‘We willen als maatschappij niet dat agenten ten onrechte geweld gebruiken’

De beelden die rondgaan op sociale media „zien er ernstig uit”, schrijft de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema afgelopen donderdag aan de gemeenteraad. Ze doelt op filmpjes die tonen hoe gehelmde politieagenten vloekend en stevig meppend met de wapenstok afgelopen woensdag in het donker pro Palestina-demonstranten opjagen in het Westelijk Havengebied van Amsterdam. In een brief kondigt Halsema aan dat het Openbaar Ministerie (OM) en de politie „met hoge prioriteit” de precieze toedracht van de wanordelijkheden onderzoeken. Er moet worden vastgesteld „of het ingezette geweld overeenkomstig de ambtsinstructie was”, schrijft zij.

Als blijkt dat politieagenten strafrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, wacht mogelijk dagvaarding door het OM. Sinds juli 2022 is er één rechtbank in Nederland die deze strafzaken tegen politieagenten behandelt: de zogeheten Blauwe Kamer van de rechtbank Midden-Nederland. Die toetst de zaken aan de hand van nieuwe wettelijke regels voor de beoordeling van geweldsaanwending door opsporingsambtenaren. De regels zijn sinds twee jaar van kracht.

Volgende week behandelt de Blauwe Kamer een opmerkelijke zaak rond politiemensen en demonstranten. Twee Haagse agenten zouden bij een demonstratie tegen coronamaatregelen op 14 maart 2021 een demonstrant hebben mishandeld op het Malieveld. Een hondengeleider van de politie wilde een man aanhouden met inzet van zijn diensthond. Terwijl de hond in een been van de demonstrant beet, gebruikte de agent ook zijn wapenstok. Een naderbij gekomen ME’er sloeg eveneens met zijn wapenstok op de demonstrant in, die gevallen was en de politiehond bij de oren had gegrepen. De man liep verschillende verwondingen op waarvoor hij zich in het ziekenhuis heeft laten behandelen.

Volgens het OM was het geweld dat deze twee agenten toepasten niet proportioneel. Voor de strafzaak tegen hen zijn twee dagen uitgetrokken.

Stroomstootwapen

Strafzaken tegen agenten worden bij de rechtbank Midden-Nederland behandeld door een tiental strafrechters en twee rechters-commissarissen. Tot nu toe handelde de Blauwe kamer zeven strafzaken af. „Dat is een stuk minder dan de vijftien à twintig zaken die we op jaarbasis hadden verwacht”, zegt rechercheofficier van justitie bij het parket Midden-Nederland, Hans Mos. Een echte uitleg voor het lagere aantal heeft hij niet. Een mogelijke verklaring is, stelt hij, dat agenten sinds 2022 over het stroomstootwapen kunnen beschikken en minder snel hun vuurwapen gebruiken. „Dat het relatief weinig strafzaken zijn, is positief nieuws.”

De nieuwe wettelijke regels uit 2022 hadden tot doel een meer deskundige berechting van politiemensen mogelijk te maken. „In de oude situatie kwam het bijvoorbeeld voor dat een agent werd vervolgd voor een poging tot moord omdat hij bij de uitoefening van zijn functie door gebruikmaking van zijn dienstwapen niet de regels van de geweldsinstructie zou hebben gevolgd. Dat stak agenten”, zegt aanklager Mos. „Agenten handelen immers niet voor hun lol maar omdat een situatie in de samenleving vraagt om optreden. Het voelt dan slecht als je als agent wordt gelijkgesteld met een verdachte schurk omdat je in de hitte van de strijd, in de frontlinie misschien iets niet goed deed.”

Foto Laurens van Putten/ANP

Sinds 2022 wordt de opsporingsambtenaar niet meer meteen als verdachte aangemerkt. Eerst doet de rijksrecherche of een aparte politieafdeling een feitenonderzoek om te zien of de voorschriften zijn nageleefd. „Dat is veel zuiverder”, zegt Mos. Sindsdien staat ook een apart delict voor opsporingsambtenaren in het Wetboek van Strafrecht (art 372) dat „verwijtbare schending van de geweldsinstructie” strafbaar stelt. Heeft de agent ten onrechte „enig lichamelijk letsel” toegebracht, dan geldt een maximale straf van één jaar, bij zwaar lichamelijk letsel twee jaar, drie jaar als iemand is overleden.

