Wees niet bang voor bloed in je spitzen

In iedere Modiano is er wel een zin of een voorwerp waaraan je blijft hangen en die door het hele boek onopvallend om je aandacht vraagt. In Zondagen in augustus was dat een halsketting, in Dora Bruder een advertentietekst. In het nieuwe De danseres zijn het balletschoentjes en de zin ‘je moet niet bang zijn voor pijn, voor bloed in je spitzen’.

Die behoren toe aan ‘de danseres’, het titelpersonage dat Modiano in deze kleine roman uit zijn geheugen opdiept. Of beter gezegd, dat zich onwillekeurig aan hem opdringt ‘als het licht van een ster waarvan je denkt dat hij allang gedoofd is’. Achter die danseres schemeren fragmenten van Modiano’s heden en verleden door. Er is de verteller van nu die het Parijs van vroeger niet meer herkent, de stad is ‘één groot pretpark’ geworden. Tienduizenden toeristen met rolkoffers marcheren door de stad.

Desondanks verschijnen er beelden uit een lang vervlogen periode uit zijn leven op zijn netvlies. Ze hadden lang onder een laag ijs gelegen, maar dat was nu aan het smelten, en het was ‘onontkoombaar’ dat die beelden zouden ‘opduiken als drenkelingen in de Seine’.

Het begint met een man die een straat oversteekt, een gezicht uit zijn verleden. Een naam, Serge Verzini. Kent de verteller de man niet? Was hij niet degene van wie hij als jongeman, in een onzekere periode van zijn leven, een kamer huurde? Was hij niet de eigenaar van La Boîte à Magie, een restaurant in de buurt van de Porte de Champerret? De man ontkent. Maar ach, je kunt gemakkelijk iemand anders worden ‘in een stad waar je oude sporen niet meer zichtbaar waren’.

Herinneringen uit de toverdoos

Maar uit die boîte à magie, een toverdoos, ontsnappen vanaf dat moment beelden en herinneringen, de een na de ander. Hij herinnert zich de zevenjarige Pierre die hij van school ophaalde. Zijn moeder, de danseres, repeteerde in een studio waar hij vaak kwam.

Hij herinnert zich haar docent, de Rus Kniaseff, die ballet karakteriseerde als een overlevingsdiscipline, een gevecht tegen innerlijke chaos en depressie. Lichter moest ze worden, de danseres, zodat ze op een dag weg zou kunnen vliegen. Weg van de spoken uit het verleden die haar achtervolgden, ontsnappen aan die man uit haar vorige leven, toen ze in Saint-Leu-la Fôret woonde, de man die haar had opgespoord en die haar opnieuw bedreigde.

De verteller herinnert zich dat hij zelf op die leeftijd ‘niets’ was, dat hij zich onzichtbaar voelde, dat hij zweefde over straat, leeg en onzeker. Ook ditmaal lijkt de grens tussen de verteller en de auteur poreus. De wijken zijn die uit Modiano’s jeugd, het noorden en noordwesten van Parijs, die hij als jongen doorkruiste. De verteller herinnert zich dat hij niet wilde dat de jongen, Pierre, in de kantine overbleef. Zou die afkeer zijn voortgekomen uit zijn ‘eigen ervaringen op kostscholen in de bergen’? Het was de danseres die hem hielp meer lijn in zijn leven te brengen, ze trok hem mee naar de oppervlakte, ze was zijn gids in een overgangsfase.

Mysterieuze genezeres

De verteller herinnert zich vaag een verjaardagsfeestje met de grote dansers Rudolf Noerejev en Margot Fonteyn, met de choreograaf Maurice Béjart. Hij las toen boeken uit de bibliotheek van de danseres, werken over mystieke vrouwen en een sciencefictionboek met de titel Denkend kristal. Ook de mysterieuze genezeres Madeleine Péraud komt voorbij, de spirituele dame die we ook uit ander werk van Modiano kennen.

In een café ontmoet de verteller een uitgever die iemand zoekt om een manuscript om te werken. Het is getiteld The Glass is Falling, en ja, het brekende glas brengt hem geluk, zet hem op het juiste spoor. Even later hoort hij zichzelf voor het eerst zeggen: ‘Ik schrijf boeken’. Literatuur beoefenen vergt, net als ballet, bloed, zweet en tranen, alleen in een andere vorm. Zo schemert in De danseres het prille begin van Modiano’s schrijverschap door. Een verrukkelijke Modiano, in een heerlijke vertaling.


Lees ook

In de Parijse voetsporen van schrijvers

In de Parijse voetsporen van schrijvers