Wim de Bie: de wat verlegen tv-maker die op hoog niveau politieke satire bedreef

Necrologie

Wim de Bie 1939-2023 Wim de Bie bleef altijd gêne houden, terwijl hij samen met Kees van Kooten de wereld van de tv-satire, de taal en het Nederlandse cabaret voorgoed veranderde.

Wim de Bie, in 2009
Wim de Bie, in 2009

Foto Pim Ras / Hollandse Hoogte

„Wat gaan we volgend seizoen doen?”, vraagt Wim de Bie op 22 maart 1998 aan Kees van Kooten tijdens de uitzending van Van Kooten en De Bie. „Nou, ik wou er eens een keertje mee stoppen”, antwoordt Kees van Kooten. De Bie kijkt even gepijnigd als begripvol opzij. Na 38 jaar samenwerken en een tijdperk van vaak briljante tv-satire komt er een eind aan. Die avond werd de stekker uit tv-persoonlijkheid De Bie getrokken. Uit angst in een diep gat te vallen, gaat hij nog een tijdje alleen door op tv, maar solo kon hij zijn draai nooit helemaal vinden.

Maandag is cabaretier, satiricus, schrijver en tv-maker Wim de Bie thuis in Den Haag op 83-jarige leeftijd overleden, dit heeft de VPRO bekendgemaakt.

Klisjeemannetjes

Het is in 1939 dat Wim de Bie in Den Haag op de wereld komt bij ouders van wie de vader in de avonduren soms humoristische verhalen schrijft en de moeder in de wieg lijkt gelegd om zangeres te worden – maar ze kiest toch voor het stichten van een gezin. De creativiteit zit er vroeg in en komt bij De Bie al goed over het voetlicht op de middelbare school. Op de Haagse daltonschool leert hij bovendien Van Kooten kennen, die twee klassen lager zit. Ze voeren toneelstukjes op en schrijven voor de schoolkrant.


Lees ook: Niemand kent ons meer, zeggen Van Kooten en De Bie

Hoewel De Bies vader liever had gezien dat zijn zoon landbouwkundig ingenieur was geworden, gaat Wim de Bie Nederlands studeren om al vrij snel over te stappen op een cursus kleinkunst van de Nederlandse Radio Unie. Hij komt prompt terecht bij een radioprogramma van de VARA, waar hij zijn oude schoolvriend erbij haalt. Vanaf dat moment zijn de twee een komisch duo. In 1963 wordt het programma Uitlaat uitgezonden, waarin de twee optreden als de ‘Klisjeemannetjes’.

Zoals velen in die tijd krijgen ze nationale tv-bekendheid als ze te gast zijn bij Mies en Scène, de talkshow van Mies Bouwman, waar ze hun klisjeemannetjes-act opvoeren. „Ik hou van Holland, maar tot op gevorderde leeftijd alsmaar kapucijners eten, dat vergt een ijzeren sluitspier”, zegt De Bie in plat Haags. In de zaal gieren de toeschouwers het uit.


Gebogen

Na enkele programma’s bij de VARA wordt in 1972 de overstap naar de VPRO gemaakt, waar Van Kooten en De Bie samen aan de slag gaan voor het programma Het gat van Nederland. In 1974 krijgen ze hun eerste Nipkowschijf – de oudste televisieprijs van Nederland; elf jaar later zouden ze gezamenlijk ook nog de ere-Nipkowschijf krijgen. Bij Het gat van Nederland worden ze een steeds succesvoller duo en de typetjes die ze spelen vanaf Het Simplisties Verbond (dat van 1974 tot 1988 werd uitgezonden) zijn cultureel erfgoed.

Hun personages lopen vaak op de tijd vooruit. Zo zijn er de gebroeders Temmes en hun naoorlogs verzet, moeder Carla (Kees) met zoon Frank (Wim) die een „lekkere ronde blonde meid” wil voor onder meer de kerstdagen. De volkomen tijdloze Jacobse (Kees) en Van Es (Wim) die bij het winterklaar maken van een tuin scheurgras constateren en later met de populistische Tegenpartij de Tweede Kamer in willen, Dirk de zwerver, die De Bie uitscheldt voor „lange lamlul” en kruidenvrouw Berendien uut Wisp.

Een beetje gebogen loopt De Bie als typetje meestal naast Van Kooten, samen produceren ze de ene taalvondst na de andere. „Hou je d’r buiten Cock” is nog steeds de meest effectieve methode om iemand de mond te snoeren. Of neem de briljante sketch rondom de geestelijk werkeloos (De Bie) op De tweede langspeelplaat van het Simplisties Verbond (de hele lp uit 1976 heeft anno 2023 nog steeds niets aan kracht ingeboet). „Helemaal niks”, vindt de geestelijk werkeloos het leven, ongeacht of het nu gaat om de dolfijn Flipper, pinda’s of elektriciteit. „Het is allemaal niks.”

