VVD-leider Dilan Yesilgöz zegt dinsdagmiddag in de hal van de Tweede Kamer dat haar partij nog steeds geen voorstander is van gezamenlijke Europese schulden aangaan. Maar ze zegt ook: „Ik vind niet dat ik nu tegen het kabinet moet zeggen: dit mag niet en dit moet wel.”
Yesilgöz reageert op een plan dat eerder op de dag is gepresenteerd door Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie. De Europese defensie verstevigen zou volgens de commissie 800 miljard euro vereisen. Von der Leyen denkt dat geld deels op te kunnen halen door de begrotingsregels voor lidstaten te versoepelen. Het opmerkelijkste onderdeel van haar plan is een nieuw fonds, waarvoor de lidstaten samen 150 miljard euro zouden moeten lenen.
De relatie tussen Zelensky en Trump moet niet verder worden belast met scheldkanonnades
Aanstaande donderdag praten de Europese regeringsleiders erover, tijdens een extra ingelaste top in Brussel. In het regeerakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB staat dat het kabinet „geen voorstander is” van gemeenschappelijke Europese schulden.
Woensdag debatteert de Tweede Kamer ter voorbereiding op de Europese top over Oekraïne, de nieuwe houding van de Verenigde Staten en de veiligheid van Europa. Coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB, die zich tot dusver hierover verdeeld toonden, moeten tijdens het Kamerdebat laten zien of ze tot elkaar kunnen komen.
Wapens
Op dinsdagmiddag lijkt dat op het eerste gezicht niet echt te lukken. Voor de zaal van de Tweede Kamer geeft Kamerlid Henk Vermeer premier Dick Schoof minder ruimte dan Yesilgöz. Wat de BBB’er betreft worden geen gemeenschappelijke schulden aangegaan. Onder geen beding.
Het Amerikaanse besluit om wapenleveranties aan Oekraïne te stoppen, is „heel fors, heel serieus”, zegt Yesilgöz.
Vermeer noemt het „een pauze, geen definitieve opschorting” en „puur een zet op het schaakbord van Trump”. Hij vindt daarom dat Nederlandse politici „het hoofd koel moeten houden”.
Yesilgöz zegt óók dat politici kalm moeten blijven. Ze noemt het „een ongelooflijk belangrijke zaak” dat Nederland in Europa voortrekker is in het financieel steunen van Oekraïne.
„Het is voor ons nooit een doel geweest om voortrekker te zijn”, zegt Vermeer. „We hebben interne problemen in Nederland, waar ook aandacht voor nodig is. Ik zou willen dat mensen dáár iets meer voorloper in zouden zijn.” Het Kamerlid bedoelt: dure boodschappen, hoge energierekeningen.
Dat noemt Yesilgöz dan weer een „schijntegenstelling”.
Lees ook
Rutte blijft positief: ‘Ik zou tegen de Europeanen zeggen: knok jezelf aan tafel!’
Vance
Nieuw is die verdeeldheid niet. Afgelopen weken lieten de coalitiepartijen vooral zien waar ze het níét over eens zijn. Gezamenlijke voorstellen over wat Nederland – en meer specifiek Schoof in internationaal verband – wél zou kunnen, ontbraken.
Dat werd evident na de veiligheidsconferentie in München van afgelopen februari, waar de Amerikaanse vicepresident JD Vance de aanval had geopend op Europese regeringsleiders, die allemaal wisten: Amerikaanse steun is niet meer vanzelfsprekend. Ze moesten het zelf gaan doen.
Een opeenvolging van historische momenten, ongekend in de recente geschiedenis. Maar voor de coalitiepartijen was het niet genoeg om de diepe verdeeldheid, die al sinds de formatie bestaat, te overbruggen. In een Tweede Kamerdebat overheerste vooral die verdeeldheid. Het gevolg: een groot deel was gegaan over het „mandaat” van Schoof in internationale gesprekken. Als zijn coalitie al zo verdeeld was, wat mocht hij dan?
Ik vind niet dat ik nu tegen het kabinet moet zeggen: dit mag niet en dit moet wel
Op woensdag debatteert de Tweede Kamer dus opnieuw over Oekraïne. En hoewel coalitiepartijen nog steeds niet met één boodschap naar buiten treden, lijken de publieke vernedering van de Oekraïense president Volodymyr Zelensky in het Witte Huis en het besluit van Trump om alle militaire steun aan Oekraïne op te schorten, toch iets te hebben veranderd. Van eenheid is nog geen sprake, maar op dinsdag blijken de meeste coalitiepartijen wel bereid hun starre houding los te laten.
