Een beetje windmolenwiek in je autobumper, surfplank of campingtafel. Windmolenbladen stonden lang bekend als onmogelijk recyclebaar, maar inmiddels zijn er in theorie legio mogelijkheden.
Hoewel de ontwikkelaars van windparken het moeilijk hebben (dure materialen, hoge rentes, en lage stroomprijzen), bestaat over één ding geen twijfel: in de sector komt veel afval vrij. Alleen al dit jaar komt er 60.000 ton composiet afval vrij afkomstig van turbines die worden ontmanteld, aldus TNO, dat zich baseert op gegevens van WindEurope. Bijvoorbeeld omdat ze worden vervangen door nieuwe exemplaren. Dat zou oplopen naar meer dan 800.000 ton in 2050.
TNO werkt aan een slimme oplossing die, zo hoopt de onderzoeksinstelling, óók commercieel interessant kan zijn. In het Noord-Hollandse Petten staat een gloeiend hete oven waar snippers windmolenwiek in worden verhit. Een deel van de wiek fungeert als brandstof voor het proces, en zo zouden de kosten van de recycling omlaag kunnen worden gebracht. „Een ontzettend leuk project”, vindt onderzoeksleider Harald van der Mijle Meijer.
De nieuwste wieken zijn inmiddels langer dan een voetbalveld
Een windmolen bestaat grotendeels uit staal. Dat is goed te recyclen en wordt bijgemengd bij nieuw staal. Maar de wiek is een heel ander verhaal. Die moet licht zijn en tegelijk heel veel spanning kunnen hebben – de nieuwste wieken zijn inmiddels langer dan een voetbalveld.
Om die kracht te verkrijgen, zijn wieken voor het grootste deel gemaakt van vezelcomposiet (een combinatie van glasvezel of koolstofvezel). Dat is gemengd met kunststofhars om de boel bij elkaar te houden.
Dat ultraharde mengsel recyclen is een lastig verhaal. In Europa belanden windmolenwieken daarom vaak op de vuilstort, maar dat wordt door wetgeving binnenkort verboden. Of ze gaan – zoals meestal in Nederland gebeurt – via de shredder naar de afvalverbrandingsinstallatie.
In 2020 dook er een foto op uit de Verenigde Staten: honderden afgedankte wieken werden uit ellende maar begraven onder de grond. Creatiever is het bouwen van een speeltuin van oude wieken, zoals in Rotterdam gebeurde, of het maken van meubels. Maar voor tienduizenden tonnen afval is dat geen oplossing.
De beste optie die we nu hebben in de praktijk, is ‘laagwaardige’ recycling in de bouwsector. Wieken worden vermalen en in een bouwmateriaal verwerkt, vertelt Van der Mijle Meijer. „Maar dat moeten we niet willen, want het zijn kunststoffen. Dus bij plaatsing in water of grond kunnen daar microplastics bij vrijkomen.”
Glasvezel schoonbranden
Gelukkig werken onderzoekers over de hele wereld aan een alternatief, zo ook in Petten. Van der Mijle Meijer vertelt hoe hij met zijn team versnipperde wieken in de speciale oven stopt, en zonder zuurstof tot 500 graden verwarmt. Daarbij wordt de kunststofhars omgezet in gas, en de glasvezel blijft achter. Daarna wordt alsnog zuurstof toegevoegd, waardoor de vrijgemaakte glasvezel wordt schoongebrand. Voor deze stap kan het gas uit de hars worden gebruikt als brandstof, wat energie bespaart en het dus financieel aantrekkelijker maakt.
Voor de planeet zou dit een goede optie zijn. Volgens een schatting die TNO maakte zou als je op deze manier de windparken Borselle I en II zou ontmantelen, dat meer dan 50 kiloton CO2 besparen (vergeleken met verbranding).
