‘Werk bepaalt niet mijn identiteit’

Julius: „Ik werk als event producer in de Arminiuskerk in Rotterdam. Als er een symposium of debat is, regel ik alles, van het licht tot de hapjes en van de stoelen tot het barpersoneel. Het is een heel afwisselende baan, want elk event vergt zijn eigen aanpak. Een bruiloft is anders dan een clubavond. En op zondagochtend moet alles weer strak zijn voor de kerkdienst, dus soms wordt het nachtwerk.”

Eva: „Ik doe veel verschillende dingen. Ik ben schrijver, podcastmaker en impresario bij stand-upcomedyclub Haug. Dat laatste doe ik twee tot drie dagen per week en dat levert een stukje regelmatig inkomen op. De kindervoorstelling die ik afgelopen jaar heb geschreven, is net een paar weken klaar met toeren door het land. Alles bij elkaar werk ik fulltime.”

Julius: „Ik heb mediamanagement en daarna integrale veiligheidskunde gestudeerd, maar die laatste studie heb ik niet afgemaakt. Naast school heb ik altijd in de horeca gewerkt, ook bij evenementen. In mijn huidige baan komt veel samen.”

Eva: „Als kind zat ik bij Jeugdtheater Hofplein. Zingen, dansen en acteren. Daarna ben ik naar De Theaterhavo/vwo gegaan, waar je acht uur per week zang-, dans- en acteerlessen kreeg. In die tijd ontdekte ik dat ik niet óp, maar náást het podium wilde staan. Dat ik teksten wilde maken. Na de middelbare school ben ik naar de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht gegaan, waar ik Writing for Performance heb gestudeerd. Ik vind het heel leuk als iemand dingen zegt die ik heb geschreven. Elke keer weer ervaar ik dat als een soort droom.”

Julius: „De coronapandemie heeft ons allebei geraakt. Ik werkte in die tijd als barmanager in de horeca. Dat was snel afgelopen.”

Eva: „Ik zou toen beginnen aan die kindervoorstelling, maar de start van de repetities werd wel drie keer uitgesteld. We kregen in die tijd allebei een tijdelijke uitkering voor ondernemers. We zijn toen gaan werken als bron- en contactonderzoekers bij de GGD.”

Julius: „Dat hebben we anderhalf jaar gedaan.”

Eva: „Ik ben heel blij dat ik nu weer fulltime werk heb. Tijdens corona hadden we weinig geld én weinig te doen. Geen leuke tijd.”

Werken om te leven

Julius: „Na de pandemie vond ik vrij snel deze baan bij de Arminiuskerk, via een goede vriendin van ons die naar Japan vertrok. Ik werk vier dagen per week om tijd over te houden om te sporten. Ik leef niet om te werken, werk bepaalt niet mijn identiteit.”

Eva: „We werken om te leven.”

Julius: „En dat leven bestaat dus uit sporten, met vrienden afspreken, naar de film, uit eten gaan, even een kijkje nemen als er een nieuwe horecazaak geopend is, dat soort dingen.”

Eva: „We hebben elkaar leren kennen toen we allebei bij een brouwerij in de Fenix Food Factory werkten, een overdekte markthal die nu wordt verbouwd tot het Landverhuizersmuseum.”

Julius: „Daar heb ik leren proeven, want daar verkochten ze de lekkerste kaas, de lekkerste koffie en het lekkerste brood.”

Eva: „We zouden echt geld overhouden als we wat minder in de horeca zouden komen.”

Julius: „Maar we moeten ook de locals supporten. We gaan ook elke week naar de oogstmarkt hier in Rotterdam-Noord, maar dat is vooral voor de gezelligheid, want die producten zijn voor ons helaas niet te betalen.”

Eva: „Koken is echt mijn passie. In mijn jeugd stond er altijd een kookprogramma van de BBC aan. Mijn vader kan ook heel goed koken en mijn broer heeft een toko gehad. Samen koken en eten was heel belangrijk bij mij thuis. Ik denk dat ik zo’n beetje alle kookfilmpjes op YouTube wel heb gezien.”

Julius: „Onze balans tussen werk en vrije tijd is prima.”

Eva: „Ik zou best wat vaker met vakantie willen.”

Julius: „We gaan nu om het jaar, om financiële redenen.”

Eva: „Maar in 2022 zijn we wel twee maanden in Indonesië geweest, als backpackers. Dat zou me elke twee jaar wel leuk lijken. Ik ben half Indonesisch en heb tijdens die reis ook wat familieleden ontmoet. Sindsdien wil ik meer over mijn roots weten en dat verwerk ik nu in de podcast Hoe we zijn geworden, een project over Indonesië en Nederland aan de hand van mijn familie, vanaf de Toorop die in de VOC-tijd naar Indië vertrok. Grote en kleine geschiedenis wordt samengebracht. Loyaliteit, weinig vertellen, moeite hebben met emoties, dat soort dingen in mezelf ben ik beter gaan begrijpen. Ik ben me Indonesischer gaan voelen.”

Eettripjes

Julius: „We zouden nu ook de rest van Azië wel willen zien.”

Eva: „En ik zou wel eettripjes willen maken aan de hand van YouTube-filmpjes. Waar haal je de beste hotdog uit de muur bijvoorbeeld? In Berlijn gaan we altijd naar Burgermeister, dat is toch wel de lekkerste burger die je kunt eten.”

Julius: „Voor mij is lekker kunnen eten de belangrijkste reden om te sporten.”

Eva: „Wat betreft toekomstdromen zou ik graag een roman willen schrijven. Nou ja, eigenlijk ben ik daar al aan begonnen. Het lijkt me gewoon heel tof om een boek te hebben geschreven.”

Julius: „Ik wil graag nog meer reizen. Verder wil ik koste wat het kost onze manier van leven voortzetten. Ook als alles duurder wordt, wil ik in dit mooie appartement blijven wonen en reizen.”

Eva: „Ja, je treft ons op een heel tevreden moment in ons leven.”