Zo zegt PVV-leider Geert Wilders, die zich twee weken geleden nog verzette tegen militaire deelname van Nederland aan een Europese troepenmacht, dinsdag ineens dat hij „niet wil oordelen over iets wat ik niet ken”. Hij benadrukte dat er nog „helemaal niks ligt” en dat hij het „eerst maar eens wilde zien als er iets zou komen”.
De PVV is bovendien, onder voorwaarden, ook bereid te praten over meer geld voor Defensie. „Daar hoort dan wel bij dat we ook geld uitgeven aan noden van de mensen in ons eigen land. Dan praat je ook over miljarden.”
Huisjes
Ook NSC lijkt bereid te praten over heilige huisjes. Partijleider Pieter Omtzigt is fel tegenstander van gemeenschappelijke Europese leningen. Nog steeds, zegt hij in reactie op het plan van Von der Leyen. Om wel toe te voegen: „Het idee dat we nu met z’n allen zeggen: ik wil dit niet en dat niet en we komen helemaal nergens, dat is een scenario waar ik echt niet op uit wil komen.” Hij is niet van plan om te vetoën.
Wekenlang is het in Den Haag gegaan over de heftigheid waarmee coalitiepartijen elkaar behandelden. Er was een nieuwe politieke cultuur aan het ontstaan, zonder een taboe op het openlijk uitvechten van ruzies.
De rol die Wilders zich dinsdag aanmeet, is daarom opmerkelijk te noemen. Op de plek waar hij een paar weken geleden met een kabinetsval dreigde in de richting van Omtzigt en diens partij, werpt hij zich nu op als verbinder. „De relatie tussen Zelensky en Trump moet niet verder worden belast met scheldkanonnades”, zei de PVV’er. Ook noemde hij het „niet handig om publiekelijk ruzie te maken”, zoals Zelensky en Trump deden in het Witte Huis. „Als je dat al doet, doe dat dan alsjeblieft achter de schermen.”
Lees ook
Vance’ provocatie van Zelensky is uniek. Was deze ook strategisch?
VVD-leider Dilan Yesilgöz zegt dinsdagmiddag in de hal van de Tweede Kamer dat haar partij nog steeds geen voorstander is van gezamenlijke Europese schulden aangaan. Maar ze zegt ook: „Ik vind niet dat ik nu tegen het kabinet moet zeggen: dit mag niet en dit moet wel.”
Yesilgöz reageert op een plan dat eerder op de dag is gepresenteerd door Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie. De Europese defensie verstevigen zou volgens de commissie 800 miljard euro vereisen. Von der Leyen denkt dat geld deels op te kunnen halen door de begrotingsregels voor lidstaten te versoepelen. Het opmerkelijkste onderdeel van haar plan is een nieuw fonds, waarvoor de lidstaten samen 150 miljard euro zouden moeten lenen.
De relatie tussen Zelensky en Trump moet niet verder worden belast met scheldkanonnades
Aanstaande donderdag praten de Europese regeringsleiders erover, tijdens een extra ingelaste top in Brussel. In het regeerakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB staat dat het kabinet „geen voorstander is” van gemeenschappelijke Europese schulden.
Woensdag debatteert de Tweede Kamer ter voorbereiding op de Europese top over Oekraïne, de nieuwe houding van de Verenigde Staten en de veiligheid van Europa. Coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB, die zich tot dusver hierover verdeeld toonden, moeten tijdens het Kamerdebat laten zien of ze tot elkaar kunnen komen.
Wapens
Op dinsdagmiddag lijkt dat op het eerste gezicht niet echt te lukken. Voor de zaal van de Tweede Kamer geeft Kamerlid Henk Vermeer premier Dick Schoof minder ruimte dan Yesilgöz. Wat de BBB’er betreft worden geen gemeenschappelijke schulden aangegaan. Onder geen beding.
Het Amerikaanse besluit om wapenleveranties aan Oekraïne te stoppen, is „heel fors, heel serieus”, zegt Yesilgöz.
Vermeer noemt het „een pauze, geen definitieve opschorting” en „puur een zet op het schaakbord van Trump”. Hij vindt daarom dat Nederlandse politici „het hoofd koel moeten houden”.
Yesilgöz zegt óók dat politici kalm moeten blijven. Ze noemt het „een ongelooflijk belangrijke zaak” dat Nederland in Europa voortrekker is in het financieel steunen van Oekraïne.
„Het is voor ons nooit een doel geweest om voortrekker te zijn”, zegt Vermeer. „We hebben interne problemen in Nederland, waar ook aandacht voor nodig is. Ik zou willen dat mensen dáár iets meer voorloper in zouden zijn.” Het Kamerlid bedoelt: dure boodschappen, hoge energierekeningen.
