
Wie in het wild een chimpansee éérst ritmisch op een boomwortel ziet slaan en pas daarna pas het karakteristieke hijg-schreeuw (pant-hoot in het Engels) hoort, weet nu: dit is hoogstwaarschijnlijk een West-Afrikaanse chimpansee: Pan troglodytus verus. In Oost-Afrika, bij Pan troglodytus schweinfurtii, is het andersom.
Dit blijkt uit een grote inventarisatie van het altijd al opvallende drum-gedrag van chimpansees. Een groot team van primatologen onder leiding van Vesta Eleutri (Universiteit van Wenen) en Catherine Hobaiter (Universiteit van St. Andrews, Verenigd Koninkrijk) heeft 371 observaties geanalyseerd, van zes populaties verdeeld over de twee ondersoorten. De grootste verschillen bleken te bestaan binnen de twee ondersoorten. Wie bijvoorbeeld een chimpansee op een boomwortel ziet drummen in wisselende ritmes, met kortere en langere intervallen, weet voortaan: dit is een óóstelijke chimpansee. Het onderzoeksverslag is deze week gepubliceerd in Current Biology.
Chimpansees slaan vooral op boomwortels op rustmomenten tijdens het rondtrekken door hun woongebied. Het lijkt erop dat ze zo aan andere leden van hun groep doorgeven waar ze zijn en ook wie ze zijn, om elkaar later op de dag makkelijker te vinden. De bekende apenonderzoeker Christophe Boesch beschreef ooit hoe de alfa-aap Brutus in het West-Afrikaanse Taï-woud zelfs zijn reisrichting aan de andere groepjes leek door te geven, door op twee verschillende bomen te trommelen, waarbij de lijn tussen de bomen de nieuwe richting aangaf. En in zijn boek over de chimpansees van het Oost-Afrikaanse Budongo-woud merkte de Britse primatooog Vernon Reynolds op dat hij en de andere onderzoekers de individuele chimpansees (vaak mannen, maar soms ook vrouwen) goed konden herkennen aan hun manier van drummen. Ook hadden zij de indruk dat in Budongo de combinatie van drummen met de pant-hoot-roep een duidelijk signaal was dat de drummer wilde weten waar de anderen waren. Overigens klinkt in het bos het drummen vaak verder door dan het roepen. Bij chimpansees kan het slaan op bomen overigens ook een onderdeel zijn van machtsvertoon.
Contact zoeken
De onderzoekers van de ritmische verschillen tussen Oost- en West-Afrika benadrukken in Current Biology de mogelijkheid dat met dit drumgedrag een ‘voorloper’ van de menselijke muzikale vermogens kan zijn gevonden. Het vermogen om te drummen zou dan al aanwezig zijn geweest bij de gemeenschappelijke voorouder van mensen en chimpansees en bonobo’s, die waarschijnlijk ergens rond 8 miljoen jaar geleden leefde.
De Nederlandse psycholoog en primatenonderzoeker Mariska Kret (Universiteit Leiden) is blij met de nieuwe kennis over de ritmische communicatie waarmee chimpanseegroepjes contact met elkaar zoeken. Zoals ze in een e-mail vertelt: „Het streven naar eenheid en verbondenheid met de groep is iets dat chimpansees delen met de mens en veel andere sociale dieren.”
Maar of dat vermogen om te drummen werkelijk al aanwezig zou zijn bij de gemeenschappelijke voorouder van mens en chimpansee is nog lang niet zeker, denkt ze. „Want de bonobo, de mensaap die even ver van ons afstaat als de chimpansee, drumt bijvoorbeeld veel minder en ook heel anders. Zijn ze dat vermogen dan kwijt geraakt? Waarschijnlijk niet. Ze zijn heel vocaal en de vocalisaties hebben betekenis.”
Volgens Kret is het preciezer om te zeggen dat hooguit de capaciteit voor ritmisch gedrag, niet het drummen, al aanwezig kan zijn geweest bij die laatste gemeenschappelijke voorouder. „Chimpansees lijken dit vermogen te hebben behouden of verder ontwikkeld voor dominantie en displays, mensen voor muziek en sociale coördinatie, terwijl bonobo’s het mogelijk in een andere richting hebben ontwikkeld.”
In een korte reactie vraagt op zijn beurt de muziekonderzoeker Henkjan Honing (Universiteit van Amsterdam) zich af hoe sterk het verband met de evolutie van muziek eigenlijk is. „Een grote doorbraak lijkt het me zeker niet. Want dit is geen beatperceptie maar isochronie, het vermogen tot ritmisch bewegen, dat al in meerdere apensoorten is aangetoond.” Zoals Honing al vaak betoogd heeft, is de basis van de menselijke muziek niet het vermogen tot ritmisch bewegen maar het vermogen om ritmes van anderen óver te nemen. En dat is slechts mondjesmaat bij dieren waargenomen, met de kaketoe Snowball als bekendste. Het andere menselijke muziekelement is in de dierenwereld nog veel zeldzamer. Dat is het ‘relatieve gehoor’, het herkennen van een melodie onafhankelijk van de toonhoogte. Vrijwel alle dieren beschikken over een absoluut gehoor, maar mede daardoor herkennen zij niet een melodie als die op een andere toon begint. Voor mensen is dat juist een fluitje van een cent.
