Wie niets ruikt, ademt op een andere manier dan mensen die wel geuren waarnemen

Mensen zonder reukvermogen ademen op een andere manier dan mensen die wel kunnen ruiken. Die laatsten hebben bij elke inademing extra pieken – maar alléén als er iets te ruiken valt. In een geurloze ruimte is dat piekje er niet. Dat schrijven Israëlische onderzoekers dinsdag in Nature Communications. De veranderingen in het ademhalingspatroon zouden kunnen bijdragen aan de fysieke en mentale problemen die vaak voorkomen bij mensen zonder reukvermogen, denken de auteurs.

Niets meer kunnen ruiken, anosmie, heeft grote invloed op de kwaliteit van leven. Bij mensen met anosmie komen depressie en emotionele afstomping vaker voor. Ook leidt het tot eetproblemen en sociale moeilijkheden, en mensen pikken alarmsignalen zoals rook of gaslucht niet meer op. Dat alles leidt zelfs tot een verminderde levensverwachting onder ouderen met anosmie.

Een klap op het hoofd

Niets kunnen ruiken kan aangeboren zijn of verworven. Het kan bijvoorbeeld optreden na een infectie met een luchtwegvirus zoals griep of het coronavirus. En ook na een neusoperatie, bij gebruik van bepaalde medicijnen, na een klap op het hoofd en bij ziekten als diabetes, parkinson, alzheimer en psychiatrische aandoeningen kunnen reukstoornissen optreden. Vaak komt het doordat het reukepitheel in de neus is beschadigd of doordat zenuwcellen stukgaan, zoals de verbinding tussen het reukorgaan en de hersenen.

Het was al bekend dat ademhalingspatronen worden beïnvloed door geuren, zelfs tijdens het slapen. Bij lekkere geuren ademen mensen dieper in, een zogenoemde ‘snuifreactie’, bij vieze geuren juist minder diep. Daarom wilden de onderzoekers uitzoeken of de ademhaling bij mensen met anosmie anders verloopt.

Aan het onderzoek deden 31 mensen mee met aangeboren anosmie en 21 mensen die wél konden ruiken. Zij kregen 24 uur lang een draagbaar apparaatje mee dat de luchtstroom meet via een zogeheten zuurstofbril, een doorzichtig slangetje met twee uitstekende buisjes in de neusgaten. Zo volgden de onderzoekers het ademhalingspatroon van hun deelnemers tijdens hun bezigheden overdag en terwijl ze sliepen.

Extra inhalatiepieken

Alle proefpersonen ademden gemiddelde met dezelfde frequentie, ongeveer eens per vier seconden. Maar mensen die wél konden ruiken hadden bij elke ademteug een of twee extra inhalatiepieken – samen goed voor 240 extra inadempieken per uur overdag. De extra pieken waren er niet als de ruikende deelnemers in een geurloze kamer zaten. Die pieken wijzen op een snuifreactie die onbewust optreedt. Ook ’s nachts waren er verschillen in het ademhalingspatroon tussen ruikenden en niet-ruikenden.

Ademhalingspatronen hebben invloed op de hersenactiviteit, en op het geheugen en emoties, laten eerdere studies zien. De auteurs opperen dan ook dat het niet alleen het verlies van het reukvermogen is dat bijdraagt aan de gezondheidsproblemen die mensen met anosmie kunnen hebben, maar ook de veranderde manier van ademhalen.

Wat de bijdrage is van de ademhaling die via de mond verloopt, staat nog open. En of het veranderde ademhalingspatroon ook optreedt bij verworven anosmie, zoals na een coronavirusinfectie, laat deze studie niet zien.