Wibi Soerjadi’s handen hangen boven de toetsen van de zwarte Steinway-vleugel, seconden lang blijft het stil in kerkgebouw de Duif in Amsterdam. Voor de pauze heeft hij de Grande polonaise brillante van Chopin gespeeld – een intens, complex, overweldigend stuk. Een van zijn lievelingsstukken, vertelde hij vooraf aan de tweehonderd mensen in de zaal. En hoe blij hij was toen hij de partituur cadeau kreeg voor zijn dertiende verjaardag. Na de pauze heeft hij zijn zwartfluwelen pak verruild voor diepblauw fluweel. Nu zal hij zijn elfdelige compositie Flashback ten gehore brengen. De première.
„Ik vind het heel spannend”, zegt hij voordat hij plaatsneemt op de pianokruk. Muziek is verklankte emotie, zegt hij, en dit stuk is de weerslag van zijn gevoelens na de dood van Flashback, zijn paard. „Dertien jaar mijn maatje.” In januari van dit jaar stond het dier in de wei met een gebroken been. Veel wil hij niet kwijt over wat we zullen gaan horen, alleen dat het best lang is, de partituur telt 104 pagina’s. Net als bij Chopin, zegt hij, moet de muziek voor zichzelf spreken. En: het is géén kür-stuk, zoals hij eerder schreef voor de Olympische dressuurproef van ruiter Anky van Grunsven en haar paard Salinero. Flashback is geschreven als een sonate voor een solopianist.
Gejuich als de laatste noot geklonken heeft, iedereen staat, klapt, roept. In ruim drie kwartier heeft Wibi Soerjadi gehoopt, getreurd en gelamenteerd, hij heeft geracet, geremd en weer geaccelereerd en nu wist hij met een witte zakdoek de zweetdruppels van zijn voorhoofd en neemt bleekjes het applaus en de bloemen in ontvangst.
In het programmaboekje staat dat er na het concert ruimte is voor een meet & greet, maar eerst staat hij de reporter van Shownieuws te woord. Daarna zet societyfotograaf Edwin Smulders hem voor zijn camera met mitrailleurflitser en vraagt of Mirthe er ook even bij wil komen staan, zij is Soerjadi’s vriendin en manager. Cabaretier Daniël Arends rammelt ondertussen een deuntje op de vleugel, cabaretier Guido Weijers poseert ook nog even naast Wibi op de pianokruk, oudste broer Kresna Soerjadi sluit zich aan bij de rij mensen die de artiest willen feliciteren, bedanken, of met hem op de foto willen.
Vrijdag, een week later. Wibi Soerjadi (55) woont in Villa Peckedam op landgoed Nijenhuis in Diepenheim. Ardjoena (52), zijn jongste broer, komt daar ook heen vanuit Houten, waar hij woont met zijn vrouw en twee kinderen. Van de vijf broers Soerjadi zijn hij en Wibi de musici. Wibi studeerde piano aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam, slaagde summa cum laude en is al bijna 45 jaar soloartiest in binnen- en buitenland. Ardjoena studeerde piano en orkestdirectie aan het conservatorium in Rotterdam en Moskou. Hij is dirigent van vijf amateurkoren en treedt op met koor, orkest en solisten. Hun oudere broers Kresna en Bo studeerden allebei in Delft, net als hun vader. Wisnoe is de tweelingbroer van Ardjoena, door complicaties van hun te vroege geboorte heeft hij een verstandelijke beperking.
Voor de villa staat een bronskleurige Rolls-Royce Silver Cloud geparkeerd. Achter het huis met uitzicht op uitgestrekte weilanden staan nog drie oldtimers onder tentdoeken. Hier geeft Wibi in juli en augustus elk weekend zomerconcerten, inmiddels een traditie. Een vaste ploeg vrijwilligers uit de omgeving komt helpen, en zo kwam Mirthe (24, haar achternaam houdt ze buiten de publiciteit) in zijn leven. Ze kondigden hun liefde in 2021 aan met een filmpje op sociale media – hij komt geschminkt als Joker uit Batman de trap af, zij rolschaatst hem verkleed als Harlequin tegemoet.
Wibi en Mirthe verslepen samen blauwe barokbanken, stoelen en een bijzettafel naar de rand van het grasveld, waar de meeste schaduw is en het mooiste uitzicht. Zwart-wit gestipte hond Pepper – zo weggelopen uit een Disney-film – begroet Ardjoena. Als iedereen zit, brengt Mirthe koffie, een kan water met ijsblokjes en bastognekoeken, en verdwijnt weer in het huis.
