Een Verzameld werk dat na een halve eeuw schrijverschap makkelijk in een handpalm past. Vijf romans die nu gebundeld nog geen 500 pagina’s tellen. Marga Minco moet ieder woord hebben gewogen, om en om hebben laten gaan in haar hoofd: is het echt nodig, kan het weg? Alleen het hoognodige mocht blijven staan. Ze was zuinig met taal, omdat ieder toegevoegd woord het verhaal uit balans zou kunnen brengen, een verkeerde kant op zou kunnen trekken.
Als je het verlies van je hele familie beschrijft, de moord op je ouders, je broer en zus, dan weegt elk woord misschien ook zwaarder dan voor schrijvers die andere thematiek voorhanden hebben. Marga Minco (1920-2023) kwam tegen wil en dank steeds weer uit bij herinneringen aan de Jodenvervolging, en bij de verlorenheid van hen die daarna alleen achterbleven. De jury die haar in 2019 de P.C. Hooftprijs uitreikte, roemde „het gebrek aan pathetiek of pretentie” in haar werk.
Als er zoveel op het spel staat als bij Minco is het van belang dat alleen het juiste woord er staat, zonder franje. Minco ging met woorden om zoals haar personage Frieda Borgstein uit De val met cijfers: „Ze vond voldoening in de moeilijkste calculaties, wilde zich op niets anders meer concentreren”. Getallen houden het hoofd helder, vond Frieda: „Cijfers waren neutraal, koel, onbeladen; ze boden haar houvast en schermden de beelden voor haar af die ze nog niet aan kon”.
Die koelheid kenmerkt Minco’s taalgebruik ook. ‘Sober’, zegt men dan, ‘kaal’. ‘Arm’, vonden sommigen recensenten zelfs na het verschijnen van Het bittere kruid (1957), zich zo kort na de oorlog nog niet realiserend wat het genre van Shoah-literatuur eigenlijk vraagt, en wat een sterk voorbeeld ze in handen hadden. Ook andere auteurs die het onbeschrijfelijke probeerden te vatten, deden dat met weinig woorden en in ‘kale’ taal. Abel Herzbergs zakelijke Amor Fati, Ida Simons’ ragfijne In memoriam Mizzi, Het jongensuur van Andreas Burnier: ze hebben dezelfde omvang en terughoudendheid als Minco’s romans.
Feiten en gevoelens
„Als je de feiten op de juiste manier weergeeft, moeten ze het werk kunnen doen”, zei Marga Minco in een interview met Eva Hoornik in 1967, „je moet kiezen tussen feiten en gevoelens”. Maar is ‘kiezen’ hier het juiste woord? Wie de romans Het bittere kruid, Een leeg huis, De val, De glazen brug en Nagelaten dagen leest, ziet dat feiten, plaatsen, dingen juist steeds weer geladen worden met gevoel: dáár zit Minco’s meesterschap.
Wat waren nu die feiten? Iedere schrijver, zei filosofe Hélène Cixous, heeft één ‘inluidende scène’; een beeld dat de bron van het schrijven is. Strikt genomen oefende Minco al vóór de oorlog haar pen, toen ze werkte op de redactie van de Bredase Courant. Maar de voor haar schrijverschap alles bepalende, inluidende scène, is deze: het is oorlog, de Jodenvervolging is in volle gang, familieleden worden opgehaald en de hoofdpersoon blijft alleen achter. Zoals Cixous zegt, zal die ene situatie steeds opnieuw worden opgevoerd. Het dichtst bij Minco’s eigen biografische werkelijkheid is de weergave in Het bittere kruid, in schrijnende eenvoud: „Op de avond dat de mannen kwamen liep ik het tuinpoortje uit.” In interviews vertelde de schrijfster steeds net anders hoe dit precies was gegaan – ze kon de ware toedracht slechts benaderen en herschreef die daarom steeds opnieuw in fictie. In De val (1983) is het Frieda Borgstein die nog even een vest voor haar dochter is gaan pakken en struikelt over een traproede. Weer later, in De glazen brug (1986) is het meisje Stella toevallig op haar slaapkamer en kan het dak op klimmen terwijl haar familie wordt weggehaald.