Dat noemt Yesilgöz dan weer een „schijntegenstelling”.
Lees ook
Rutte blijft positief: ‘Ik zou tegen de Europeanen zeggen: knok jezelf aan tafel!’
Vance
Nieuw is die verdeeldheid niet. Afgelopen weken lieten de coalitiepartijen vooral zien waar ze het níét over eens zijn. Gezamenlijke voorstellen over wat Nederland – en meer specifiek Schoof in internationaal verband – wél zou kunnen, ontbraken.
Dat werd evident na de veiligheidsconferentie in München van afgelopen februari, waar de Amerikaanse vicepresident JD Vance de aanval had geopend op Europese regeringsleiders, die allemaal wisten: Amerikaanse steun is niet meer vanzelfsprekend. Ze moesten het zelf gaan doen.
Een opeenvolging van historische momenten, ongekend in de recente geschiedenis. Maar voor de coalitiepartijen was het niet genoeg om de diepe verdeeldheid, die al sinds de formatie bestaat, te overbruggen. In een Tweede Kamerdebat overheerste vooral die verdeeldheid. Het gevolg: een groot deel was gegaan over het „mandaat” van Schoof in internationale gesprekken. Als zijn coalitie al zo verdeeld was, wat mocht hij dan?
Ik vind niet dat ik nu tegen het kabinet moet zeggen: dit mag niet en dit moet wel
Op woensdag debatteert de Tweede Kamer dus opnieuw over Oekraïne. En hoewel coalitiepartijen nog steeds niet met één boodschap naar buiten treden, lijken de publieke vernedering van de Oekraïense president Volodymyr Zelensky in het Witte Huis en het besluit van Trump om alle militaire steun aan Oekraïne op te schorten, toch iets te hebben veranderd. Van eenheid is nog geen sprake, maar op dinsdag blijken de meeste coalitiepartijen wel bereid hun starre houding los te laten.
Zo zegt PVV-leider Geert Wilders, die zich twee weken geleden nog verzette tegen militaire deelname van Nederland aan een Europese troepenmacht, dinsdag ineens dat hij „niet wil oordelen over iets wat ik niet ken”. Hij benadrukte dat er nog „helemaal niks ligt” en dat hij het „eerst maar eens wilde zien als er iets zou komen”.
De PVV is bovendien, onder voorwaarden, ook bereid te praten over meer geld voor Defensie. „Daar hoort dan wel bij dat we ook geld uitgeven aan noden van de mensen in ons eigen land. Dan praat je ook over miljarden.”
Huisjes
Ook NSC lijkt bereid te praten over heilige huisjes. Partijleider Pieter Omtzigt is fel tegenstander van gemeenschappelijke Europese leningen. Nog steeds, zegt hij in reactie op het plan van Von der Leyen. Om wel toe te voegen: „Het idee dat we nu met z’n allen zeggen: ik wil dit niet en dat niet en we komen helemaal nergens, dat is een scenario waar ik echt niet op uit wil komen.” Hij is niet van plan om te vetoën.
Wekenlang is het in Den Haag gegaan over de heftigheid waarmee coalitiepartijen elkaar behandelden. Er was een nieuwe politieke cultuur aan het ontstaan, zonder een taboe op het openlijk uitvechten van ruzies.
De rol die Wilders zich dinsdag aanmeet, is daarom opmerkelijk te noemen. Op de plek waar hij een paar weken geleden met een kabinetsval dreigde in de richting van Omtzigt en diens partij, werpt hij zich nu op als verbinder. „De relatie tussen Zelensky en Trump moet niet verder worden belast met scheldkanonnades”, zei de PVV’er. Ook noemde hij het „niet handig om publiekelijk ruzie te maken”, zoals Zelensky en Trump deden in het Witte Huis. „Als je dat al doet, doe dat dan alsjeblieft achter de schermen.”
Lees ook
Vance’ provocatie van Zelensky is uniek. Was deze ook strategisch?
„Ik ben vrij. Ik adem. Ik hoef niet meer te vrezen.” Joan Makosi kan het nog niet helemaal bevatten. Ze werd in 1968 geboren in Suriname als Nederlander, maar verloor dat staatsburgerschap op zevenjarige leeftijd door de Surinaamse onafhankelijkheid in 1975. Wie op dat moment in Suriname woonde, werd automatisch staatsburger van dat land. Na de afgelopen zeventien jaar lang ongedocumenteerd in Nederland te hebben gewoond, ontving Makosi vorige week een verblijfsvergunning.