Ze hebben precies dezelfde stemmen, zeggen Wibi en Ardjoena – hoog, jeugdig – alle broers Soerjadi hebben die.
Wibi: „Maar we zijn heel anders. Ik ben echt een solist. Ardjoena moet het beste uit ánderen halen.”
Ardjoena: „In mijn eentje op zo’n podium zitten… als het moet doe ik het wel. Maar voor Wibi is het zijn natuur.”
Wibi: „Alleen die vleugel en ik. In mijn eentje. Verder niks. Een eenmansorkest.”
Ardjoena: „Ik moet alles via instructies doen. De strijkers ietsje harder, blazers tandje minder fel.”
Wibi: „Als kind zat jij al te dirigeren.”
Ardjoena: „Wibi kent ook niet de spanning van zo’n concert. Vlak voor je op moet is het spannendste moment.” Hij grijpt naar zijn hart. „Sta je voor die podiumdeur. Die verantwoordelijkheid, gaat alles wel goed. Maar de solisten, die staan gewoon heel rustig naast je. Ik zou het in mijn broek doen. Hij niet.”
Maar vorige week, bij de première van Flashback, zei Wibi wel dat hij het spannend vond.
Wibi: „Dat concert was heel spannend. Normaal gesproken ben ik nooit zenuwachtig, ik vind het altijd leuk om het podium op te gaan.”
Ardjoena: „Het is geen angst.”
Wibi: „Nee, geen angst, nee. Dit vond ik spannend omdat het mijn eigen stuk was. Ik ben gewend stukken van anderen te spelen, die speel je al zo lang, dat cirkeltje ken je, en je publiek kent het. Maar dit…”
Ardjoena: „Ik kon vrijdag niet, ik heb het nog niet gehoord.”
Wibi: „Niemand had het nog gehoord. Het was eerst ook helemaal niet bedoeld om naar buiten te brengen. Het begon therapeutisch, voor mezelf. Ik kon mijn verdriet over de dood van Flashback niet kwijt en ik dacht: ik ga het opschrijven. En toen kwam er een stuk, en nog een stuk, en nog één. Het kwam er zo, wáp, in één keer uit, als een gevoelsstroom. Het laatste stuk, het elfde, had ik in een dag klaar. Ik heb toen een try-out gegeven en ik had het laatste deel net klaar, alles zat al in mijn hoofd maar ik kon het technisch nog niet spelen. Al die honderd pagina’s…
104 toch?
Hij schatert. „Ja, ja, en dat lag allemaal in mij opgeslagen. Onze vader was doctor in de wiskunde, en wij zijn heel goed in patronen herkennen en onthouden. Je ziet structuren, je herkent patronen en dan gaat het zo, woep, je hoofd in. Componeren gaat ook soms zo snel, dat ik al weet hoe het klinkt maar het fysiek niet kan bijbenen om de noten te noteren. Ardjoena kan heel goed partituren lezen.”
Ardjoena: „Bladmuziek is een kunstwerk op zich. Ik weet niet hoe het voor een ander is, maar zoals wij ernaar kijken, dan wordt het een soort 3D, een pop-up. Het gaat leven, je ziet de verbanden tussen de partijen, het wordt een full 360-experience.”
Wibi: „Mensen zien misschien bolletjes en streepjes, voor ons is het meteen, bám, die emotie.”
Wat voel je dan?
Wibi: „Ik zeg altijd: een partituur is een optische neerslag van wat de componist wil uitdrukken. Daar begint het, bij gevoel. Een kok vertaalt dat in een gerecht, een schilder in een schilderij, een componist moet het doen met nootjes en bolletjes en dat is emotie, en emotie wordt muziek. Je kunt dingen zeggen die je niet met woorden kunt. In Flashback zit pijn, weemoed, verdriet. Muziek is ontastbaar, maar tegelijk het meest tastbare wat er is. Je hoeft niks met paarden te hebben om toch meteen de diepte van het gevoel te herkennen.”
Ardjoena: „Stel dat ik mijn orkest zijn stuk laat spelen. Dan moet ik in zijn partituur duiken. Natuurlijk speel je wat er staat, maar je moet ook begrijpen waaróm het er zo staat. Waarom wil de componist dat je daar zachter speelt, welke emotie zit daarachter?
