Een regering die ingrijpt in de persvrijheid moet daar heel sterke argumenten voor hebben. Want persvrijheid is een grondrecht, en in een democratische samenleving onontbeerlijk. De Duitse regering heeft vorige week het extreem-rechtse tijdschrift Compact verboden. Of meer precies: ze heeft de organisatie verboden die het blad uitgeeft. Daarmee is onmiddellijk ook een eind gekomen aan de verschijning van het blad, zijn online-uitingen, zijn video-tak en de webwinkel.
Ter rechtvaardiging van het besluit zei minister van Binnenlandse Zaken Nancy Faeser (SPD) dat Compact „de centrale spreekbuis van het extreem-rechtse milieu” is en dat het zijn publiek „ophitst tegen Joden, mensen met een migratie-achtergrond en de parlementaire democratie”. Haar ministerie vreesde dat het blad (oplage 40.000 exemplaren), door de omverwerping van het politieke systeem te propageren, mensen zou opstoken tot „handelingen tegen de constitutionele orde”. Lees: mensen zou aansporen tot een al dan niet gewelddadige opstand.
Het is belangrijk geen illusies te koesteren over het serieuze gevaar dat radicaal- en extreem-rechts belichamen – voor allerlei minderheidsgroepen in de samenleving, en ook voor de samenleving als geheel en voor haar democratische instituties. Maar de vraag is of daarmee het de facto verbieden van media, hoe afstotelijk en verwerpelijk hun inhoud ook is, te rechtvaardigen is.
Racisme, antisemitisme en oproepen tot geweld zijn in Duitsland bij wet verboden. Auteurs en uitgevers die zich daaraan schuldig maken kunnen per geval worden aangepakt. Ook kan een hele editie van een blad uit de handel worden genomen, in plaats van de veel drastischer maatregel van een complete sluiting van blad en redactie.
De persvrijheid is in Duitsland verankerd in de Grondwet. Dat maakt het juridisch bijzonder moeilijk voor de overheid om een publicatie te verbieden. Minder hoge horden zijn er om een vereniging te verbieden, of een bedrijf. Dat verklaart dat de minister formeel niet Compact verbiedt, maar de firma erachter. Het zou niet gaan om het inperken van de persvrijheid, maar om het beteugelen van een veel bredere organisatie.
Oprichter en hoofdredacteur van Compact Jürgen Elsässer zal het verbod op zijn bedrijf, en daarmee zijn blad, naar verwachting aanvechten voor de rechter. Juristen in Duitsland achten het goed mogelijk dat het verbod uiteindelijk geen stand houdt. Sneuvelt het, dan is dat niet alleen een pijnlijke nederlaag voor de minister. Aanhangers van radicaal- en extreem-rechts zullen zich bevestigd voelen in hun overtuiging dat de regering er niet voor terugdeinst hen desnoods met onwettige middelen het zwijgen op te leggen.
Ook de manier waarop minister Faeser de actie tegen Compact in de openbaarheid bracht, kan een averechts effect hebben. Toen speciale eenheden van de politie met bivakmutsen op vorige weekhet huis van Elsässer, tevens hoofdkwartier van Compact, kwamen doorzoeken bleek de pers al te zijn ingelicht. Wie toch al gelooft dat de staat en de media twee handen op één buik zijn, zal daar nu een nieuwe aanwijzing voor zien.
De hoofdredacteur stond in zijn ochtendjas als eenling tegenover de gemaskerde vertegenwoordigers van de staat. Elsässer en zijn medestanders, die zich graag presenteren als slachtoffers van een repressief systeem, hadden zich nauwelijks een beter beeld kunnen wensen. Al met al heeft de Duitse regering het risico genomen dat het verbod van Compact het vertrouwen in de democratie niet versterkt, maar verzwakt.