Geen bsn, huurhuis, zorgverzekering of legaal werk; het was overleven, vertelt Makosi. „Het was soms alsof ik een vreemdeling was. Ik durfde ’s avonds laat niet over straat en was altijd op mijn hoede, bang dat de politie om een verblijfsvergunning zou vragen. Terwijl: ik ben in Suriname onder de Nederlandse vlag geboren, ik spreek de taal, we vierden Sinterklaas, zongen het Nederlandse volkslied op de basisschool. Ik ben gewoon een Nederlander.”
In Nederland leven honderden mensen zoals Makosi: Surinaamse oud-Nederlanders die, in sommige gevallen al tientallen jaren, ongedocumenteerd zijn. Nederlander van geboorte, Nederlands als moedertaal en een netwerk aan Nederlandse familie en vrienden. Toch leven veel van hen in de daklozenopvang. Hoe is deze groep ontstaan?
Lees ook
Surinamers die zijn regime ontvluchtten over de dood van Bouterse: ‘December is weer een vrolijke maand’
Commissie-Mok
Tot de onafhankelijkheid in 1975 hadden inwoners van Suriname automatisch de Nederlandse nationaliteit. Maar vanaf het moment dat Suriname onafhankelijk werd, verloren zij het Nederlandse staatsburgerschap en alle rechten die daaraan verbonden waren. Surinamers die op dat moment in Nederland woonden, werden ‘legale vreemdelingen’ en behielden de Nederlandse nationaliteit.
Deze maatregelen pasten in de tijdgeest, blijkt uit een reconstructie van NRC uit 1995. Waar Surinamers in de jaren vijftig en zestig nog werden gezien als een ‘bezienswaardigheid’, sloeg die houding in de jaren zeventig volledig om. Al voor de onafhankelijkheid heerste veel onrust over de migratie van Surinamers naar Nederland; verschillende politici voorzagen ‘een vloedgolf aan immigranten’.
Dries van Agt opperde in 1972 dat de Grondwet ‘desnoods’ gewijzigd moest worden om Surinamers – destijds nog Nederlandse staatsburgers – de toegang tot Nederland te kunnen verbieden. In datzelfde jaar stelde het kabinet-Biesheuvel de Commissie-Mok in om te onderzoeken hoe de instroom van Surinamers te beperken.
De eerste vijf jaar na de Surinaamse onafhankelijkheid was een overgangsperiode, met een soepeler toelatings- en verblijfsvergunningsbeleid voor Surinaamse oud-Nederlanders; de zogeheten Toescheidingsregeling. Surinamers konden zich gedurende die periode in Nederland vestigen, zolang ze over inkomen en huisvesting beschikten. Maar vanaf 1980 werd hun toelating even streng als die van andere ‘vreemdelingen’. Vanaf dat moment was er geen enkel beleid meer dat rekening hield met het onvrijwillige verlies van de Nederlandse nationaliteit van deze groep.
Foto Mona van den Berg
Toescheidingsregeling
Volgens Gert Oostindie, emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis, is die vreemdelingenstatus van Surinaamse oud-Nederlanders na 1980 logisch. „Het Surinaamse parlement koos destijds immers voor de onafhankelijkheid, zij het met minieme meerderheid, met het volle besef dat men daarmee niet langer Nederlands staatsburger zou zijn. Als je afspreekt dat een voormalige kolonie onafhankelijk wordt, dan ligt het formaliseren van dat nieuwe Surinaamse staatsburgerschap daar uiteindelijk in besloten.” Volgens hem kan je voor deze specifieke groep wél spreken van een ereschuld. „Er is veel te zeggen voor deze regeling als vorm van coulance gezien de gedeelde geschiedenis.”
Hoewel veel Surinamers destijds gebruik maakten van die zogeheten Toescheidingsregeling, is er ook een groep mensen die dat niet lukte. Sommigen waren nog kind, zoals Makosi, anderen wisten simpelweg niet van de regeling of overzagen de gevolgen niet. Zij konden na 1980 dus alleen op een toeristenvisum naar Nederland komen; na negentig dagen werd hun verblijf automatisch illegaal.
Ik ben onder de Nederlandse vlag geboren, ik spreek de taal, we vierden Sinterklaas, zongen het Nederlandse volkslied op school
Er waren geen procedures die deze groep Surinaamse oud-Nederlanders de mogelijkheid tot een verblijfsvergunning boden. Afgelopen jaren is duidelijk geworden wat daar de gevolgen van zijn. Amsterdamse inloopcentra voor daklozen worden steeds vaker permanent bewoond door ongedocumenteerde ouderen, die vaak al tientallen jaren in Nederland verblijven. Deze groep heeft zich lang weten te redden, maar nu zij ouder en daarmee kwetsbaarder worden, voorzien hulporganisaties de komende jaren een toename van noodzakelijke zorg.