Wibi: „Mozart schreef heel weinig aanwijzingen in zijn partituur, Chopin ook. Liszt gaf weer heel veel aanwijzingen.
Ardjoena: „Een beetje té.”
Wibi: „Ik heb wel vaker stukken uitgebracht die andere mensen gingen spelen. Het grappige is, dat pianisten me vaak proberen na te doen. Maar dan krijg je een slechte kopie. De muziek gaat pas leven als ze het spelen zoals zij zich voelen en uitdrukken. Een verlegen persoon speelt het misschien kleiner dan ik het doe. Als componist leer je daarvan, ik schrijf minder aanwijzingen op, laat de speler het zelf maar voelen.”




De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner.
Hoe speel jij?
Wibi: „Eerst moet er niks zijn. En na het niks is iets al heel veel. Van heel zacht naar heftig, van het kleinste bloemetje naar een afschuwelijk beest, zo uit ik me, en je wéét bij mij dat het gaat ontploffen. Maar ik kan me ook bewegen in het kleinste van het kleinste…”
Ardjoena: „Een quark? Zo is hij altijd geweest, hè. Zijn hele doen en laten, alles extreem.”
Wibi: „Behalve extreemrechts.”
Ardjoena: „Ik ben daar heel anders in.”
Wibi: „Jij hebt een enorme discipline, dat is gewoon gestoord. Mensen vinden mij gedisciplineerd en dat klopt, ik werk heel hard, ik oefen vijf uur per dag en ik doe aan calisthenics [krachtoefeningen met alleen lichaamsgewicht, Wibi doet eenarmige push-ups of trekt zich aan zijn vingers op]. Maar jij eet geen chips, nooit snoep, geen alcohol, helemaal niks. En halve marathons rennen. Ik ken niemand die zo gezond leeft.”
Ardjoena: „Ik eet friet. Dat doe je al gauw als je kinderen hebt.” Hij heeft een zoon van vijftien en een dochter van acht. „Maar ik at zoveel snoep en rotzooi dat het een verslaving werd en toen ben ik ermee gestopt.”
Wibi: „Vroeger thuis was het altijd eten, eten, eten.” Ze woonden in Berkel en Rodenrijs, Wibi en Ardjoena deelden een zolderkamer.
Ardjoena: „Die eetcultuur hadden papa en mama meegenomen uit Java. Als we thuiskwamen, was het eerste dat mama zei: er staat kip in de keuken.”
Wibi zit ondertussen te googelen op zijn telefoon en roept: „Singulariteit, dat is het kleinste van het kleinste. Een massa met een oneindig klein volume en een oneindige dichtheid. De natuurkundige wetten gelden niet meer, geen tijd, geen ruimte. En daarbinnen kan ik spelen.”
Ardjoena: „We zijn allemaal wel gedisciplineerd. Papa en mama wilden toen ze jong waren studeren in Europa, daar moesten ze wel beurzen voor verdienen.
Wibi: „Mama was heel avontuurlijk, die ging sociologie doen in Duitsland en Italïë. Ze kende de talen niet, ze kende ook geen angst. En papa moest en zou naar Delft.”
Ardjoena: „Wiskunde, wiskunde. Papa kende niet anders dan cum laude.”
Je bent altijd jezelf aan het martelen om het beter te maken
Wibi: „We deden altijd dat NIM-spel, weet je nog? Met rijtjes lucifers en twee spelers die om de beurt een lucifer weghalen. Papa had uitgelegd hoe je met het binaire stelsel kon uitrekenen wie er zou winnen. Ik won. Papa trots: ‘Wibi lijkt op mij.’ Ik zei: ‘Maar ik deed het met een trucje.’ ‘O nee,’ zegt papa. ‘Wibi lijkt toch op mama.’”
Ardjoena: „Mama was heel sociaal. Papa was een mysterie. Heel bescheiden, maar ondertussen wist hij alles. Ook over muziek.”
Wibi: „Ja! Ja! Daar kwamen we pas achter op het conservatorium.”
Ardjoena: „En toen ik in Moskou studeerde, bleek hij ook Russisch te kunnen.”
Wibi: „Hij was heel bescheiden, maar je moest hem niet onderschatten.”
Ardjoena: „Ze vertelden nooit over vroeger.”
Wibi: „Heel Indonesisch. Mama kwam uit Salatiga, ze hadden het thuis niet breed.”
Ardjoena: „Ze hebben keihard gewerkt.”
Wibi: „Toch zaten ze ons nooit te pushen.”
