We kunnen ook met klimaatverandering vrijwel overal bouwen, vinden optimisten. Niet verstandig, zeggen critici

Stress is een groot woord. Maar veel waterschappen maken zich sinds een paar maanden wel zorgen over een nieuwe koers die het kabinet, gesteund door een meerderheid in de Tweede Kamer, lijkt te varen in het ruimtelijk beleid.

Nederland „loopt steeds vaker tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan”, schreef ruim twee jaar geleden de toenmalige minister van Infrastructuur en Waterstaat, Mark Harbers (VVD). „Door water en bodem sturend te laten zijn in de ruimtelijke ordening, kunnen we in Nederland ook in de toekomst met een ander en grillig klimaat blijven leven, wonen en werken. In een veilige omgeving, met een gezonde bodem, voldoende en schoon water.” Dat uitgangspunt klonk veel waterschappers en klimaatdeskundigen als muziek in de oren.

Maar Harbers’ opvolger Barry Madlener (PVV) tapt uit een ander vaatje. Het principe is „onbedoeld allesbepalend” geworden en wordt gezien een „belemmering” voor de ruimtelijke ordening, vooral bij het bouwen van de noodzakelijke woningen. „Dat is niet waar we voor staan”, schreef Madlener onlangs aan de Kamer. „We willen ons juist richten op wat wel kan en moet, gebaseerd op de kennis die we hebben van ons water- en bodemsysteem in een veranderend klimaat. We willen op zoek naar oplossingen die de verschillende belangen verenigen in plaats van scheiden, door zoveel mogelijk multifunctioneel ruimtegebruik en creatieve oplossingen. Daarom hanteren we vanuit het Rijk nu de term ‘rekening houden met’.”

Gemeenten zijn ‘rigide’

Het was minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, BBB) die in de Kamer als eerste het begrip „sturend” ter discussie stelde. Anderen volgden. Eén van de voorstanders van de nieuwe aanpak is VVD-Kamerlid Peter de Groot. „Uiteraard is het soms verstandig om op bepaalde plaatsen niet te bouwen. Maar ik heb signalen dat waterschappen star opereren en dat gemeenten zich rigide opstellen. Op bepaalde plaatsen wordt bouwen niet toegestaan. Er bestaat zelfs een kaart van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat waarop beperkingen gelden voor delen van Flevoland, wat ertoe kan leiden dat we in een van de veiligste polders niet tot woningbouw zouden kunnen komen. Terwijl met technische oplossingen veel mogelijk is. Als je maar goede afspraken maakt. In sommige gevallen zullen de plannen dan te duur worden, maar dat is een andere kwestie.”

Het zou spijtig zijn als dit kabinet het relatief nieuwe ruimtelijke beleid daadwerkelijk zou verlaten, want dat water en bodem „sturend” zijn is geen „dogma” maar een „uitgangspunt”, meent Kees Jan de Vet, dijkgraaf van het waterschap Brabantse Delta. „Wij zijn geen tegenmacht bij woningbouw. Er moeten veel woningen worden gebouwd. Maar er zijn nu eenmaal gebieden, buitendijks bijvoorbeeld, waar je beter niet kunt bouwen. Wij willen daarover meepraten. Dat lukt ook goed. Wij zitten in Brabant met de provincie en gemeenten aan tafel over toekomstige woningbouwlocaties. Na onderzoek, die wij botsproeven noemen, zijn al enkele locaties vanwege water en bodem afgevallen. Daar zijn alternatieven voor gezocht en gevonden.”

Is nieuw beleid symbolisch?

De grootste politieke criticus van het nieuwe beleid is Kamerlid Geert Gabriëls (GroenLinks-PvdA). „Ik begrijp niet waarom deze beleidswijziging is doorgevoerd”, zegt hij. „Is het alleen symbolisch of zit er meer achter? Hoe kan dit kabinet stellen dat het beleid te bepalend dreigt te worden, als rapporten er juist op wijzen dat Nederland systeemkeuzes moet maken vanwege de klimaatverandering? Dat is toch een no brainer? Dit kabinet houdt geen rekening met de toekomst.”

Gabriëls wijst op de bodemdaling en funderingsschade, op vaker voorkomende perioden van droogte én van zware regenval zoals in Zuid-Limburg ruim drie jaar geleden, op de gevaren van verzilting en van wegzakkend grondwater. „Juist in deze tijd moeten we voorkomen dat we huizen bouwen die over vijftig jaar op de verkeerde plaats blijken te staan, en onverkoopbaar worden.”