De Regenboog Groep, een organisatie voor Amsterdammers die in (sociale) armoede leven, schakelt in 2019 de hulp in van Frederiek de Vlaming. De organisatie vraagt de voormalige onderzoeker aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam om de problemen van deze groep in kaart te brengen en een oplossing te bedenken.
Mensenrechtenorganisaties
Al snel blijkt dat het veelal om Surinaamse oud-Nederlanders gaat, die zonder papieren geen aanspraak kunnen maken op een huurhuis of reguliere gezondheidszorg.
De Vlaming begon de Werkgroep Oudere Ongedocumenteerde Surinamers, met daarin onder meer sociale en mensenrechtenorganisaties, vertegenwoordigers van de Surinaamse gemeenschap, hoogleraar migratierecht Kees Groenendijk en advocaat Eva Bezem.
Rechtshistorisch onderzoek en verschillende bijeenkomsten resulteren in mei 2022 in een eerste brief aan staatssecretaris van Justitie en Veiligheid Eric van der Burg. Die toont zich welwillend: hij vraagt de werkgroep om een regeling op te stellen. Vanaf dat moment sluiten ambtenaren van immigratiedienst IND en het ministerie van Justitie en Veiligheid zich bij de werkgroep aan.
In de zomer van 2023 ligt er een conceptregeling, de gemeente Amsterdam staat in de uitvoerende startblokken, cliënten zijn voorbereid. En dan valt het kabinet Rutte-IV.
IND
Als er in januari 2024 nog geen oplossing in zicht is, besluit advocaat Eva Bezem de juridische route te nemen: ze vraagt voor maar liefst honderd Surinaamse oud-Nederlandse cliënten verblijfsvergunningen aan. Om media-aandacht te genereren, maar ook om aan rechters duidelijk te maken dat het om een grote groep mensen gaat. Die honderd aanvragen waren volgens Bezem niet om de IND dwars te zitten. „Ik doe dit omdat ik vind dat er echt een grote misstand in de Nederlandse wet is, en ik geen andere manier weet om dit aan te pakken.”
Makosi herinnert zich hoe advocaat Bezem ook haar vroeg om langs te komen om haar dossier in orde te maken. „Daar zag ik zoveel andere Surinamers, allemaal in dezelfde positie. Toen wist ik: o, ik ben niet alleen.” Want een ongedocumenteerd leven is vaak eenzaam, vertelt ze. „Je bent gewoon bang om het te vertellen; mensen kijken soms op je neer. Daarom ben ik nooit vriendschappen aangegaan.”
Een telefoontje naar het Amsterdams Solidariteits Komitee Vluchtelingen (ASKV), een dinsdag in februari: „Dag meneer, hoe is het met u? Het is gelukt? U heeft het pasje echt vast? Wat fantastisch, bedankt dat u even belt.” Dit soort gesprekken hebben medewerkers van het ASKV, een organisatie die juridische en maatschappelijke begeleiding aan mensen zonder verblijfsvergunning biedt, de afgelopen weken steeds vaker. Dat pasje is een verblijfsvergunning, de ontvanger een tot voor kort ongedocumenteerde Surinaamse oud-Nederlander.
Bezems plan heeft gewerkt. De media-aandacht resulteert in april 2024 in Kamervragen van CDA-leider Henri Bontenbal, die een motie indient om de verblijfsregeling voor honderden ongedocumenteerde Surinaamse oud-Nederlanders alsnog te formaliseren. Een meerderheid van de Tweede Kamer stemt daar op 25 juni mee in; de regeling komt er toch.
Foto Mona van den Berg
ASKV
De speciale regeling is eenmalig en tijdelijk; Surinaamse oud-Nederlanders kunnen tussen 1 januari en 1 juli van dit jaar een verblijfsvergunning aanvragen via het ASKV. In opdracht van de gemeente Amsterdam opende de organisatie een loket. Begin maart hebben al 110 mensen via het ASKV een verblijfsvergunning ontvangen.
Iedere Surinaamse oud-Nederlander – geboren voor 25 november 1975 – die de afgelopen tien jaar onafgebroken in Nederland heeft gewoond, kan aanspraak maken op de verblijfsregeling. Veel van de cliënten beschikken niet over officiële identificatie; in zo’n geval vraagt het ASKV eerst een Surinaams paspoort voor iemand aan. Vervolgens is het zaak om zoveel mogelijk bewijsstukken te verzamelen die aantonen dat iemand de afgelopen tien jaar in Nederland heeft gewoond. Dat kan lastig zijn omdat mensen zonder verblijfsvergunning vaak al jaren onder de radar proberen te blijven.