De zwaarste sanctie legde de Blauwe Kamer tot nu toe op aan een agent uit Noord-Nederland, in december 2023. De ervaren politieman, 45 dienstjaren, schoot tijdens een boerenprotest bij Heerenveen in juli 2022 op een rijdende tractor om het voertuig tot stoppen te dwingen. Volgens de rechtbank handelde de agent strafbaar, omdat hij bij het schieten op de cabine van de tractor op de koop toenam dat de zestienjarige bestuurder van de tractor dodelijk zou kunnen worden geraakt. De jongen werd ternauwernood gemist. De rechtbank legde de agent een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uur.

Op de schietbaan

De rechters van de Blauwe Kamer hebben op de Politieacademie te horen gekregen hoe agenten worden opgeleid voor de toepassing van geweldsmiddelen, zoals pepperspray en de wapenstok. De magistraten hebben zelfs met een vuurwapen in handen op de schietbaan gestaan.

Tot nu toe blijken zij in de meeste vonnissen de eis van de officier van justitie niet te volgen. Slechts in twee van de zeven afgehandelde strafzaken kreeg de verdachte agent een sanctie opgelegd. Of de berechting deskundiger is dan voorheen, zoals beoogd, is volgens officier van justitie Mos „lastig te zeggen, gelet op het beperkte aantal vonnissen tot nu toe”. Het is volgens hem wel zo dat door de concentratie van alle zaken bij een rechtbank wordt voorkomen dat er uiteenlopende uitspraken komen in vergelijkbare zaken. „En er ontstaat een uniforme werkwijze, wat voor alle partijen erg prettig is.’’

Jaap Haeck, twintig jaar rechter, is een van de magistraten die ‘Blauwe Kamer-zaken’ behandelt. Hij vonniste in drie strafzaken. „Bijzonder en speciaal” noemt Haeck deze rechtszaken. „Agenten en andere opsporingsambtenaren mogen onder bepaalde omstandigheden geweld toepassen en soms moeten ze dat zelfs. Dat leidt tot bepaalde spanningen op de zitting en dat voel je ook. Agenten ervaren het als: ‘ik doe mijn werk, dat wordt van mij zelfs verwacht, en dan ga je me vervolgen en berechten. Ik mag niet wegduiken als er wordt geknokt, ik moet erop af.’ Als rechter heb je oog voor die kant: hoe dat voelt voor een agent.”

Het voelt slecht als je als agent wordt gelijkgesteld met een verdachte schurk omdat je in de hitte van de strijd misschien iets niet goed deed

Hans Mos
rechercheofficier van justitie

Aan de andere kant, vertelt Haeck, mag de samenleving ook verwachten dat een agent verantwoordelijk handelt en zijn geweldsmonopolie niet misbruikt. „Bij het maken van verwijtbare fouten moet er gestraft worden. We willen als maatschappij niet dat agenten ten onrechte geweld gebruiken of dat ze wapens zonder reden gaan gebruiken. Daar moet je ook streng tegen optreden. Je wilt niet dat er wildwest-situaties ontstaan.”

Het toetsen van het handelen van opsporingsambtenaren moet volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens terughoudend gebeuren. „Je moet niet je oordeel stellen in de plaats van de agent die in de hitte van de strijd en in een split second een beslissing heeft genomen. Je moet letten op alle objectieve feiten en omstandigheden – alles wat we kunnen zien zoals camerabeelden en getuigenverklaringen – en tegelijkertijd ook de subjectieve beleving van de agent meewegen. Luisteren naar zijn verhaal over waarom hij het geweld heeft toegepast. Dat moet aannemelijk zijn: hij hoeft dat niet te bewijzen”, zegt rechter Haeck. „Als een verwijtbare overschrijding van de geweldsbevoegdheid aan de orde is dan volgt veroordeling. Waarmee ook een signaal wordt gegeven dat bepaald handelen niet kan.”