Constanten
Zo zijn er meer constanten door het oeuvre heen, als traumafragmenten. „Hier zal ’t zo’n vaart niet lopen”, zegt de vader in Het bittere kruid. „Hier gebeurt zoiets niet”, zegt een vader veertig jaar later in Nagelaten dagen (1997). Niet alleen in het oeuvre herhalen zinnen en scènes zich boek na boek, ook binnen de verhalen, in de levens van de personages. De oude Frieda Borgstein blijft in haar hoofd terugkeren naar de val van de trap, waardoor ze boven was toen haar gezin werd meegenomen. In het verhaalheden is ze bejaard, en valt ze opnieuw, dit keer in een kokend hete, open verwarmingsput van de gemeente. Op de dag van die dodelijke val is ze ook weer een vest gaan halen voor ze naar buiten liep. Zo is het ook of de geschiedenis die haar gezin meenam en haar achterliet, nu eindelijk ook haar is komen halen.
Toch beschrijft Minco dat niet als een noodlot, maar juist als het onverklaarbare en allesbepalende toeval dat het leven zo absurd maakt. Dat herinnert ons eraan dat Minco’s werk niet alleen gaat over de absurditeit van de Jodenvervolging, maar ook over de onbegrijpelijkheid van het toeval: proberen te begrijpen wat er niet te begrijpen valt, waarom zij wel en ik niet? Waarom überhaupt? Overbodig te zeggen dat Marga Minco een grote bewondering had voor het werk van Franz Kafka. Vooral in haar korte verhalen, gebundeld in het tweede deel van het nu verschenen Verzameld werk, blijkt die verwantschap. Daarin gaat het minder vaak direct over de oorlog, maar het onbegrijpelijke speelt er een des te grotere rol.
Chaos en willekeur
Dat is de betekenisgevende ‘verdichting’ die het schrijven brengt. Verdichting is een term die Freud gebruikte voor hoe droombeelden werken, waarin allerlei ideeën of gevoelens in elkaar geschoven worden tot één beeld. Schrijven kan hetzelfde effect hebben. Minco’s oeuvre wemelt van zulke verdichtingen, die maken dat het zo samengebald is: een leeg huis, een beijzelde brug, beelden die gevoel dragen en betekenis.
In Nagelaten dagen is een blauwe Japanse kom bijvoorbeeld geladen met herinnering aan een kindertijd in het huis van de vermoorde familie. Omdat de kom er nog is, wijst die niet alleen naar wat er verloren ging, maar ook naar het fragiele beetje dat er na de oorlog met veel moeite intact is gehouden. Dat uiteindelijk alleen de deksel van de Japanse kom overblijft, met daarop een blauwe vogel die naar buiten lijkt te vliegen, is een sterk beeld voor alles wat Minco zo zelden uitsprak over in je eentje overleven. Bijna alles is kapot, maar je bent er nog en alleen daarin ligt toch hoop. De vier korte romans na Het bittere kruid eindigen alle louterend: er zingt een vogel, er is licht aan de horizon, of de lantarens gaan aan.
De ervaring van chaos en willekeur die schuilgaat achter het begrip absurdisme, blijft alleen in bedwang door een streng regime van taal en beelden. „Schrijven is in de eerste plaats vorm geven”, zei Minco in een ander gesprek. Op die manier kunnen patronen worden gevonden in het schijnbaar ordeloze.
Niet alleen zijn de feiten daarom geladen met gevoelens, ook is het verhaalheden voortdurend vervuld van het verleden. Het dringt zich op door associatie en vervloeit met het heden: steeds sterker in het latere werk. Verwarrend soms, omdat die verleden tijd in de tegenwoordige tijd wordt verteld.