Ardjoena: „Je wil er zelf alles uithalen. Altijd jezelf aan het martelen om het beter te maken. Ook tijdens een concert.”
Wibi: „Wat onmogelijk is, want perfectie bestaat niet.”
Het ultieme doel is zo te spelen dat je niks meer hoeft te doen
Wibi bedacht de free-floating hand, een techniek waarbij de vingers de toets niet helemaal indrukken, maar loslaten zodra de toon gemaakt is. Kijk je door je oogharen, dan lijkt het alsof zijn handen zweven. „Het ultieme doel is zo te spelen dat je niks meer hoeft te doen. Kan niet natuurlijk, maar misschien ooit wel?”
Ardjoena: „Ik zeg ook altijd tegen mijn mensen: het mooiste is als alles vanzelf gaat en ik niet meer nodig ben.”
Wibi: „Het mooie aan jou is, als dirigent doe je heel weinig. Als we samen spelen, weet je precies wanneer ik sneller wil en dan laat je het orkest heel vloeiend meegaan. Sommige dirigenten doen theatraal, jij niet.”
Vroeger traden jullie samen op [Ardjoena als dirigent, Wibi op de vleugel]. Waarom doen jullie dat niet meer?
Ardjoena: „Dat zouden we best willen. Maar een concert programmeren rond één soloartiest, dat wordt tegenwoordig bijna niet meer gedaan.”
Wordt Wibi daarom ook niet uitgenodigd door het Concertgebouworkest?
Wibi: „O jéé, gevoelig onderwerp. Nee, nee, sorry, dat kan de reden niet zijn.”
Niet elitair genoeg?
„Klopt ook niet. Ik heb met het Gewandhausorchester in Leipzig gespeeld [het grootste symfonieorkest ter wereld]. Het London Philharmonic Orchestra. In Duitsland, Italië, Spanje was ik vaste klant. Voor die orkesten ben ik goed genoeg. Dus als je als gesubsidieerd orkest een toonaangevend pianist, mag ik wel zeggen, gewoon negeert en uitsluit, want dat is het… Dat is schandalig.”
Ardjoena ondertussen tegen Pepper die boven op hem springt: „Rustig, rustig, rustig.”

Wat is dan de reden?
Wibi: „Ik, mijn management, zo vaak hebben we gevraagd wat de reden is. Ze hebben respect voor me, ze waarderen me, en nee, ze hebben zo vaak diverse artiesten op het programma, dus daar ligt het ook niet aan. Een echt antwoord heb ik nooit gekregen.”
Mirthe komt met een verse kan water. Haar gezicht zit onder het stuifmeel van de boeketten die Wibi heeft gekregen en zij in vazen heeft gezet. De afgelopen week speelde hij, naast de première van zijn stuk, live in een tv-programma over alzheimer (vader Soerjadi leed eraan) en hij gaf masterclasses.
Volgen jullie elkaars carrière?
Ardjoena: „Nee, niet echt, nee. We hebben het ook bijna nooit over muziek. We proberen wel elkaars concerten te bezoeken.”
Wibi: „Ik heb nog nooit zoveel geoefend als voor het concert vrijdag. Normaal is het inspelen en klaar. Nu heb ik uren en uren gespeeld. Terwijl ik weet, op een gegeven moment moet je loslaten. Perform with your heart. Mijn hart bonkte, de emoties kolkten, ik dacht: rustig worden, rustig worden, in het moment komen. Een soort meditatie eigenlijk. En het duurde best lang voor ik zover was.”
Wibi was elf toen hij, samen met Ardjoena, op pianoles ging bij leraar Bob Brouwer. „We wilden zelf. Pas toen ik serieus door wilde in de muziek, zeiden papa en mama: ‘Je kunt ook gewoon wiskunde studeren.’”
Ardjoena: „Muziek doe je ernaast, als hobby.”
Zijn eerste concert, in de Doelen in Rotterdam, gaf Wibi nog geen jaar na zijn eerste les, op zijn vijftiende won hij de eerste prijs op het Prinses Christina Concours. Hun ouders verkochten het vakantiehuis om een vleugel te kunnen kopen. Ardjoena: „We woonden in een hoekhuis, de vleugel stond in de aanbouw. Als jij klaar was ging ik, en andersom. Kresna en Bo werden gek. De buren ook, denk ik.”
Wibi: „Het grappige is, we speelden nooit dezelfde stukken.”
