Werkelijk rendement wordt de basis van de nieuwe vermogensbelasting

Vermogensbelasting Het demissionaire kabinet dient toch een voorstel in voor een nieuwe manier van het belasten van vermogens. Snelheid is geboden, want niets doen kost 400 miljoen per jaar.

Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) op het Binnenhof, voorafgaand aan de eerste ministerraad na het zomerreces.
Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) op het Binnenhof, voorafgaand aan de eerste ministerraad na het zomerreces. Foto Phil Nijhuis/ANP

Niet leuker en makkelijker, maar wel eerlijker en ingewikkelder, dat is kortweg de samenvatting van het nieuwe voorstel voor een belasting op vermogens dat demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA) eind vorige week wereldkundig maakte. Als het aan hem ligt, dient een nieuw kabinet na de verkiezingen zo snel mogelijk een wetsvoorstel in zodat vanaf 1 januari 2027 een nieuw box 3-stelsel in werking kan treden. De kern: belasting betalen over het daadwerkelijke rendement op het vermogen.

Daarmee neemt Van Rij definitief afscheid van de omstreden fictieve rendementen zoals die nu nog gelden in belastingbox 3. Dat stelsel, waarbij mensen met vermogen belasting betaalden over een van tevoren door de overheid vastgesteld verondersteld rendement, werd twee jaar geleden in het zogeheten Kerstarrest door de Hoge Raad onderuit gehaald. Onhoudbaar, aldus de Raad. Sindsdien zoekt het kabinet naar een nieuwe vorm van vermogensbelasting die zowel juridisch houdbaar als praktisch uitvoerbaar moet zijn.

Aanvankelijk was Van Rij van plan simpelweg belasting te gaan heffen op de daadwerkelijke toename van alle soorten van vermogen in een bepaald jaar (de zogenoemde vermogensaanwasbelasting). Met aandelen, obligaties en spaargeld is dat nog wel te doen, maar het grote probleem zat hem in onroerend goed. De waardestijging van een woning kan dusdanig groot zijn, dat de belasting daarover meer bedraagt dan de belastingbetaler op de bank heeft staan. In het uiterste geval zou een belastingbetaler dus de woning moeten verkopen om de belasting te kunnen betalen, of anderszins geld vrijmaken om de belasting te betalen over een winst die nog niet contant gemaakt is. Dat, zo ziet Van Rij nu ook, is onwenselijk.

Twee pijlers in box 3

Het nieuwe stelsel, dat de komende maanden ter consultatie voorligt bij belanghebbenden, omvat daarom nu twee peilers. De eerste betreft het ‘gewone’ vermogen in box 3, zoals spaargeld, aandelen en andere beleggingen. Daarover moet in het nieuwe stelsel jaarlijks een vermogensaanwasbelasting worden betaald. Dat betekent dat de daadwerkelijke stijging of daling van de waarde van het vermogen aan het eind van het jaar als grondslag dient voor de belasting. Ook als dat papieren waardestijgingen of -dalingen zijn. Eventuele verliezen kunnen in latere jaren verrekend worden met latere winsten.

De tweede peiler gaat voornamelijk over beleggingen in onroerende zaken zoals woningen. Van Rij kiest daar voor een vermogenswinstbelasting: de belasting wordt pas geheven als het vermogen (het onroerend goed dus) verkocht wordt (of als de belastingplichtige overlijdt). Overigens stelt Van Rij voor ook bepaalde andere vormen van beleggen onder te brengen in deze vermogenswinstbelasting. het gaat dan om aandelen in familiebedrijven, en in innovatieve start-ups en scale-ups. De eigen woning die als woonadres wordt gebruikt valt overigens buiten de vermogensbelasting. Die blijft net als nu in box 1.

Snelheid geboden

De afgelopen jaren is eindeloos gedebatteerd over welke vorm een nieuwe vermogensbelasting zou moeten krijgen. Veel voorstellen die op tafel lagen zijn voor verschillende groepen vermogensbezitters zeer omstreden. In die zin is het verrassend dat het demissionaire kabinet nu alsnog met een voorstel komt.

Lees ook: Het kabinet wil een grotere opbrengst, goedkoper wonen én een eerlijker stelsel. Maar nu box 3 hervormen is onrealistisch

Van Rij laat in zijn voorstel zien zich bewust te zijn van zijn demissionaire status. Dat hij nu toch met een consultatie start, moet wat hem betreft niet gezien worden als teken dat zijn voorstel een voldragen wetsontwerp is. Hij ziet het als bouwsteen en hulpmiddel voor een nieuw kabinet. Desondanks hamert Van Rij erop dat een nieuw kabinet het voorstel – inclusief alle opmerkingen die daarover zullen binnenstromen de komende twee maanden – snel moet gaan behandelen om invoering in 2027 nog door te kunnen laten gaan. Om betrokkenen, zoals banken en verzekeraars, op tijd mee te krijgen, is een wetsafhandeling in de Tweede Kamer vóór 1 maart 2025 noodzakelijk.

Mocht dit niet lukken, bijvoorbeeld vanwege een lange formatie na de komende verkiezingen van 22 november aanstaande, dan kan de teller hard oplopen. Het uitblijven van een nieuw stelsel kost de staat op jaarbasis 395 miljoen euro aan inkomsten, aldus Van Rij. Los daarvan kan ook de Hoge Raad andermaal zand in de raderen strooien: de huidige overbruggingsregeling waarmee de staat belasting heft in box 3 is maar beperkt houdbaar, zo waarschuwde de raad al eerder. Van Rij zal de daadwerkelijke indiening van een nieuwe wet overlaten aan zijn opvolger, zo herhaalde hij vrijdag.