Het stortregent in Dickson. Het plenst hier wel vaker in oktober, maar zelden twee dagen achter elkaar en zo striemend. En nooit, nooit eerder, bezweren de inwoners van het dorp, was het in deze maand zo koud. Ze hullen zich in winterkleding. Ze dragen bodywarmers, gevoerde nepleren jacks. Overdag is het amper 15 graden.
De 84-jarige weduwe Sesiria Ernesto komt afum Fanyel Dickson, het dorpshoofd, op het dorpsplein vertellen dat ze vannacht op haar rieten mat heeft liggen rillen. Terwijl dit altijd de warmste tijd van het jaar was: chilimwe, het hete seizoen. Tussen de 30 en 35 graden zou het overdag moeten zijn.
Dit is Dickson, of Dickisoni, zoals de meeste Malawiërs het uitspreken. Het dorp waar NRC al vaker over schreef. De eerste keer in 2002, toen er hongersnood heerste, en in 2005 met een reportage over alledaagse armoede. En nu omdat opnieuw honger dreigt in het dorp, chronisch, want de klimaatcrisis bedreigt kleinschalige landbouw in heel zuidelijk Afrika.
Zambia riep al in februari de noodtoestand uit. Daarna volgden Malawi, Zimbabwe en Namibië. Heel zuidelijk Afrika is begin dit jaar getroffen door de ergste droogte in meer dan honderd jaar. In sommige streken steeg de temperatuur vijf graden boven het gemiddelde. Het klimaatfenomeen El Niño, dat overal ter wereld het weer in de war gooit, versterkte de droogte op een aantal plaatsen. Elders zorgde het voor krachtiger cyclonen en meer overstromingen. Ruim dertig miljoen mensen in zuidelijk Afrika hebben tot april volgend jaar voedselhulp nodig. Meer dan ooit tevoren.
Alleen al in Malawi zijn de komende maanden 5,7 miljoen mensen afhankelijk van voedselhulp, ruim een kwart van de bevolking. Nog eens 6,7 miljoen Malawiërs weten niet zeker of ze in die periode genoeg te eten hebben. Eén op de zes kinderen is al ondervoed, bijna 10 procent van de volwassenen heeft ondergewicht.
En weer dreigt vanaf half maart volgend jaar een schrale oogst. Voor komend regenseizoen, tussen half november en half maart, wordt uitzonderlijk weer voorspeld. Waar het dit jaar langdurig droog bleef, valt waarschijnlijk begin volgend jaar te veel regen.
De prijs van klimaatverandering
Malawi is een van de landen die het zwaarst door klimaatverandering worden getroffen. In de ND-GAIN Index van de Amerikaanse University of Notre Dame, die landen rangschikt op de mate waarin ze in staat zijn zich aan te passen aan de klimaatverandering, staat Malawi op plaats 167 van de 187. „Als de Malawische economie op het huidige lage niveau blijft groeien, leidt klimaatverandering tot een daling van het bruto nationaal product van 3 tot 9 procent in 2030”, schreef de Wereldbank in 2022 in een rapport. Per hoofd van de bevolking wordt het land jaarlijks armer. De economie groeit dit jaar met hooguit 2 procent, de bevolking met 2,6 procent.
De Wereldbank schat dat Malawi de komende jaren in totaal meer dan 46 miljard dollar moet uitgeven om zich aan te passen aan klimaatverandering. Dat kan het land, dat in een economische crisis verkeert en waar 72 procent van de bevolking onder de absolute armoedegrens leeft van 2,15 dollar per dag, niet opbrengen.
De Malawische minister Khumbize Kandodo Chiponda schreef in een opiniestuk in The Guardian: „Miljoenen mensen in Malawi worden geconfronteerd met ongekende existentiële crises als gevolg van de ineenstorting van het klimaat. […] Zij die worden getroffen, leven in gemeenschappen die het minst in staat zijn om zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering of om die te beperken. […] Zij betalen de hoogste prijs.” Afrika ten zuiden van de Sahara is verantwoordelijk voor minder dan 4 procent van de mondiale broeikasuitstoot die de opwarming van de aarde aanjaagt. China, de Verenigde Staten, de Europese Unie, India, Rusland en Japan tekenen samen voor 62 procent.
In Malawi (ruim 21 miljoen inwoners) zijn vier op de vijf personen kleine boeren, met lapjes grond van minder dan een hectare. En zij betalen de prijs. Ze verbouwen overwegend maïs voor eigen consumptie. Nsima, klonten van gekookt maïsmeel, is hun basisvoeding. Geld voor basisbenodigdheden zoals zeep en zout verdienen ze met de verkoop van andere gewassen, zoals sojabonen of pinda’s. Wie zich kunstmest en bestrijdingsmiddelen kan permitteren, verbouwt tabak. Zowel maïs als tabak is extreem gevoelig voor het weer.
Een vrouw met een bord nsima, gekookt maismeel, het basisvoedsel.
Foto’s: Thoko Chikondi
Twee emmers vol geoost
Dickson ligt ruim tachtig kilometer van de hoofdstad. De laatste dertig kilometer voeren over stoffige, roodbruine zandwegen, vol bulten en kuilen. Het landschap ligt er kaal en kleurloos bij. Er wonen tegenwoordig zo’n 650 mensen, twee keer zoveel als in 2005. Het aantal bakstenen huizen met golfplaten daken is sindsdien flink toegenomen, een teken van welstand. Er klinken radio’s en mobiele telefoons.
Malieta Siment (50) woont in een lemen huis, met haar man en jongste zoon van twaalf. Haar vier andere kinderen zijn getrouwd. Twee wonen er in Dickson, twee in een naburig dorp. Ze hebben dit jaar niets geoogst, zegt ze. Van de onvolgroeide maïsstokken plukten ze de maïskolven die nog groen waren. Twee emmers vol. Die aten ze nog dezelfde maand.
