegen de steeds grotere rol van het Mandarijn in het schoolcurriculum. Het brengt hem in de problemen, zeker als de politie ontdekt dat hij beelden verzamelde van de protesten in Hongkong tegen het gezag van Beijing. Adiya vluchtte naar Thailand, en woont nu in Canada.


Lees ook

China bemoeilijkt de verslaggeving van buitenlandse correspondenten opzettelijk

Het perscentrum van de Winterspelen die deze week beginnen.

Voor Feng is Chinese identiteit niet alleen een journalistiek onderwerp, het is ook persoonlijk. Fengs Chinese ouders verhuisden naar de Verenigde Staten, waar zij werd geboren en opgroeide. Feng beschouwt zich als ‘cultureel Chinees’ en als ze zich als correspondent in China vestigt maken de autoriteiten haar duidelijk dat ook zo te zien: als Chinees wordt ze geacht „het Chinese verhaal goed te vertellen”.

Maar in 2023 verhuisde ze noodgedwongen naar Taiwan nadat de autoriteiten hadden geweigerd haar accreditatie te verlengen. Volgens staatsmedia was ze „een verrader van het ras, die zich voor het karretje van ‘een vijandige buitenlandse macht’ had laten spannen”. Ze noemden haar een „banaan” – geel van buiten, wit van binnen.