‘We balanceren tussen te veel en te weinig water’, zegt de dijkgraaf

Het werk van adviseur Harold van Waveren is veranderd. In zijn functie bij Rijkswaterstaat was hij ooit af en toe, een halve dag per week, voorzitter van een commissie die ’s winters de maatregelen coördineerde bij dreigende wateroverlast en overstromingen, en ’s zomers bij watertekorten en droogte. Sinds zes jaar is hij echter regelmatig vele dagen per week voor de commissie actief. En nu is zelfs aan het begin van de zomer de commissie weer bijeen, niet vanwege droogte maar overstromingsdreiging. „Bijzonder”, zegt hij. „Vroeger maakten we onderscheid tussen laagwaterseizoen en hoogwaterseizoen. Dat doen we niet meer.”

De Rijn bereikte zaterdag een piek van ruim vijfduizend kubieke meter water per seconde bij Lobith, vooral door langdurige regenval in Duitsland. Er werden campings in de uiterwaarden ontruimd, en veel boeren zien de komende maanden zorgelijk in. Dijkgraaf Jeroen Haan, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: „Weersextremen lijken het nieuwe normaal te worden. De grond is verzadigd door het zeer natte voorjaar. Elke druppel die nu valt, kan eigenlijk niet meer de bodem in en gaat óf de rivier in, óf het land en de straat op. We voeren extra inspecties uit, niet alleen op dijken, maar overal waar overlast bestaat.”

Dat alle nattigheid van nu garandeert dat er deze zomer altijd voldoende zoet water beschikbaar zal zijn, voor allerhande toepassingen, is nog niet zeker. Van Waveren: „Het risico is aanzienlijk kleiner geworden. Voor het westen van Nederland zal het met die droogte wel goed komen. Het IJsselmeer zit tjokvol. Maar de hogere zandgronden in het zuiden en oosten zijn afhankelijk van neerslag en blijven kwetsbaar, omdat die gronden snel kunnen uitzakken bij langdurige droogte met veel zon.”

Niet alles valt weg te pompen

De watermanagers in Nederland behoren tot de wereldtop, stelde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) al eens eerder vast. Met de nog lopende dijkversterkingen wordt Nederland straks zelfs nog veiliger, ondanks de effecten van klimaatverandering. Maar, zeggen de watermanagers zelf, het technisch vernuft is niet eindeloos en met de extreme weersomstandigheden kunnen burgers, boeren en bedrijven er niet meer voetstoots van uitgaan dat wateroverlast en droogte altijd wel bestreden kunnen worden. Van Waveren: „Het grootste risico is gebrek aan bewustzijn bij burgers en bestuurders dat het ook weleens fout kan lopen.”

Medewerkers van waterschappen, zoals onlangs personeel van waterschap Brabantse Delta, krijgen soms te maken met agressie en zelfs bedreigingen door mensen die wateroverlast hebben. Jeroen Haan: „Mensen denken al snel dat wij overal een pomp kunnen wegzetten. Maar zo eenvoudig is dat niet. Want waar laat je dat water dan vervolgens weer?”

Hij constateert dat incidentele zware buien het watersysteem kunnen ontwrichten, en maakt de vergelijking met de menselijke bloedbaan. „Als jouw aorta is verstopt, moet je gedotterd worden. Maar wat als ook jouw haarvaten niet goed functioneren? Dan red je het niet met een nieuw, sterk hart en een grotere pomp. Dan moet je ook aan die haarvaten iets doen. En dat is ingewikkeld.”


Lees ook

De grenzen van het Nederlandse watersysteem zijn bereikt

Extreem hoge waterstand in de Waal door smeltwater uit Duitsland, februari 2021.

Grenzen aan het waterbeheer

De visie van de watermanagers sluit aan bij wat de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur woensdag in een advies stelt: dat klimaatverandering het „steeds minder vanzelfsprekend” maakt dat waterbeheerders in Nederland „altijd en overal de condities scheppen” om ergens te kunnen wonen, werken en recreëren. „In sommige gebieden en voor sommige activiteiten komen de grenzen in beeld van wat nog kan.”

De Raad doet een reeks aanbevelingen, zoals „tijdig vitale keuzes” maken over een nieuwe waterhuishouding; de introductie van een „toets” op de houdbaarheid van ruimtelijke plannen; het reserveren van „tijdelijke” voorzieningen voor natuur, energie of wonen in gebieden die later misschien voor water nodig zijn; het informeren van burgers, overheden en bedrijven door een ‘waterkalender’ over de gevolgen van klimaatverandering voor veiligheid, overlast en zoetwatervoorziening.

Weersextremen lijken het nieuwe normaal te worden

Jeroen Haan
dijkgraaf

„Zo weet de samenleving op welke waterstaatkundige condities redelijkerwijs gerekend kan worden, tot wanneer dat het geval is en welke onzekerheden er daarna aan de orde zijn”, aldus de Raad. „Nu gaan partijen er te gemakkelijk vanuit dat zij zich niet hoeven aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, ook omdat te gemakkelijk wordt verondersteld dat de overheid de portemonnee trekt bij calamiteiten of andere onvoorziene gebeurtenissen.”

Wat dit alles in de praktijk voor waterbeheerders betekent? Dijkgraaf Haan: „We balanceren tussen te veel en te weinig water.” Van Waveren: „Je kunt dat het beste in alle openheid bespreken. Zodat mensen ook zelf maatregelen kunnen nemen. In de Achterhoek werken boeren bijvoorbeeld intensief samen met het waterschap om te zorgen dat ze in droge tijden toch voldoende water hebben en een goede oogst kunnen krijgen. Of ze kunnen minder kwetsbare gewassen telen.”

Water voor fruittelers

Jeroen Haan: „Nederland zal er aan moeten wennen dat we tijdens langdurige droge periodes niet altijd overal voldoende water kunnen bieden. De vraag is dan wie dat water nog krijgt. Nederlandse fruittelers hebben heel veel water nodig om in het voorjaar hun bomen te beregenen als bescherming tegen nachtvorst. Zij denken nu na over hoe ze met minder water toch voldoende bescherming kunnen bieden. Maar als fruittelers willen uitbreiden, zullen de waterschappen duidelijk maken dat er binnen het watersysteem niet nog meer ruimte is, en dat ze het beschikbare water samen moeten verdelen.”

Zo is het, vindt ook de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. „De overheid kan niet meer tot in lengte van jaren dezelfde zekerheden bieden aan de samenleving als voorheen. In veel gevallen waren dit overigens al geen zekerheden, maar werden ze door de samenleving wel als zodanig ervaren.”