Je bent bang om het te vertellen; mensen kijken soms op je neer. Daarom ben ik nooit vriendschappen aangegaan
Achteraf beschrijft Makosi de procedure als „makkelijk”. Ze heeft Nederland de afgelopen zeventien jaar geen enkele keer verlaten en dankzij het dossier dat ze samen met advocaat Bezem samenstelde, lagen de onderbouwende bewijsstukken al klaar. Zo kon haar aanvraag begin dit jaar direct worden ingediend. Met succes. Anderhalve week later belt een medewerker van het ASKV al om haar te feliciteren. „Met bevende pootjes” zit ze achteraf in de metro. Een verblijfsvergunning. Eindelijk. Ze krijgt alvast een geprint bewijs van de toekenning. Die heeft ze ingelijst en een mooie plek gegeven. „Die dag ga ik nooit meer vergeten.”
Niet iedereen die voor 25 november 1975 onder de Nederlandse vlag is geboren, komt in aanmerking voor de eenmalige regeling. Van de honderd cliënten die Bezem bijstaat, voldoet ongeveer de helft niet aan de gestelde voorwaarden. Wie bijvoorbeeld de afgelopen tien jaar niet onafgebroken in Nederland verbleef, kan geen aanspraak op de regeling maken (zie inzet).
Vreemdelingenwet
Foto Mona van den Berg
Volgens Bezem erkent Nederland niet dat Suriname ooit Nederlands grondgebied was, en ziet deze groep daarom niet als oud-Nederlanders. „Maar zelfs dan zou je op z’n minst moeten stellen dat dit mensen zijn die bijzondere banden met Nederland hebben. Op de basisschooltjes in Suriname hing Juliana aan de muur, ze hebben Nederlandse achternamen en een groot sociaal netwerk. Dat wordt gewoon niet erkend nu.”
„Deze tijdelijke regeling is natuurlijk fantastisch, maar doet geen recht aan de reden dat die er is: we zitten nog steeds met een wetgeving die discrimineert”, vervolgt Bezem. Ze refereert aan het principe van ‘wedertoelating’ in de Vreemdelingenwet; een van de gronden waarop een verblijfsvergunning toegekend kan worden aan oud-Nederlanders en mensen die ‘bijzondere banden’ met Nederland hebben. Hoewel Surinaamse oud-Nederlanders aan beide vereisten voldoen, blijkt de toelatingsregeling in de praktijk zelden tot nooit voor deze groep te werken. Voor hen blijft Bezem dan ook procederen, aan de hand van het hetzelfde juridische kader dat aan de regeling zelf ten grondslag ligt.
Makosi mocht haar verblijfsvergunning vorige week ophalen. Met dit pasje kan ze eindelijk naar haar inmiddels volwassen kinderen in Suriname. En haar kleinkinderen voor het eerst ontmoeten; de oudste is inmiddels vijftien. „Er is een stukje van mijn leven opengegaan, een nieuwe bladzijde. Want ik zie nu hoop.”
Het afpersen begint meestal binnen een dag of twee – afhankelijk van hoe snel het vertrouwen is gewonnen. Zodra iemand de eerste naaktfoto heeft gedeeld, slaat de toon van het gesprek om. Die ene nieuwe Instagramvolger of Snapchatvriend, eerst nog zo charmant en geïnteresseerd, praat ineens in hoofdletters. Hij wil geld zien: duizenden euro’s, binnen tien seconden. Anders wordt het beeld verspreid.
Dit is het scenario dat Babette Keuning en haar collega’s van Helpwanted dagelijks horen. Van de ruim 12.000 meldingen die vorig jaar binnenkwamen bij de hulplijn voor online grensoverschrijdend gedrag, ging bijna 40 procent over chantage met intieme beelden, oftewel sextortion. Bij jongens, zegt senior medewerker Keuning, gaat het meestal om geld. „Meisjes worden vaak onder druk gezet om meer beelden te delen.” Ongeveer de helft van de melders is minderjarig. Ze zien bij Helpwanted het topje van de ijsberg, denken ze. „We weten dat lang niet alle slachtoffers hulp zoeken.”
We weten dat lang niet alle slachtoffers hulp zoeken
Hoe bescherm je kinderen en jongeren tegen de gevaren van de online wereld? Tegen oplichting, desinformatie, verslavende algoritmes, cyberpesten, reclame, privacyschending, heftige beelden, misleiding door AI? Overal ter wereld worden daartoe de regels aangescherpt – deze dinsdag stemt de Tweede Kamer over een motie voor een leeftijdsgrens van vijftien jaar voor sociale media. Tegelijkertijd, zo is te lezen in beleidsstukken, vindt de Nederlandse overheid het online „weerbaar en wegwijs” maken van kinderen een „gezamenlijke opgave”. Ook ouders en andere opvoeders moeten actief bijdragen.