De vroegere recensenten spraken soms misprijzend over de vrouwelijke personages van Minco, die ‘gedwee’ zouden zijn of ‘bangelijk’: „de vrouwelijke vorm van de schlemiel”, zelfs. Voor de meegaandheid van de vrouwelijke hoofdpersonen in Minco’s verhalen (die het hele tweede deel van het Verzameld werk vullen) toonden sommige vroege recensenten weinig begrip. Ze zien niet dat de vrouwen niet bangelijk zijn, maar bang. Niet gedwee maar gekweld: getraumatiseerd, vervreemd, verraden. Dat is toch tekenend voor het gebrek aan erkenning dat er in de decennia na de oorlog was voor het verhaal van de overlevenden van de Shoah. „Het lijkt trouwens wel of niemand die boeken écht gelezen heeft, of ze bang zijn eraan te raken”, verzuchtte Minco dan ook in 1974 in een interview met Ischa Meijer.
In de receptie van haar werk valt bovendien op dat de kleine omvang van de boeken en verhalen in de literaire kritiek ook aanleiding geven tot het gebruik van verkleinwoorden: ‘motiefje’, ‘mensie’, ‘boekje’. De dichter Ed. Hoornik (de vader van Eva) had het over haar ‘kleine, ingehouden stem’. Hij was bevriend met Minco en haar man Bert Voeten, maar las dit toch echt anders dan ik.
Wie deze vijf boeken leest, hoort wat mij betreft geen ingehouden, maar een messcherpe stem, zoals in deze passage uit Een leeg huis: „Over drie jaar was ik dertig. Wat had ik gedaan, wat zou ik nog doen dat van enige betekenis was en waaruit de zin bleek dat wij er nog waren en de anderen niet meer? De tweeling van mijn oom Max uit Assen was niet ouder dan acht jaar geworden. Vergast in Sobibor. Het zijn pientere kinderen, zei mijn moeder eens, toen ze er een paar dagen gelogeerd had, ze kunnen al lezen voor ze naar school gaan.”
Ook wanneer ze minder direct was dan hier, en het geweld en verlies dat mensen elkaar aandoen slechts suggereerde, kan je dat bezwaarlijk ‘ingehouden’ noemen. Eerder enorm ironisch, zoals in Het bittere kruid, waar de hoofdpersoon en haar broer ‘kampeerbekers’ gaan kopen, voor in de rugzakken die ze inpakken omdat ze een oproep van de Duitsers hebben ontvangen. De verkoper prijst de bekers aan: „‘Er kan van alles in, meneer’, zei de bediende. ‘Melk en koffie, heet geserveerd, of wijn en limonade. Ze zijn van uitstekende kwaliteit, geven niet af en hebben geen bijsmaak. Bovendien zijn ze gegarandeerd onbreekbaar’.” In een paar zinnen gaat alles schuil: de onbevangenheid van de jonge mensen, die op het punt staan te vertrekken omdat ze nu eenmaal ‘al gepakt’ hebben. Maar vooral de onverschilligheid van de andere Nederlanders zoals de verkoper. Wie zo haar woorden kiest, heeft geen dikke boeken nodig.
Marga Minco sleep eindeloos aan de romans en verhalen, teksten die, hoe gering hun omvang ook was, vaak door haar uitgevers uit haar handen gepeuterd moesten worden. Niet omdat ze geen discipline had – ze schreef wanneer ze maar kon – maar omdat ze over weinig tevreden genoeg was. „Ik schrap, schrap en schrap, en ik ben alsmaar aan het herschrijven. Van Een leeg huis heb ik geloof ik wel zo’n acht versies gemaakt. Het was een pak papier van ettelijke kilo’s, waarmee mijn dochters buiten een fikkie hebben gestookt”, vertelde ze schijnbaar voldaan in het interview met Eva Hoornik. Neem het prachtige kleinood ter hand dat dit Verzameld werk geworden is, en zie het voor je: die bevrijdende fik van woorden, die in vlammen opgingen omdat ze alleen maar ballast gaven aan het verhaal. Alleen de hoognodige staan hier op papier.
Lees ook dit interview met Marga Minco
