Wat vindt NRC | Wat te doen met cultuur in tijden van oorlog?

Commentaar

‘Als we besparen op cultuur, waar vechten we dan nog voor?” De vraag is meer dan eens toegeschreven aan Winston Churchill, toen hem gevraagd werd of er omwille van de oorlogsindustrie niet bezuinigd moest worden op cultuur. De vraag stellen is hem beantwoorden, zelfs al heeft Churchill het zich nooit afgevraagd.

De Oekraïense president Volodymyr Zelensky gaf vorige week wel echt antwoord. „In tijd van oorlog moet de maximale aandacht, en zodoende de staatsfinanciën, uitgaan naar defensie”, zei hij nadat hij had gesuggereerd Oleksandr Tkatsjenko, de minister van Cultuur, te vervangen. Er speelden nog andere problemen rondom Tkatsjenko, maar los daarvan is het een duivels dilemma. Waarom zou je theaters en musea openhouden terwijl bommen steden vernietigen? Cultuur biedt troost, heet het vaak, maar wat heb je aan een museumbezoek als je naaste net is doodgeschoten?

Inmiddels hebben de meeste musea hun kunstvoorwerpen opgeborgen in de hoop dat de objecten de oorlog overleven, dus wat kunst aangaat is het wachten op betere tijden. De stad Odesa, deels Unesco-erfgoed, wordt nu kapot geschoten. Moet je je dan nog hechten aan cultuur, als die zo eenvoudig te vernietigen is? Musea, culturele centra en andere cultuuruitingen zijn belangrijk, zei Zelensky ook, „maar er zijn nu andere prioriteiten. Vind andere fondsen. Geen staatsfondsen.” Bovendien: wie aangeeft cultuur onbelangrijk te vinden, maakt er een minder aantrekkelijk doelwit van.


Lees ook: De kunst is van de museummuren gehaald. ‘Niets is veilig in Oekraïne’

Tkatsjenko stelde tegenover Zelensky toen hij zijn ontslag indiende: „Oorlog wordt niet alleen gevochten om grondgebied, ook om mensen.” Cultuur, zo benadrukte hij, staat voor het geheugen, de geschiedenis, de taal, de creativiteit en het erfgoed van een land. Cultuur vormt kortom de identiteit van een land.

Het was niet voor niets dat musea in het begin van de oorlog veelal het mikpunt van raketaanvallen waren. Het ging Poetin niet alleen om het gebied, maar ook om het vernietigen van de Oekraïense cultuur. Het bombardement op de kathedraal in Odesa vorige week, toonde weer eens de symbolische betekenis die Oekraïense cultuur heeft voor Rusland: Stalin had de kathedraal in de jaren dertig van de vorige eeuw al eens vernietigd, de wederopbouw kwam tot stand toen Oekraïne een zelfstandig land werd, Poetin vernietigde het idee van een Oekraïense zelfstandigheid.

Vanuit Europa werd vanaf het begin van de Russische inval benadrukt dat de Oekraïense cultuur beschermd moest worden. De Europese Unie ondersteunt gevluchte kunstenaars, financiert culturele instanties en onderstreept het belang van het erfgoed in Oekraïne. De manier waarop in de begindagen standbeelden in Oekraïense steden werden ingepakt maakte breed indruk. Massaal werd er gestemd op de Oekraïense inzending bij het songfestival en maakten de woorden van Oleh Psjoek, de zanger van het Kalush Orchestra, indruk toen hij zei dat ze naar het Eurovisie Songfestival waren gekomen „om iedereen te laten zien dat onze cultuur bestaat, dat onze muziek leeft”. Sommigen gingen zelfs mee in de oproep van Zelensky om de Russische cultuur te boycotten.


Lees ook over Kalush Orchestra: ‘Dit is een overwinningslied, geen oorlogslied’

Zelensky verdient alle wapens die hij nodig heeft, maar er zit een gevaar in het boycotten en relativeren van het belang van cultuur. Niet omdat cultuur de rechtvaardiging voor de strijd hoeft te vormen, maar wel vanuit de vrees wat er overblijft wanneer je de cultuur offert. Vrij naar het beroemde citaat van H.M. van Randwijk: niet alleen lijf en goed staan op het spel. Er is ook nog zoiets als licht.