Het zijn strafzaken waar rechters tijdens het beraad in de raadkamer vaak meer tijd mee kwijt zijn dan met ‘normale’ strafzaken, vertelt Haeck. „De strafmaat vind ik vaak heel ingewikkeld en zeker in dit soort zaken, hoe ervaren je ook bent. De persoonlijke omstandigheden spelen een rol, wat doet het met iemands carrière, met iemands gezin? Wat zijn de gevolgen geweest voor het slachtoffer of de nabestaanden? Ziet de verdachte het laakbare van zijn handelen in en heeft de werkgever al een sanctie opgelegd? Hoe reëel is het dat een agent weer opnieuw een strafbaar feit begaat? Dat zal bij de politie minder vaak spelen dan bij een draaideurcrimineel.”

Vuistslag in de nek

De meest recente zaak waarin de Blauwe kamer uitspraak deed, betrof de 42-jarige hoofdagent Mirza C. uit Amersfoort. Volgens het OM had hij op 17 december 2022 in het uitgaansgebied van Amersfoort ’s nachts „niet redelijk, niet gematigd en niet proportioneel” geslagen met zijn wapenstok. Dat gebeurde bij de aanhouding van een weerspannige, benevelde man die, volgens de agent, hem eerder voor „kankerhond” uitschold en een vuistslag in zijn nek zou hebben gegeven. Agent C. sloeg hem daarop drie keer met de metalen, uitschuifbare wapenstok. Dit veroorzaakte hersenletsel en een bloedende hoofdwond. De agent werd beschuldigd van het schenden van de geweldsinstructie.

Eind september stond C. voor de rechter. In de hal voor de zittingszaal van de rechtbank in Utrecht verzamelden zich vooraf een vijftiental politiemensen van het Basisteam Amersfoort, allemaal in uniform, om de zaak als toeschouwer bij te wonen. „We zijn hier om solidariteit te tonen met onze collega. Dat is het minste wat we kunnen doen”, aldus een agent. Op de publieke tribune toonden ze weinig begrip voor de berechting van hun collega. Ze wierpen boze blikken naar de rechters, en één agent protesteerde luidkeels toen de voorzitter van de rechtbank, Eric Druijf, volgens hem onzin vertelde over hoe de wapenstok gehanteerd dient te worden. „Als je weet wat wij elk weekeinde meemaken met doorgesnoven en ladderzatte kroegtijgers, dan is het wel heel wrang dat een politieman die zijn werk doet in de verdachtenbank eindigt”, zei een agent tijdens een schorsing bij de koffieautomaat.

Foto Laurens van Putten/ANP

Officier van justitie Ronald de Kruijk vond dat agent Mirza C. „fors te ver is gegaan” bij het gebruik van de wapenstok. „Het in enkele seconden drie keer bovenhands slaan op het lichaam van het slachtoffer” is volgens de aanklager buitenproportioneel gewelddadig. „Van een politieagent mag worden verwacht dat hij in precaire situaties meer dan een gewone burger zelfbeheersing en tactisch inzicht heeft. „De officier van justitie vorderde een werkstraf van zestig uur.

Het vonnis werd uitgesproken op 28 oktober. Mirza C. werd vrijgesproken van het schenden van de geweldsinstructie voor opsporingsambtenaren. De manier waarop hij zijn wapenstok gebruikte, was volgens de rechtbank conform de geweldsinstructie. „Verdachte was op het moment van slaan net hard op zijn achterhoofd geraakt, zag dubbel en was bang dat hij knock-out zou worden geslagen als hij [de aan te houden man] niet snel onder controle zou krijgen. Verdachte moest in een fractie van een seconde beslissen en onder die omstandigheden kon niet van hem worden verwacht dat hij het effect van de eerste klap met de wapenstok zou afwachten”.

Het OM heeft beroep aangetekend tegen de vrijspraak.