De wat gebogen houding typeert De Bie ook in publieksinterviews, die hij niet graag gaf. Hij toonde een soort mensenschuwheid en verlegenheid die je niet verwacht bij iemand die op hoog niveau politieke satire bedreef op tv en die BN’er was lang voor die term gemeengoed werd. De Bie zelf had meer weg van zijn typetje leraar Duits met de ringbaard dan de Haagse Van Es met gouden ketting om zijn nek. Hij was eerder de kluizenaar dan de burgemeester (zelfs al laat die zich steeds opzij duwen door zijn wethouder Hekking).

Meneer Foppe

In een interview met Coen Verbraak in 2012 vertelde De Bie dat het gevoel uitgelachen te worden altijd bij hem was gebleven, uitgelachen om de mensenschuwe slungel die hij was.

Die vrees zette hij om in het typetje, en literair alter ego, meneer Foppe (en enkele andere personages). Foppe leeft volgens zijn zelfbedachte spreekwoord: ‘Niets zo fijn als Binnenzijn!’ De solitaire vrijgezel meneer Foppe, die uitblinkt in onopmerkelijkheid, leidt een leven vol gêne, mensenangst en wereldvreemdheid. Van dat laatste was bij De Bie zelf uiteraard geen sprake, maar de gêne werd mooi zichtbaar tijdens een onhandig tv-interview met Adriaan van Dis in 1987 over zijn literaire personage. Het is voor het eerst dat De Bie alleen wordt geïnterviewd. Van Dis krijgt geen grip op zijn gast, die met grappen en acteerwerk het gesprek ontregelt en telkens naar Van Kooten zwaait die ergens op de tribune zit. „De kop is eraf”, roept De Bie nog tijdens het gesprek, maar tijdens geen enkel interview daarna zal hij er echt gemakkelijk bij zitten. „Ik zoek gauw naar de uitgang”, duidt hij zijn gedrag bij een uitzending van Pauw & Witteman naar aanleiding van de 4-meilezing die hij hield in 2009. De Bie zelf typeerde zijn alter ego als iemand die eenzaam is, maar niet ongelukkig.


Dicht op de politiek zit het tweetal tijdens Keek op de Week, de tv-serie die direct na het Achtuurjournaal op zondagavond was geprogrammeerd en die van 1988 tot en met 1993 te zien was. Ze leveren niet alleen direct scherp commentaar op wat even daarvoor te berde was gebracht tijdens het 8-uurjournaal, maar winden zich ook op over politieke zaken en wetenschappers die gebakken lucht verkondigden in hun analyses van de wereld.

De programma’s na 1993 haalden zelden nog het niveau van Keek op de Week, en De Bie alleen lukte het ook niet om met Spreker: Wim de Bie, De bunker van De Bie, Nachtcrème en Beetje laat de topuitzendingen van weleer te halen. Maar hoe goed hij was in het analyseren van de tijd, bleek wel toen hij in 2002 startte met Bieslog, een ‘internetkrant’ waarin hij scherp, maatschappelijk betrokken en gevat commentaar gaf op de actualiteit.

Jacobse en Van Es

De tijd en de tijdgeest pakken, dat hebben Van Kooten en De Bie vanaf het begin gedaan, en dat bleef De Bie doen. Een mooi voorbeeld is te vinden in de bescheurkalenders, de scheurkalender die het duo tussen 1972 en 1986 maakte (later verzameld in Het Groot Bescheurboek). Hierin is een fragment waar Jacobse en Van Es erachter proberen te komen hoe „de Gewone Man, de Man in de Straat, de Mensen aan de Basis, de Kansarmen, de Mannen en Vrouwen van de Onderkant, de Minder Ontwikkelden” zich bezighouden „met vraagstukken betreffende de Mens, het Leven en de Dood”. Jacobse vraagt aan Van Es: „Hoe kom jij eigenlijk toe aan je Menswording, in het aangezicht van de Dood?” Van Es is ervan overtuigd dat er een pil wordt uitgevonden opdat zijn generatie helemaal niet meer doodgaat.

Jacobse en Van Es sterven op 10 mei 1981 om 21.26 uur wanneer hun gijzeling van het Binnenhof mislukt. De reden van dit voortijdig sterven was dat het duo en hun Tegenpartij („Geen gezeik, iedereen rijk” en „Samen voor ons eigen”) populairder werden dan ze hadden gehoopt. Rechts populistisch Nederland was iets té enthousiast over de standpunten van de politieke oplichters Jacobse en Van Es. En zo verdween deze typering van het geweten van de Nederlandse politiek van het scherm. Het kan dat hun geestelijk vader zich nu bij hen heeft gevoegd, maar de kans is groter dat dat niet gebeurt. „De dood dat is”, om de geestelijk werkeloos nogmaals aan te halen, „al helemáál niks”.