Haar man verhuurt zich als dagloner op een van de omliggende plantages. Voor 2000 Malawische kwacha. Een euro per dag. Zo houden ze het hoofd voorlopig boven water, zolang de plantages nog werk hebben.
Als droogtes steeds vaker terugkeren, zoals voorspeld wordt, zijn wij verloren
En nee, zegt Malieta Siment, ze hebben geen reserves. Geen geiten of varkens die ze bij nood kunnen verkopen. „Als droogtes steeds vaker terugkeren, zoals voorspeld wordt, zijn wij verloren. Wat heeft boeren nog voor zin als je er niet van kunt leven? We kunnen niet anders. We kunnen nergens heen.”
Ruwweg een op de drie huishoudens in Dickson heeft geen maïs geoogst. De meeste andere bleven steken op 50 tot 200 kilo maïs. Een gezin met drie kinderen heeft per maand zo’n 75 kilo maïs nodig om drie maaltijden per dag te kunnen eten.
Andere jaren als er weinig geoogst was, konden inwoners van het dorp terugvallen op hun tuintjes op drassig lager gelegen terrein. Daar verbouwden ze groenten, tomaten, mosterdzaad. Maar dit jaar was ook de laaggelegen vlakte opgedroogd. Alleen een paar tuinen in de buurt van de bron ogen groen. Verder is het hier net zo dor en kaal als op de akkers.
Ossenkar en pick-up
Ze zijn in juli getrouwd: Anodi Frank (24) uit Dickson en Agnes Levison (20) uit het dorp Chinanga. Sindsdien wonen ze in het kleine lemen huis van zijn overleden opa, dat leeg stond. Dat heeft de familie zo beslist. De familie helpt hun straks ook aan een lap grond. Daar gaan ze in elk geval vanuit.
Het jonge paar heeft vertrouwen in de toekomst, ze hebben plannen. Maar naarmate ze die plannen uit de doeken doen, beginnen ze zichtbaar te twijfelen. Hoe realistisch zijn die plannen? Uiteindelijk zegt Anodi Frank: „We gaan het heel moeilijk krijgen de komende maanden.”
Er is één boer in het dorp die zeker geen honger zal lijden, dat is Hammard Anderson (46). Vijftig zakken maïs van elk 50 kilo heeft hij dit jaar geoogst, plus achttien balen tabak. Dat kon, zegt hij, „omdat ik mijn akkers liet bevloeien. Omdat ik over kapitaal beschik.”
We gaan het heel moeilijk krijgen de komende maanden
Hammard Anderson had genoeg kunstmest, genoeg vaten die hij bij de dorpspomp met water liet vullen. Hij had ook een ossenkar en een pick-up, een Mazda F8 uit 1992, om de vaten naar zijn land te brengen. Het werk liet hij doen door losse krachten, die hij meestal betaalde met maïs. Toch zegt ook hij: „Ik sta stil. Ik ga zelfs achteruit. Gelukkig val ik niet helemaal terug zoals de meesten in het dorp.”
Rosemary Makanga (52) zorgt voor haar jongste zoon Stephen van 14 en voor twee kleinkinderen, Rebecca van 8 en Bryan van 4. Ze zit half achter een doek die de toegang naar de slaapkamer verbergt. Op drie plaatsen druppelt de regen door het strooien dak op de vloer.
Vanochtend probeerde ze los werk te vinden, net zoals gisteren. Beide keren werd ze weggestuurd. Familieleden hebben haar een schotel kaf gegeven. Vanavond hebben ze in elk geval te eten. In januari, februari en maart zijn veel huishoudens gewend maaltijden over te slaan. Eerst het ontbijt, later het middageten. Dat noemen ze niet voor niets ‘de magere maanden’. „Met minderen zijn we nu al begonnen”, zegt Rosemary Makanga. De laatste tijd denkt ze steeds vaker aan haar tante die 22 jaar geleden tijdens de hongersnood overleed.
Lege maag
Het dorpscomité belegt een dorpsbijeenkomst. Ook de klimaatcrisis komt aan bod. Afum Fanyel Dickson vertelt over de mondiale klimaattop van de Verenigde Naties die half november in Azerbeidzjan plaatsvindt. Wat moeten de deelnemers over de nood in Dickson weten? Het blijft minutenlang stil.
Totdat een vrouw haar stem verheft, nadat ze door andere vrouwen is aangemoedigd. „Wat ze moeten weten? Dat wij honger lijden omdat het weer veranderd is. En dat de vrouwen het hier zwaar te verduren hebben. Als een man thuis komt van zijn zoektocht naar werk en het is hem niet gelukt, dus er is geen geld voor maïs, gaat hij zitten. Maar een vrouw kan niet zomaar toestaan dat haar kinderen met een lege maag naar bed gaan.”
Ze legt uit: „Een vrouw loopt in gedachten alle huizen na. Een schotel maïs of kaf, van wie kan ze die lenen? Wie heeft er misschien wat etensresten over? Bij wie kan ze een bankbiljet lenen van 200 kwacha [10 eurocent]? Al weet ze dat ze dat geld binnen een maand moet terugbetalen met 50 procent rente. En dan begint ze aan haar bedeltocht. Of ze slaagt, is nooit zeker.”
Ze krijgt onmiddellijk bijval. Er wordt gejoeld. Een van de mannen staat op. „Wij horen dat rijke landen zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. Laat ze ook arme landen helpen zich aan te passen. Laat ze alles doen wat in hun macht ligt om de opwarming van de aarde te beperken. Dat is in ieders belang.”
Anodi Frank aan het werk op een maisveldje.
Foto’s: Thoko Chikondi