‘Wekenlang hebben we geen daglicht gezien’

Spitsuur Roel van Dijk (48) en Pleun van Arensbergen (42) werken allebei bijna fulltime en hebben drie kinderen in de basisschoolleeftijd. Na het eten lopen ze een ronde door de bossen, maar: „Vaak klappen we ’s avonds ook nog de laptops open – ik zal het maar eerlijk zeggen.”


Foto David Galjaard

Pleun: „We komen allebei uit Noord-Limburg: ik uit Meerlo en Roel uit Swolgen. We hebben elkaar daar ontmoet op de lokale kermis.”

Roel: „Ja, in zo’n feesttent met muziek. Het was allemaal niet zo serieus totdat Pleun op haar achttiende voor een jaar naar Australië ging en ik haar achterna reisde.”

Pleun: „Dat was even spannend, opeens de hele tijd bij elkaar, maar het ging goed. Het reizen bleek een gezamenlijke passie te zijn. Dus toen we na Australië weer terugkwamen, hebben we drie, vier maanden fulltime in een fabriek gewerkt om te sparen voor een nieuwe reis naar Zuidoost-Azië.”

Roel: „Wekenlang hebben we geen daglicht gezien omdat we alle avonddiensten meepakten.”

Pleun: „Na die reis ging ik studeren in Nijmegen en huurden we samen een kamer aan het Kronenburgerpark. Voor het werk zijn we later in Gouda beland en sinds zeven jaar wonen we hier in Rheden. De polder is mooi, maar we misten de bossen te veel. Hier maak je de seizoenen veel duidelijker mee en hardlopen door het bos is toch het lekkerste wat er is.”

Roel: „We wonen hier met onze drie kinderen van nu 11, 9 en 6. Ik vind het heerlijk dat ze nu wat ouder zijn. Ze maken zelf hun ontbijt, dus ik kan weer lekker hardlopen ’s ochtends. Je hoeft ze niet meer de hele tijd bezig te houden.”

Pleun: „Nou, ik heb van de week op woensdagmiddag nog dertig potjes Uno met ze gespeeld. Maar het klopt: ze zijn veel zelfstandiger en komen thuis met hun eigen verhalen. Dat vind ik leuk om te merken.”

Roel: „Het puberen is hier ook een actueel onderwerp. Als Pleun en ik elkaar een kus geven, slaan ze hun handen voor de ogen en roepen: ‘Iew! Iew!’”

Pleun: „Ik schijn ook te dansen in de keuken als ik in de pan sta te roeren. Daar heb ik nooit klachten over gehad, totdat de oudste een vriendje te spelen had en riep: má-ma!”

Roel: „Aan tafel merk je ook dat de porties groter moeten zijn. Vroeger bestelden we in een restaurant drie keer het kindermenu, nu eten ze gewoon een hele maaltijd.”

Pleun: „We proberen iedereen aan tafel het woord te geven en ze te leren ook interesse te tonen in een ander. Dus dan doe ik een voorzetje: en… ? Tegenwoordig vullen ze dan al semi-vermoeid aan: ‘hoe was jouw dag, mama?’”

Taken evenwichtig verdeeld

Roel: „Ik werk vijf dagen in de week, Pleun vier dagen, maar dat worden er vanaf volgende maand vierenhalf.”

Pleun: „Die vrije woensdagochtend was ik negen van de tien keer toch al aan het werk. Dan kun je er net zo goed voor betaald worden.”

Roel: „Ik werk nu acht jaar voor stichting Steenbreek, waarvan de laatste drie jaar als directeur. De stichting is een initiatief van een aantal ecologen en oud-hoogleraren die zich druk maakten over de verstening van de tuinen in Nederland. Veel mensen kiezen voor tegels omdat ze denken dat een tuin veel werk is. Wij laten zien dat het wel meevalt en dat een tuin vooral veel positieve effecten heeft: voor de biodiversiteit, maar ook op een warme zomerdag. Dan is het fijner om onder een boom te zitten dan op een stoeptegel. Die boodschap lijkt ondertussen bij de overheid wel geland, maar voor tuineigenaren blijft het soms nog een uitdaging. Daar werken we hard aan.”

Pleun: „Ik werk als docent op een hogeschool in Velp, waar ik verschillende vakken geef bij de studie Internationaal Ontwikkelingsmanagement en daarnaast eigen onderzoek doe. Ik was lang op weg om een carrière op te bouwen in de wetenschapswereld: ik heb een PhD en een postdoc gedaan aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Maar ik heb toch geconcludeerd dat ik dat niet ambieer. Die competitie en scoringsdrift in de wetenschap passen niet bij mij. Ik heb liever dat mijn onderzoek echt wat oplevert. Daarom vind ik nu bij de Hogeschool, waar het onderzoek veel meer praktijkgericht is, meer voldoening.”

Roel: „In het huishouden hebben we de taken evenwichtig verdeeld. Al denk ik dat ik iets meer kook.”

Pleun: „Mm, ik denk eigenlijk dat ik iets meer kook. Maar het zal niet veel van elkaar verschillen.”

Pleun: „We nemen ons altijd voor om zondagavond onze werkagenda’s door te nemen, maar in de praktijk gebeurt dat nooit. We appen gedurende de dag zelf over wie kookt of de kinderen ophaalt.”

Roel: „De oudste heeft tegenwoordig een sleutel en komt zelf naar huis. De andere twee gaan twee tot drie dagen in de week naar de BSO. Omdat ik veel thuiswerk, haal ik ze vaak aan het eind van middag op.”

Pleun: „Na het eten kijken we met z’n allen naar het Jeugdjournaal en daarna gaat de jongste naar bed. De jongens kijken daarna tegenwoordig vaak Lingo of First Dates. In de zomer lopen wij dan een grote ronde door het bos, maar vaak klappen we ook nog even de laptops open – ik zal het maar eerlijk zeggen.”

Roel: „Éven nog de mail bijwerken. Dat werkt gewoon lekker ’s avonds.”

Pleun: „Ik zit ’s avonds mijn lessen voor te bereiden, maar probeer wel echt om 22.00 te stoppen. Anders slaap ik slecht.”

Roel: „We hebben allebei een ander type baan, maar het gaat wel allebei over groen en participatie.”

Pleun: „Laatst, toen Roel vertelde dat Steenbreek een onderzoek wilde laten uitvoeren en dacht aan de Wageningen Universiteit, zei ik: waarom niet de Hogeschool? Nu wordt het waarschijnlijk een samenwerking.”

Roel: „Zoiets bespreken we dan als we samen een kop koffie drinken op het bankje voor ons huis. Werk en privé lopen best in elkaar over, maar niet op een onprettige manier.”