Nog maar net was de Belg Tim Merlier in Hasselt naar de Europese titel gesprint, of de organisatie meldde trots dat liefst „250.000 wielerfans en bezoekers” het EK hadden bezocht, een evenement van vijf dagen in Belgisch Limburg. Dat de titelstrijd zowel bij de mannen als bij de vrouwen uitdraaide op een massasprint omdat het parcours niet selectief genoeg was? De Belgen vierden de titel van Merlier, zoals Nederland een dag eerder blij was met de zege van Lorena Wiebes, die na winst in 2022 opnieuw Europees kampioen werd.
Het EK wielrennen, dat bij de profs op de kalender staat sinds 2016, heeft veel minder prestige dan het WK. Zo bereidde regerend wereldkampioen Mathieu van der Poel zich de afgelopen weken speciaal voor op het WK over twee weken in Zürich. Hij viel een paar kilo af om de kansen te vergroten op het bergachtig parcours in Zwitserland. Het EK? „Dit is toch meer een parcours voor Olav”, sprak hij vooraf bij de NOS, verwijzend naar sprinter Olav Kooij, die uiteindelijk achter Merlier naar het zilver zou sprinten.
Blauwe trein
Van der Poel kleurde onderweg wel de koers. Tot drie keer toe probeerde hij in het middenstuk een beslissing te forceren. Eerst beantwoorde hij op de Kolmontberg, een klimmetje van krap 800 meter, een aanval van de Deense kopman Mads Pedersen. Op 87 kilometer voor de eindstreep nam hij op een oplopend kasseienstrookje zelf het initiatief. En toen hij opnieuw een aanval van de actieve Pedersen pareerde, ontstond een sterke groep die bijna dertig kilometer lang voorop bleef. Maar groter dan een halve minuut werd de voorsprong nooit, het was en bleef ‘koersen op een zakdoek’.
Een blauwe trein van Italianen reed het peloton terug naar de koplopers en controleerde de finale. Vooral Edoarda Affini en Mattia Cattaneo, donderdag nog de nummers een en drie van het EK tijdrijden, verrichten beulswerk voor hun kopman Jonathan Milan. De Italiaanse sprinter zat in een zetel naar de finish, zoals Mario Cipollini in 2002 op het circuit van Zolder naar de wereldtitel werd geloodst. Maar Milan, die eerder dit jaar drie ritten won in de Giro, kon zijn beschermde status totaal niet waarmaken en eindigde kansloos op de dertiende plaats.
Pas in de slotkilometer schoven ineens de Belgen naar voren. „Twee hanen op één stok”, had tv-commentator José De Cauwer de uitgangspositie vooraf geschetst. De sprinters Merlier en Jasper Philipsen, onderling geen vrienden na een gevaarlijk sprintduel in de semiklassieker Brugge-De Panne, kregen allebei een treintje met helpers toegewezen. Philipsen kwam niet verder dan de vierde plaats en moest toezien hoe Merlier de snelste was. „Ik kwam er op het juiste moment uit. Het is bijna een droom die ik nu beleef”, sprak de winnaar bij de Begische tv.
De Nederlandse sprinter Olav Kooij, die een week geleden alle topsprinters nog versloeg in de Bemer Cyclassics in Hamburg en vorig jaar derde op het EK, baalde na afloop van zijn tweede plaats. „Ik zat niet helemaal waar ik moest zitten, maar kwam nog aardig opzetten”, zei de 22-jarige renner van Visma-Lease a Bike tegen persbureau ANP. „Ik had te veel goed te maken, de streep lag net te vroeg.”
Veruit de snelste
Een dag eerder was Lorena Wiebes er wel in geslaagd de massasprint te winnen. De Nederlandse ploeg controleerde de wedstrijd en de 25-jarige sprintster van Team SD Worx was na 162 kilometer verreweg de snelste. Ze bleef in een lange sprint de Italiaanse Elisa Balsamo en Daria Pikulik uit Polen voor. „Ik ging vroeg aan omdat ik het gevoel had dat ik met veel snelheid moest vertrekken”, reageerde ze na afloop. „Het voelt fijn om veruit de snelste te zijn.”
Na haar Europese titel uit 2022 moest Wiebes vorig jaar het goud laten aan haar ontsnapte landgenote Mischa Bredewold. Zelf was ze wel de snelste van het peloton en eindigde als tweede. Sinds de eerste Europese titelstrijd in 2016 ging de titel liefst acht keer naar een Nederlandse renster. Alleen in 2018 won de Italiaanse Marta Bastianelli.