‘We leven hier erg van dag tot dag’

Bertine: „Het was op een maandag in 2017 toen ik om twaalf uur ’s middags gebeld werd. Of wij die volgende dag twee kinderen konden opvangen, een broertje en een zusje, tien maanden en twee jaar oud. We stonden als pleeggezin open voor plaatsing van één kind tussen de nul en de twee jaar oud. Dit waren er twee – en we moesten binnen een uur beslissen. Toen hebben we gezegd: oké, let’s go. We gaan het gewoon doen.”

Ron: „Als een malle hebben we thuis twee slaapkamertjes ingericht. Vrienden hielpen met ledikantjes, dekbedjes, wat speelgoed. Ik weet nog dat ik in de winkel stond voor luiers en dacht: welke maat luier draagt een kind van tien maanden eigenlijk? We hadden geen idee.”

Bertine: „Tot die tijd hadden we altijd een goed leven gehad. We werkten allebei – ik als verpleegkundig specialist, Ron als ict’er – en konden vier keer per jaar op vakantie. Maar of dat nou bevredigend was? Toen zelf kinderen krijgen niet lukte, zijn we het pleegzorgtraject ingerold.”

Ron: „Het omkijken naar een ander, daar zijn we allebei mee opgevoed.”

Bertine: „En toen hadden we opeens een gezin met twee kinderen. Ons leven is 180 graden omgedraaid.”

Ron: „We konden om en om verlof opnemen om er de eerste tijd voor hen te zijn.”

Bertine: „Dat was best een heftige periode. Trauma en hechtingsproblematiek zorgen ervoor dat dit soort kinderen al bij relatief kleine stressfactoren gedragsproblemen laten zien. Ieder kind heeft een zogeheten window of tolerance; een kader van wat ze aankunnen. En deze kinderen gaan nogal snel ‘uit hun raampje’, om het zo te zeggen. Ook bij ons. De minste of geringste wijziging van structuur voelde meteen onveilig voor ze. Dat uitte zich in krijsen, gillen, elkaar pijn doen, ’s nachts alleen maar uit bed willen.”

Ron: „Om het toch allemaal in goede banen te leiden, zijn we gaandeweg onze grenzen steeds een beetje gaan oprekken. We gingen minder werken zodat er altijd iemand thuis was, gingen niet meer op bezoek bij vrienden of familie.”

Bertine: „Op een gegeven moment merkten we hoeveel rustiger de kinderen waren na een dag thuis in plaats van op de opvang. Dus heb ik na drie jaar mijn baan opgezegd.”

Ron: „Ik ben toen weer vier dagen gaan werken, zodat we het financieel zouden redden.”

Bertine: „Ik ben me helemaal suf gaan lezen over hechting en trauma en heb allerlei cursussen gevolgd. Nu kan ik hun gedrag een stuk beter begrijpen, maar de hechtingsproblematiek drukt nog steeds een forse stempel op het gezin. Met één vingerknip kunnen ze ontploffen. Ze hebben voortdurend iemand nodig die hun emoties voor ze ondertitelt. Zo van: je zusje neuriede een liedje, dat vond jij niet leuk en daarom werd je boos en wilde je haar slaan. Maar dat mag niet. Nu gaan we even rustig worden en daarom gaan we even een boekje lezen – en dat dan tien keer per dag.”

Realistisch beeld van pleegzorg

Bertine: „Mijn dag begint om half zeven. Dan heb ik een half uur om de tassen te pakken, het ontbijt klaar te zetten en de vaatwasser uit te pakken. Om zeven uur staan de kinderen op en gaan we aankleden. Dan ben jij de deur al uit.”

Ron: „Ja. Vier dagen in de week sta ik om vijf uur op zodat ik met de trein naar mijn werk in Utrecht kan. Ik ben er dan vroeg, zodat ik ’s middags vanaf vier uur weer thuis mee kan helpen.”

Bertine: „De kinderen kalm en rustig op school krijgen is al een hele opgave. En dan begint de rest van de dag met afspraken: met de voogd, de pleegzorgwerker, hulpverleners, de intern begeleider op school. Het is echt een baan.”

Ron: „En een flinke ook. Als ik op woensdag voor de kinderen zorg, denk ik na één dag al: wow. Dan ben ik totaal uitgeblust.”

Bertine: „Dat was voor mij ook een reden om mee te doen met dit interview. In de Week van de Pleegzorg zijn er spotjes op tv die zeggen: een pleegkind, dat neem je er zó bij in je gezin. Nou, dat is onzin. De problematiek is misschien niet altijd zo erg als bij ons, maar het is wel gewoon aanpoten. Ik wil graag een realistisch beeld schetsen van de pleegzorg.”

Ron: „Het is zwaar én het is mooi. Dat we drie jaar geleden nog een baby’tje in ons gezin hebben opgenomen, zegt ook wel wat natuurlijk.”

Bertine: „Ik houd zielsveel van ze, als ware het mijn eigen biologische kinderen. Althans, ik denk dat het zo voelt. Dat maakt dat je bereid bent ver te gaan.”

Ron: „De momentjes waarvan we genieten, zijn als we op zondag met z’n allen naar het bos gaan. Dat is wel binnen kaders – langer dan anderhalf uur moet het niet duren – maar dan is het mooi als je ze zo ziet lopen. Dan krijg je weer energie om het de momenten daarna vol te kunnen houden.”

Veel krachtiger dan je denkt

Bertine: „Wat we over onszelf hebben geleerd? Oh, zoveel. Je huilt een keer, je baalt een keer, en toch lukt het om daarna weer door te gaan. Je bent veel krachtiger dan je denkt.”

Ron: „Het contact met andere pleegouders is heel belangrijk. Zij snappen wat we meemaken.”

Bertine: „We leven hier erg van dag tot dag. Waar gaat het heen als ze puber worden? Houden we ze dan binnenboord? Dat weten we gewoon niet. Ik hoop van ganser harte dat ze uitgroeien tot gelukkige volwassenen, die met vertrouwen in de wereld staan, die relaties aan kunnen gaan en zelfstandig kunnen wonen en werken. Dat wordt heel hard werken en of het lukt, weet ik niet. Maar dan kunnen we onszelf recht in de spiegel aankijken en zeggen: we hebben gedaan wat we konden.”