‘Op de beelden die je hiermee maakt, is op 120 meter hoogte je duimnagel te onderscheiden”, vertelt Jasper Steenvoorden (29) terwijl hij met precisie een drone aanstuurt. „Met een drone zoals deze kan iedereen natuurpatronen onderzoeken.”
Steenvoorden promoveerde vorige maand aan de Wageningen Universiteit. Hij onderzocht hoe je drones kunt gebruiken voor remote sensing (langeafstandsdetectie) om veranderingen in hoogveengebieden bij te houden. Dit levert belangrijke gegevens op die wat zeggen over de gezondheid van zulke kwetsbare natuur.
Het beter monitoren van hoogvenen is hard nodig, vindt Steenvoorden: „Venen beslaan slechts 2 procent van het aardoppervlak, maar bevatten ongeveer een derde van alle koolstof in de bodem. Naast koolstofopslag fungeert veen ook als waterreservoir. Voor beide aspecten geldt dat mensen gebaat zijn bij het in stand houden ervan.”
De vitaliteit van het veen bepalen is tot dusver een tijdrovende klus geweest. Steenvoordens promotor Mathijs Schouten, oud-hoogleraar van de plantenecologie en boeddhistisch leraar, bracht in de jaren zeventig al hoogvenen in kaart. „Destijds legde hij een meetlint van 20 bij 20 meter uit over een hoogveen. Op handen en knieën begon hij dan de vegetaties in dat vlak op papier na te tekenen.” Hoewel dit werk enorm veel detail bevatte, was het heel arbeidsintensief en was het voor Schouten onmogelijk het hele gebied te inventariseren. Steenvoorden: „Wat zeggen enkele vierkante meters nou over een veen van duizend bij duizend?”
Drones leveren minder detail, maar kunnen snel en systematisch grote oppervlakken in kaart brengen. Steenvoorden wilde weten of drones geschikt zijn voor hoogveenmonitoring. „Het liefst neem je alle factoren mee, zoals de chemische en hydrologische metingen, maar op grote schaal gaat dit simpelweg niet.”
Elke kleur zegt iets over de omstandigheden
Daarom laat Steenvoorden drones alleen op de beste indicator letten: planten. „Een hoogveen is volledig bedekt met planten”, zegt hij. „Aangezien elke plant eigen eisen stelt aan de omgeving zijn de patronen die vegetaties vormen bij uitstek geschikt als kwaliteitsindicator voor het hoogveen.” Op dronebeelden is elk poeltje, elke kleur en elke plant een reflectie van lokale omstandigheden.
Steenvoorden laat zien dat de resolutie van dronebeelden hoog genoeg is om vanuit de lucht deze vegetaties van elkaar te onderscheiden. Zelfs individuele planten zijn soms te herkennen, zoals de rode polletjes van de ronde zonnedauw en de witte kleur van rendiermossen, een type korstmos.
„Met de drone die ik hier heb is de resolutie op 120 meter hoogte” – de ideale vlieghoogte volgens hem – „ongeveer een duimnagel, ofwel een vlak van tweeënhalf tot vijf centimeter op de grond. Dus als iets groter is dan dit, is het op de foto te herkennen.”
Steenvoorden gebruikte de beelden die hij maakte met drones, om machine learning-programma’s te trainen, een vorm van kunstmatige intelligentie die uitblinkt in patroonherkenning. „Met deze software kunnen we vegetatiepatronen koppelen aan ecologische omstandigheden.” Hierdoor, zegt hij, kan je met enkele drones het veen uitstekend monitoren, „tot wel duizend hectare op een dag”.
Steenvoorden deed het meeste drone-onderzoek in het westen van Ierland, waar nog enkele uitgestrekte hoogvenen zijn. De drone-beelden die hij daar maakte lijken afkomstig van een andere planeet. Steenvoorden: „Als ik naar die beelden kijk, dan vind ik het zo wonderlijk dat de natuur zoiets moois kan creëren gedurende duizenden jaren. Zo’n dynamisch en veerkrachtig systeem. Hoogveen voelt echt aan als een oersysteem.”
Al dat moois maakt tegelijk ook verdrietig, zegt hij: „Van de oorspronkelijke terreinen resteert in Ierland slechts 1 procent aan intact veen. Nederland scoort vergelijkbaar. Dit verlies komt vooral door de oude turfindustrie en ontwatering. Het doet mij pijn dat we venen van duizenden jaren oud in één jaar kunnen vernietigen.”
Tijd doorbrengen in de natuur
In recente jaren is veel gedaan om venen te herstellen. In Nederland bijvoorbeeld in het Drentse Bargerveen en Fochteloërveen. Toch begint Steenvoorden zijn proefschrift met een kritische stelling, die luidt dat „het huidige democratische systeem in Nederland ongeschikt is om millieuproblemen tegen te gaan”. Steenvoorden: „Met de stikstofcrisis zagen we precies hoe het fout gaat. Jaren aan beleidsplannen werden met een nieuw kabinet plots tenietgedaan. Dat zegt iets over het democratisch systeem, waarbij mensen zonder expertise, zeggenschap hebben over een bepaald onderwerp. Voor het toereikend oplossen van millieuproblemen zijn kabinets-overstijgende organen nodig die, bijvoorbeeld op basis van wetenschappelijke consensus, natuurherstel op de lange termijn garanderen.” Gevraagd of Steenvoorden hiervoor een specifieke overheidsvorm in gedachten heeft, zegt hij: „De Europese regelgeving, die komt het dichtst in de buurt van wat de natuur nodig heeft voor herstel.”
Steenvoorden is ervan overtuigd dat tijd doorbrengen in de natuur leidt tot een ‘vervuld leven’, ook een van zijn stellingen. „Hoe verder ik in de natuur verwijderd ben van de menselijke beschaving, des te meer voel ik dat ik werkelijk leef. Ik voel en weet dan dat wij allemaal onderdeel zijn van een groter geheel en de patronen die daarbij horen. Dit ligt voor mij echt aan de basis van waarom ik de natuur wil beschermen.”