Ardjoena: „Jij deed Liszt, Rachmaninov, spektakelstukken. Ik was niet van dat extreem uitbundige.”
Wibi: „Ik heb een deel van de middelbare school geskipt en kon meteen naar het conservatorium. Piano, piano. Ik wilde alleen maar dát. Geen leuke tijd, ik was zestien en papa en mama zagen het echt niet zitten. Maar ik voelde in mijn hele lijf: dit moet ik nu doen.” Op zijn achttiende won hij het Eurovisie-concours, op zijn negentiende werd hij derde bij het Liszt-concours. Wibi: „In die tijd werden die concours rechtstreeks uitgezonden op Nederland 3. Miljoenen mensen keken. In één keer was het whám…”
Ardjoena: „Meteen ben je bekend.”
Wibi: „Als je nu zoiets wint, interesseert het niemand.”
Ardjoena: „Je kunt beter TikTok-pianist zijn. Maar ook daarin verschillen we dus: ik verdraag de druk van een competitie niet. Al zou ik hetzelfde talent hebben, dan nog zou ik zoiets niet aandurven.”




Wibi: „Je hebt hetzelfde talent, maar om wedstrijden te winnen moet je dingen kunnen die niks te maken hebben met musicus zijn. Je moet geen angst kennen, presteren onder druk. En jij, jij wilde dirigeren en ik ken niemand die dat beter kan dan jij.”
Ardjoena: „Zoals Wibi alles in de piano legt, zo leg ik het in mensen. Als ik opkom, staat het orkest op en het publiek klapt. Maar ik vind, dat applaus is niet voor mij, maar voor ons allemaal.”
Wibi: „Ik heb over de hele wereld gespeeld, alle soorten concerten gedaan. Ik was wereldberoemd in de klassieke wereld, ik zeg het expres zo, want het is een heel klein wereldje. Ik kan namen noemen van wereldberoemde pianisten die bijna niemand kent. Al toen ik halverwege de twintig was, ben ik me gaan verdiepen in hoe het vroeger ging. In de tijd van Vivaldi zaten mensen gewoon te eten onder het luisteren, het was achtergrondmuziek. Liszt kwam pas met de recital, zo van: ik speel in m’n eentje en jullie luisteren. De optredens die artiesten nu geven, óók popartiesten, zijn beïnvloed door Liszt. Na de Tweede Wereldoorlog is er een etiquette ontstaan, regeltjes voor hoe je je moet gedragen tijdens concerten. Niet praten, niet tussendoor klappen en je krijgt geen toelichting of toegift. Alsof je in een ouderwets sterrenrestaurant zit en iedereen om je heen weet hoe het hoort en welke wijn je moet kiezen. De klassieke muziekscène loopt vreselijk achter: er komt een poppetje op, gaat spelen, en na de pauze is hij weg. Echt stom en raar.”
Ardjoena: „We hadden als kind een abonnement op de pianoserie in de Doelen. Er was een keer zo’n pianist, fantastisch hoe hij speelde, maar nul contact met het publiek. We mochten bij hem en in de kleedkamer en zeiden: ‘Had je niet een toegift moeten spelen?’ Hij had echt geen idee.”
Wibi: „Ja, die series, dat is ook zoiets. Mensen hebben een abonnement op een reeks concerten.” Hij doet alsof hij een programmaboekje bestudeert: ‘Vanavond hebben we piano. Even kijken wie er speelt. Wi-bi. Aha, wat speelt-ie? Beethoven?’ Leuk hoor, onderdeel zijn van een serie, maar mensen komen niet voor jou. Ze gaan gewoon elke avond naar hetzelfde restaurant en jij bent een poppetje dat iets speelt. Ik wil dat mensen voor mij komen, voor mijn manier van spelen, mijn manier van uitdrukken. Dan kun je ook echt via de muziek praten met je publiek.”
Maar bij jou wil het publiek na een optreden praten met het poppetje.
Wibi: „Na zo’n concert zit je nog helemaal in het stuk. Hoe speelde ik dit, hoe ging dat? Weet je nog dat wij samen optraden met Rachmaninov… ?”
Ardjoena: „Het gaat in een roes, hè. Ik dirigeren, jij spelen. En na afloop… ”
Wibi: „Sta je nog urenlang uit. En dan komen de fans en foto’s. Ik ben eraan gewend geraakt, het hoort erbij. Zoals dit interview ook, als ik mocht kiezen ging ik liever pianospelen of paardrijden.”