Veel waterschappers slaan inmiddels een verzoenende toon aan. Het zal zo’n vaart niet lopen, hopen ze, mits er naar hen wordt geluisterd. Wellicht, zeggen velen, is er sprake van een „semantische discussie”. De discussie is „politiek gepolariseerd”, zegt Toon van der Klugt, tot begin 2025 dijkgraaf van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. „Er wordt hier en daar gesuggereerd dat waterschappen de baas zouden willen zijn over de ruimtelijke ordening. Daar is geen sprake van. Wat wij willen, is dat ons tijdig gevraagd wordt om deskundig advies, voor het algemeen belang, en dat er met dat advies iets wordt gedaan. Wij hebben een redelijk verhaal. Er wordt soms net gedaan alsof de woningbouw op slot zit doordat wij dwars liggen. Dat klopt niet. Ik durf te stellen dat er geen enkel project in heel Nederland stil ligt omdat de waterschappen dat tegenhouden.”

Het hoogheemraadschap stapte eerder naar de Raad van State vanwege een conflict met de gemeente Zuidplas. Die wil achtduizend woningen bouwen in een diepe polder, maar volgens het hoogheemraadschap is er „onvoldoende zekerheid” dat een nieuw dorp op deze „complexe locatie” voor de komende honderd jaar of meer een „duurzaam goede en klimaatbestendige inrichting en daarmee ook een goede leefomgeving” zal zijn. Van der Klugt: „Wij hebben niet gezegd dat de gemeente niet zou mogen bouwen. Wij zijn het alleen niet eens over het borgen van de voorwaarden in het bestemmingsplan. Wij blokkeren niets, wij zeggen alleen: gebruik je verstand, wuif onze bezwaren niet weg, want daar krijg je heel veel spijt van.” Het kabinet heeft onlangs voormalig topambtenaar en oud-deltacommissaris Wim Kuijken als ‘onafhankelijk adviseur’ aangewezen.

Nieuwbouw is ‘veiliger dan ooit’

Dat water en bodem niet meer „sturend” zijn bij de ruimtelijke ordening, is ingenieur en publicist Ties Rijcken een pak van het hart. Rijcken: „Dat water en bodem belangrijk zijn, is evident. Maar er wordt te vaak gesteld dat de grenzen van het systeem zijn bereikt, alsof er een moment is waarop je moet zeggen dat we ineens niet meer veilig zijn. Er is een grijs gebied tussen veilig en niet veilig en het gaat om een balans tussen het respecteren van de eigenschappen van een gebied en het manipuleren daarvan door mensen om er te kunnen wonen en werken. Wat de waterwereld vaak wil, is de eigen opvattingen over veiligheid dichttimmeren met juridische regels. Wat ik mis is de aandacht voor de ruimte voor onderhandelingen tussen wensen van bouwers en de eisen van waterveiligheid en klimaatverandering.”

Waterschappen moeten het belang van veiligheid bij nieuwe woningen bovendien niet overdrijven, meent Rijcken. „Er wordt gezegd dat we niet buitendijks kunnen bouwen en niet in diepe delen van diepe polders. Dat zou tot een ramp kunnen leiden. Maar we hebben al eeuwenlang in die gebieden gebouwd. En de woningen die we nu bouwen, zijn veel veiliger dan die oude woningen ooit zijn geweest.”

En er zit Rijcken nog iets anders dwars, namelijk dat waterschappen voorwaarden opleggen aan bouwers en toekomstige woningeigenaren, terwijl waterschappen naar zijn mening ook zelf moeten bijdragen aan een veilige en duurzame omgeving. „Daar zijn ze toch voor? Waterschappen zeggen bijvoorbeeld dat als je tienduizenden woningen bouwt in de Utrechtse polder Rijnenburg, de bouwers er dan zelf voor moeten zorgen dat ze het regenwater opslaan. Je kunt evengoed redeneren dat het waterschap daarvoor moet zorgen. Daar betalen de inwoners van Rijnenburg straks toch ook waterschapsbelasting voor?”

Coolsingel opengraven?

Op dat laatste verwijt wil dijkgraaf Toon van der Klugt van hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard wel reageren. „Als mensen een stuk weiland willen veranderen door er een dorp of een bedrijventerrein op te zetten, dan is het niet voor ons eigen gemak dat wij zeggen dat die mensen de gevolgen daarvan voor het waterbeheer zelf moeten compenseren of betalen. Zij moeten zelf zorgen dat die grond klimaatbestendig is. Dat is een gezond principe. Want als wij dat doen, moeten wij meer belasting heffen bij mensen die met dat dorp of dat bedrijventerrein niets te maken hebben.”

Waar de gehele bevolking wél aan zal moeten meebetalen, aldus Van der Klugt, is het klimaatbestendiger maken van de bestaande omgeving. „Hoe kunnen we de dichtbebouwde Randstad klimaatbestendiger maken? Dat is een enorme opgave”, zegt hij. „We kunnen de bestaande steden niet zomaar afbreken. We kunnen niet de Rotterdamse Coolsingel opengraven om er water in te bergen. Laten we met z’n allen de kosten dragen van alles wat we daaraan moeten doen.”


Lees ook

Te veel zand en te veel water: Marc en Marjo moeten in de duinen te vaak afstappen – of zelfs omdraaien

In de duinen bij Bloemendaal ligt soms zoveel water dat fietsers het niet droog houden.