Wat vindt NRC | Kamer neemt risico door bedrijfsleven in onzekerheid te storten

Was het een inschattingsfoutje van D66? Het lijkt er wel op. Deze week vroeg Kamerlid Sneller (D66) zijn collega’s in het parlement om een uitspraak over het Nationaal Groeifonds. Door de formatie was er wat verwarring over de aanstaande heropening van het fonds op 1 juni ontstaan en Sneller dacht met een Kameruitspraak de boel vlot te kunnen trekken.

Maar precies het tegenovergestelde gebeurde. Een meerderheid van de Kamer keerde zich tegen Snellers verzoek om steun voor heropening, waarop demissionair minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens (VVD) het fonds dan maar helemaal on hold zette. Voorlopig geen nieuwe aanvragen meer vanuit de samenleving, voorlopig even geen 3,4 miljard euro subsidie voor groei- en innovatieve projecten.

Daarmee lijkt een voortijdig einde te komen aan het veelbesproken Wopke-Wiebes-fonds, naar zijn twee oprichters Wopke Hoekstra (CDA) en Eric Wiebes (VVD). Het onafhankelijke fonds werd in 2020, een tijd van ongekende financiële overvloed, opgezet en destijds beloofde het kabinet in totaal 20 miljard euro in vijf jaar tijd aan innovatieve projecten te spenderen.

De eerste rondes waren best succesvol. Er gingen miljarden naar veelbelovende projecten en vanuit overheden, universiteiten en het bedrijfsleven werd veel tijd en geld gestoken in het indienen van goede projecten. Maar de politiek kreeg ook steeds meer greep op de pot met miljarden. Eerst werd het tolvrij maken van de Westerscheldetunnel al uit het fonds betaald, en vorig najaar trok de Kamer onder leiding van de VVD honderden miljoenen uit het fonds om een geplande accijnsverhoging op benzine af te wenden. En nu stopt het fonds dus helemaal.

De vraag is of dat erg is. De tijden zijn veranderd sinds het fonds van start ging. Geld lenen is niet meer gratis en de tijd dat de overheid zonder al te veel risico miljarden kon inzetten om de groei en innovatie aan te jagen is voorbij. En dan is er nog de algemene kritiek van onder meer de Raad van State en de Algemene Rekenkamer op de controleerbaarheid van dergelijke fondsen. Er is kortom veel tégen zo’n constructie. Niet voor niets waren veel partijen (waaronder de nu formerende) in hun verkiezingsprogramma’s kritisch op het voorbestaan van het fonds.

Maar als het er dan eenmaal is, blijf er dan vanaf. Met de plotselinge sluiting neemt de Kamer namelijk een groot risico. Bedrijven en overheden die aanspraak wilden maken op de nieuwe ronde, hadden daar al veel tijd en geld in gestoken. Dat is nu allemaal voor niets geweest. Zo toont de overheid zich een weinig betrouwbare partner, juist op een moment dat het bedrijfsleven toch al kritisch is op de vermeende uitholling van het vestigingsklimaat. Zelfs een apart fonds, dat juist bedoeld was om zich te onttrekken aan de politieke waan van de dag, is niet veilig voor de wispelturige Kamer.

Vanuit het bedrijfsleven klinkt inmiddels de roep om de gelden die nog via het fonds uitgedeeld zouden worden (in totaal ruim 7 miljard voor de komende twee jaar) in elk geval beschikbaar te houden voor innovatie. De vorm doet er inmiddels minder toe, als het geld maar blijft rollen.

Daar moeten de formerende partijen een antwoord op vinden. Het onderhandelen over de inhoud moet nog beginnen, maar het lijkt erop dat om aan de wensen van PVV, VVD, NSC en BBB te voldoen, er meer miljarden nodig zijn dan er beschikbaar lijken. Het staat elke politieke partij vanzelfsprekend vrij om het land te runnen op de manier die haar goeddunkt. Toch zou het verstandig zijn om beleidsconsistentie en de lange termijn wat centraler te zetten in hun keuzes. Politiek opportunisme kan uiteindelijk veel meer kapotmaken dan alleen een Groeifonds.