Nieuw materiaal winnen, is goedkoper dan ‘oud’ materiaal inzamelen, sorteren, schoonmaken en recyclen
Renewi, een van de grootste recyclers van Nederland, is inmiddels ook aangehaakt. Want hoewel de recyclingsector in zwaar weer zit, blijven afvalverwerkers op zoek naar de „afvalstromen van de toekomst”, zegt Piter Brandenburg van Renewi. „De enorme windmolenparken die zijn gebouwd, moeten toch op een gegeven moment in hun geheel of gedeeltelijk worden vervangen.”
Maar voor de commerciële afvalverwerkers is één vraag belangrijk: kan het uit? Bij recycling (denk ook aan plastic- of textielrecycling) schuilt het probleem vaak niet in de techniek an sich. Het probleem is het gebrek aan een businesscase. Nieuw materiaal winnen, is goedkoper dan ‘oud’ materiaal inzamelen, sorteren, schoonmaken en recyclen.
„Glasvezels uit de wieken moeten concurreren met nieuw glasvezel, waarvan de prijs eigenlijk al heel laag ligt op de markt”, zegt Van der Mijle Meijer. „Dus moet het proces zo goedkoop mogelijk.” Daarbij zou het dus kunnen helpen de hars als brandstof te gebruiken.
En niet alleen kan het proces goedkoper, het schoon krijgen van de glasvezels is ook belangrijk, zegt Brandenburg. Gerecycled glasvezel kan naar allerlei spullen, denk aan autobumpers. „Maar als het zo schoon is, dat het weer vergelijkbaar is met nieuw glas, dan heeft het een hogere waarde. Dan kun je er ook echt weer een mooi nieuw product van maken. Bijvoorbeeld: nieuwe windmolenwieken.”
Tweedehands molens
Eigenlijk is het nog beter om Nederlandse windmolens niet snel weg te gooien. Ze worden vaak na een jaar of twintig al gedemonteerd, terwijl ze dan nog in prima staat zijn. Het Planbureau voor de Leefomgeving wees erop dat windturbines vaak vóór het einde van hun technische levensduur al worden vervangen door energie-efficiëntere, grotere exemplaren. Daarom bestaat er ook een tweedehandsmarkt voor oude Nederlandse windmolens. Onze oude windmolens gaan bijvoorbeeld naar het Verenigd Koninkrijk, Italië, Zweden, Polen, of zelfs Kazachstan.
Maar juist omdat windmolens steeds groter worden, wordt de logistiek van deze tweedehandsmarkt steeds lastiger. De nieuwste generatie windturbines is tot een factor zes keer hoger dan de eerste, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. Nieuwe turbines hebben bijvoorbeeld een tiphoogte van 247 meter. Vervoer dat maar eens. Zo wordt recycling toch weer een interessante optie.
Scheepsrompen en autodashboards
Bovendien gaat het niet alleen om windmolens. Het teruggewonnen glasvezel is weer te gebruiken voor scheepsrompen, peddels, surfplanken en autodashboards, aldus Van der Mijle Meijer „Je kunt het eigenlijk overal terugvinden”, zegt Brandenburg. „Tot en met de wandpanelen in NS-treinen. Voor een afvalverwerker is volume belangrijk.” Sterker nog: alleen van de wind kan deze recyclingmarkt niet leven, zegt Van der Mijle Meijer. „Dit kan een interessante techniek zijn voor alle markten waar composietmaterialen in worden gebruikt: bouw, transport, elektronica, meubels, ga zo maar door.”
En toch, ook met veel volume heeft de recyclingmarkt vaak nog een zetje nodig. Denk aan het recyclen van verpakkingsplastic: er is meer dan genoeg van, maar het ene na het andere recyclingbedrijf gaat failliet. Niet voor niets zette Renewi vorige week zijn handtekening onder een brandbrief over de „stilstand” van de circulaire economie in Nederland (naast bedrijven als IKEA, Bol en Auping). Of het nou gaat met subsidies of verplichtingen tot het gebruik van gerecycled materiaal, ze vinden: er moet méér sturing van de overheid komen wil echt het lukken met de circulaire economie.