En daar valt volgens deskundigen een hoop te winnen. Kinderombudsman Margrite Kalverboer constateerde dit najaar dat ouders nauwelijks met hun kinderen praten over hun online interesses of wat ze meemaken op internet. De digitale opvoeding blijft in haar ogen – net als het beleid van de overheid overigens – vooral beperkt tot controleren en beschermen.
In het Iene Miene Media-onderzoek, dat jaarlijks meet hoe gezinnen omgaan met media, geeft ongeveer de helft van de ouders aan dat ze amper met hun jonge kinderen praten over filmpjes of spelletjes. Bijna een op de vijf zegt nooit in te grijpen in het mediagebruik van hun kind.
Uitdaging
Mediapedagoog Marije Lagendijk vindt het logisch dat veel mensen digitaal opvoeden een uitdaging vinden. De huidige generatie ouders, zegt ze, is namelijk zelf niet met digitale media opgegroeid. „Er was een tijdperk vóór internet en daarna. Voor kinderen van nu bestaat dat onderscheid niet: de online wereld is net zo echt als de fysieke.” Wat het nog lastiger maakt, is dat de technologie zich zo snel ontwikkelt. Zeker met de komst van de smartphone. „Vroeger had je een tv of pc in de woonkamer en was er altijd toezicht. Platforms met honderden games en chatfuncties met wildvreemden, bestonden nog niet.”
Lagendijk ziet dat ouders vaak wel weten wát ze moeten doen, maar niet goed hóé. „Veel concreter dan het advies ‘praat erover met je kind’ wordt het meestal niet.” Haar boek Digitale opvoeding (2024) vulde ze daarom met zo veel mogelijk praktische inzichten. Ze vergelijkt digitaal opvoeden met zwemles: niemand gooit zijn kind zonder zwembandjes in het diepe, toch is dat dikwijls wat gebeurt als opvoeders kinderen een scherm in handen geven.
Voor kinderen bestaat het onderscheid niet: de online wereld is net zo echt als de fysieke
Eigenlijk, zegt ze, is het eerste schermcontact het moment waarop de digitale opvoeding zou moeten beginnen. In haar boek ligt de focus op kinderen tussen pakweg acht en twaalf jaar – de fase waarin ze digitaal zelfstandiger worden. Begin, adviseert Lagendijk, in ieder geval ruim voor de brugklas. „Dan verandert voor een kind alles: je lijf, je brein, je komt uit je veilige, vertrouwde omgeving. Tegelijkertijd wordt online zijn steeds belangrijker.”
Probeer eerst inzicht te krijgen in wat een kind op internet doet, zegt Lagendijk. „In de meeste gezinnen wordt de vraag ‘hoe was het online?’ zelden gesteld. En indien wel kunnen ouders vaak weinig met het antwoord.” Volgens haar helpt het om een goed moment te kiezen – tijdens een wandeling met de hond bijvoorbeeld. „Toon interesse, nodig je kind uit om te vertellen.” Haar boek bevat een hele rits voorbeeldvragen. Wat was het leukste filmpje dat je vandaag hebt gezien? Wie volg je op YouTube, TikTok of Insta? Wat deelt diegene? Zie je weleens dingen die je niet leuk vindt? Hoe voel je je nadat je lang achter een scherm hebt gezeten? Met wie praat je meestal online?
Lees ook
Het is drie uur ’s middags en Joëll (13) heeft vandaag al 6,5 uur getiktokt
Schermtijd
Felice (11) kreeg haar eerste telefoon vorig jaar, in groep 7. Ze had er niet om gezeurd, maar ze was wel blij. Eindelijk kreeg ze de grapjes in de familie-app mee. „Het is fijn dat ik nu niet een heel weekend hoef te wachten om met vriendinnen te kletsen, en dat ik mijn ouders kan bellen of appen als ik ergens ga spelen.” Ze zit op Snapchat en een beetje op TikTok. Daar kijkt ze graag ‘DIY-video’s’: over creatieve dingen die je kunt maken. „Maar ik plaats zelf geen filmpjes. Dat vind ik gewoon raar.”
Het is maandagavond half zes en haar schermtijd is tot nu toe 29 minuten. Felice was de hele dag op school en had daarna tennisles – ze had weinig tijd om op haar telefoon te zitten. Misschien gaat ze zo nog even Block Blast spelen („een soort Tetris”). Strenge afspraken over haar telefoongebruik zijn er niet. „Toch?” Felice kijkt vragend naar haar moeder Hilda Pluckel (45)
„Ik plaats zelf geen filmpjes online. Dat vind ik gewoon raar”, zegt de steppende Felice, die met haar moeder de hond uitlaat.Foto Dieuwertje Bravenboer
Die schudt haar hoofd. „Nee. De telefoon gaat in ieder geval niet mee naar bed. En we bespreken soms wel wat voor dingen je ziet.”
Felice: „Slijm. Dat vind ik gewoon satisfying om naar te kijken. En unboxing-video’s, maar dat begrijpen mijn ouders niet.”
Hilda installeerde ChatLicense voor Felice, een app die kinderen leert omgaan met een smartphone door ze spelenderwijs – al wandelend door de fictieve stad ChatCity – te confronteren met dilemma’s en gebeurtenissen uit de online wereld. Ouders kunnen via een platform meekijken naar welke vaardigheden hun kind leert en een gids raadplegen over populaire apps.
Felice vindt de app – de makers noemen ChatLicense een ‘digitaal zwemdiploma’ – nuttig. „Je leert bijvoorbeeld wat voor dingen je wel of niet moet delen. Stel je maakt een foto van iemand in de modder, en die ziet er een beetje raar uit. Dan kun je naar rechts swipen om te delen en zie je wat er gebeurt als diegene dat eigenlijk niet wilde.” En ze kreeg een keer een random bericht van een bank. Felice: „Ik had op ChatLicense geleerd dat je nooit op de link moet klikken, anders raak je heel veel geld kwijt.”
Zou de overheid sociale media voor kinderen onder een bepaalde leeftijd moeten verbieden, zoals in Australië? Felice vindt dat te ver gaan. „Niet zestien jaar, dat is echt te oud. Onder de twaalf jaar zou ik op zich goed vinden, dan ben je nog een beetje kind. Ik denk ook: áls het dan mag, ga je er gelijk superveel op zitten.” Ze trekt haar knieën op en denkt even na. „Je ziet wel dat veel tieners er niet meer blij van worden… Zou het niet beter zijn als de overheid tegen die bedrijven zegt: doe er wat aan, anders verbieden we de app?”
Leeftijdsverbod
Ook mediapedagoog Marije Lagendijk vindt een leeftijdsverbod geen goed idee – net als menig ander. „Dan gaan de socialemediaplatforms achteroverleunen en laat je jongeren straks op hun vijftiende zonder enige voorbereiding los in een schadelijke omgeving. En hoe wil je gebruikers controleren? Moeten die dan een ID-kaart of paspoort uploaden? Dat lijkt me nogal een privacyschending.”
Ze ziet nog genoeg andere opties om de vele problemen rond sociale media aan te pakken. „Besteed structureel aandacht aan de schadelijke kanten, maak het op school onderdeel van het curriculum. Geef ouders duidelijke richtlijnen, bijvoorbeeld via het consultatiebureau, over wat een gezonde schermtijd is.”
Opvoeders, denkt Lagendijk, voelen nu veel sociale druk om hun kind een telefoon te geven: wat als het straks de enige zonder is? „Ik hoop dat mensen die norm vaker ter discussie stellen. De meeste socialemediaplatforms hebben al een leeftijdsgrens van dertien jaar of ouder, en dat is niet voor niets: je brein moet voldoende ontwikkeld zijn om de complexe online wereld te overzien.”
Slijm. Dat vind ik gewoon satisfying om naar te kijken. En unboxing-video’s, maar dat begrijpen mijn ouders niet
Bij hulplijn Helpwanted spreken ze elke dag wel een paar bezorgde ouders. Het allereerste wat Babette Keuning en haar collega’s dan zeggen: „Wat goed dat je ons hebt gevonden.” Ze luisteren, stellen gerust en geven zo goed mogelijk advies. In het geval van sextortion is dat bijvoorbeeld: verbreek het contact met de afperser en stuur diegene geen geld of nog meer foto’s. Doe eventueel aangifte. (Keuning: „Er zitten vaak criminele bendes uit het buitenland achter.”) Ze raden ouders aan kalm te blijven, steun te bieden („Wat heb je nodig om je beter te voelen?”) en niet te doen aan victim blaming. „Benadruk dat de verantwoordelijkheid bij de pleger ligt.”
Veel ouders, weten ze bij Helpwanted, willen hun kind behoeden voor gevaren door telefoons in te nemen of hun internetgebruik te beperken. Begrijpelijk, maar overbescherming werkt soms averechts. Het kan ervoor zorgen, zegt Keuning, dat kinderen minder snel om hulp vragen, uit angst voor straf. Er open over praten werkt daarom het beste. „Vooral ook over de leuke kanten van internet.”
Lees ook
Onder de vijftien jaar géén social media. Kan dat? En heeft dat zin?